ECLI:NL:RBNNE:2021:703

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4351
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in belastingzaak met statutaire zetel in Haarlemmermeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in een belastingkwestie tussen een bedrijf gevestigd in Haarlemmermeer en de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank constateert dat eiseres haar statutaire zetel in Haarlemmermeer heeft, wat betekent dat de rechtbank Noord-Holland bevoegd is om de zaak te behandelen. Eiseres stemt niet in met een voorstel van de rechtbank om de zaak toch te behandelen, ondanks dat de rechtbank haar onbevoegdheid pas na de uitnodiging voor de zitting heeft onderkend. De rechtbank verklaart zich onbevoegd en verwijst de zaak door naar de rechtbank Noord-Holland. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de maandag na de datum van uitspraak, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 19/4351

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 4 maart 2021 in de zaak tussen

[bedrijf] , te Haarlemmermeer, eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde eiseres] ,
en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Emmen, verweerder

( [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Verweerder heeft voor het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 aan eiseres met dagtekening 27 december 2018 een naheffingsaanslag opgelegd in de omzetbelasting ten bedrage van € 24.832. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking € 4.931 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar van 6 december 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de naheffingsaanslag verminderd tot € 18.667. De belastingrente heeft verweerder overeenkomstig verminderd.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2021. Beide partijen hebben de griffier voorafgaand aan de zitting meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen en zijn ook niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of de rechtbank bevoegd is om over het geschil te oordelen. Artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt welke rechtbank bevoegd is om te oordelen over het ingediende beroep. Het derde lid van artikel 8:7 van de Awb verwijst naar de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak.
2. Ingevolge artikel 8:7, tweede lid, van de Awb en artikel 8, negende lid, van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak kan tegen een besluit als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR) beroep worden ingesteld bij de rechtbanken Noord-Nederland, Gelderland, Noord-Holland, Den Haag en Zeeland-West-Brabant in het ressort waarin de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats heeft. Indien