ECLI:NL:RBNNE:2021:706

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
LEE 19/3533
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van omgevingsvergunning voor verplaatsen van recreatiearken en aanleggen van vlonders

Op 9 februari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de bodemzaak LEE 19/3533, waarin eisers bezwaar maakten tegen een omgevingsvergunning verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden. De vergunning betrof het verplaatsen en herlokaliseren van drie recreatiearken en het aanleggen van vlonders bij de locatie De Burd. Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, hebben verzocht om rechtstreeks beroep, wat door verweerder is gehonoreerd. Tijdens de zitting op 6 oktober 2020 zijn de zaken gelijktijdig behandeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder op 28 mei 2019 een aanvraag heeft ingediend voor het verplaatsen van de recreatiearken, maar dat de onderbouwing van het bestreden besluit vervalt door een eerdere uitspraak van de rechtbank op 9 februari 2021, waarin een eerdere omgevingsvergunning werd vernietigd. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven, omdat de strijdigheid met het bestemmingsplan niet is opgeheven. Hierdoor is het beroep van eisers gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd.

De rechtbank heeft verweerder opgedragen om opnieuw te beslissen op de aanvragen van vergunninghouder en heeft bepaald dat het betaalde griffierecht aan eisers moet worden vergoed. Tevens zijn de proceskosten van eisers vastgesteld op € 1.068,--. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum, en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 19/3533

uitspraak van de meervoudige kamer van 9 februari 2021 in de zaak tussen

[eiseres] te [vestigingsplaats] ,

[eiser 1], te [woonplaats 1] ,
[eiser 2], te [woonplaats 2] ,
[eiser 3], te [woonplaats 3] ,
[eiser 4] ,te [woonplaats 4] ,
tezamen te noemen eisers
(gemachtigde: mr. W.R. van der Velde),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden, verweerder
(gemachtigden: P. Jager, M. Vreeswijk en R. Otte),
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Grouster Vastgoed Maatschappij B.V., te Grou
(gemachtigde: [gemachtigde 1] ).

Procesverloop

Bij besluit van 29 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan [vergunninghouder] (vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor het verplaatsen / herlokaliseren van 3 recreatiearken en het aanleggen van
vlonders bij de locatie De Burd.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt en verweerder verzocht om in te stemmen met rechtstreeks beroep, conform artikel 7.1a van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb).
Verweerder heeft met het verzoek om rechtstreeks beroep ingestemd.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op de zitting van 6 oktober 2020 gelijktijdig behandeld met de zaken die bij de rechtbank zijn geregistreerd onder de nummers LEE 19/2200 en LEE 19/2519. [eiser 1] en [eiser 4] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde en door [gemachtigde 2] . De overige eisers zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde, bijgestaan door
[gemachtigde 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De derde-partij is vertegenwoordigd door haar gemachtigde, bijgestaan door [gemachtigde 3] en [gemachtigde 4] .

Overwegingen

Feiten
1. Op 28 mei 2019 heeft vergunninghouder een aanvraag ingediend voor het verplaatsen / herlokaliseren van drie recreatiearken van Grou naar locatie De Burd, inclusief het aanbrengen van vlonders op locatie De Burd. Hierbij heeft vergunninghouder aangegeven dat het gaat om het aanbrengen van kabels en leidingen conform de tekening welke is opgenomen in de bijlage. Daarnaast heeft vergunninghouder aangegeven dat het gaat om het aanbrengen van 5 vlonders, elk met een afmeting van circa 3x5 meter.
1.1
Op 28 mei 2019 heeft vergunninghouder ook een aanvraag ingediend voor het afmeren van een recreatieschip in een waterstaatswerk of beschermingszone. Hierbij heeft vergunninghouder aangegeven dat het gaat om het verplaatsen van drie recreatiearken van Grou naar locatie De Burd. Vergunninghouder heeft hierbij gewezen op de bijlage 'Verhuizing 3 recreatiearken en specificatie innemen ligplaats [naam] '.
2. Welstandsadvisering en monumentenzorg Hûs en Hiem (welstandscommissie) heeft op 27 augustus 2019 advies uitgebracht. In dit advies geeft de welstandscommissie aan dat, gelet op de ingediende gegevens, getoetst aan de door de gemeenteraad vastgestelde criteria, het plan voldoet aan de redelijke eisen van welstand.
2.1
Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het verplaatsen / herlokaliseren van 3 recreatiearken en het aanleggen van vlonders. Hierbij heeft verweerder aangegeven dat op de gronden de voorschriften van artikel 6 ‘natuur’ en artikel 7 ‘natuur met waterrecreatief medegebruik’ van het bestemmingsplan Buitengebied Boarnsterhim 2008 (het bestemmingsplan) van toepassing zijn. Vervolgens heeft verweerder aangegeven dat zij op 2 mei 2019 een omgevingsvergunning heeft verleend voor het afwijken van de bestemmingsplanregels ten behoeve van het planologisch mogelijk maken van het plaatsen van drie recreatiearken met de daarbij behorende tuinen en bouwwerken aan De Burd. Onderhavig initiatief voor de plaatsing van de drie recreatiearken met bijbehorende bouwwerken ligt in het verlengde van de planologische afwijking en is derhalve passend binnen het planologisch regime voor de locatie.
Beoordeling van het geschil
3. In het bezwaarschrift van 2 oktober 2019 hebben eisers verweerder verzocht het bezwaarschrift door te zenden naar de rechtbank met het verzoek om dit in behandeling te nemen als rechtstreeks beroep. In de brief van 4 oktober 2019 heeft verweerder aangegeven dat zij het verzoek om rechtstreeks beroep honoreren. Nu partijen zijn overeengekomen om de bezwaarfase over te slaan met overeenkomstige toepassing van artikel 7:1a van de Awb acht de rechtbank eisers ontvankelijk in hun rechtstreekse beroep tegen het besluit van 29 augustus 2019 en zal zij het beroep hierna als zodanig inhoudelijk behandelen.
4. De rechtbank stelt allereerst vast dat vergunninghouder op 28 juni 2018 een aanvraag heeft ingediend voor het verplaatsen van drie recreatiearken naar locatie De Burd, gemeente Leeuwarden. Op 2 mei 2019 heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het planologisch mogelijk maken van drie recreatiearken met de daarbij behorende tuinen en bouwwerken aan De Burd, een landtong ten noorden van het Pikmeer in Grou. Tegen dit besluit hebben eisers beroep ingesteld. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder het nummer LEE 19/2200. Bij uitspraak van 9 februari 2021 heeft de rechtbank dit beroep gegrond verklaard en het besluit van 2 mei 2019 vernietigd. Verweerder dient derhalve opnieuw te beslissen op de aanvraag om omgevingsvergunning van 28 juni 2018 van vergunninghouder.
4.1
Aan het bestreden besluit in de onderhavige procedure heeft verweerder de omgevingsvergunning van 2 mei 2019 ten grondslag gelegd. Hiertoe heeft verweerder als volgt overwogen. Het verplaatsen / herlokaliseren van de drie recreatiearken en het aanleggen van vlonders is in strijd met de artikelen 6 ‘natuur’ en 7 ‘natuur met waterrecreatief medegebruik’ van het bestemmingsplan. Met het besluit van 2 mei 2019 heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van dit bestemmingsplan om zodoende het plaatsen / herlokaliseren van de drie recreatiearken met de daarbij behorende tuinen en bouwwerken planologisch mogelijk te maken. Het in de onderhavige procedure aan de orde zijnde initiatief van de plaatsing van de drie recreatiearken met bijbehorende bouwwerken past, aldus verweerder, in het verlengde van de planologische afwijking en is daarmee derhalve passend binnen het planologische regime voor deze locatie.
4.2
Met de vernietiging van het besluit van 2 mei 2019 door de rechtbank in de uitspraak van 9 februari 2021 met zaaknummer LEE 19/2200 is het planologische regime voor het verplaatsen van de drie recreatiearken naar locatie De Burd te niet gedaan. Hierdoor vervalt, naar het oordeel van de rechtbank, ook aan het bestreden besluit in de onderhavige procedure de (planologische) onderbouwing, nu de strijdigheid met het bestemmingsplan niet is opgeheven. Het bestreden besluit kan hierdoor niet in stand blijven.
Voor zover verweerder met het bestreden besluit in de onderhavige procedure al heeft beoogd om een omgevingsvergunning te verlenen voor de activiteit ‘bouwen’ van de drie recreatiearken kan deze naar het oordeel van de rechtbank gelet op het voorgaande ook niet in stand blijven.
5. Gelet op al het bovenstaande is het beroep van eisers gegrond en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. Dit betekent dat verweerder opnieuw in zijn geheel zal moeten beslissen op de aanvragen van vergunninghouder van 28 mei 2019. Aan een bespreking van de overige beroepsgronden van eisers komt de rechtbank niet toe.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
6.1
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,-- (één punt voor het indienen van het beroepschrift, één punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,-- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.068,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.F. Bruinenberg, voorzitter, en mr. R.L. Vucsán en
mr. D. Pool, leden, in aanwezigheid van mr. S.I. Havinga, griffier, op 9 februari 2021. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier voorzitter
(de griffier is buiten staat deze
uitspraak te ondertekenen)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.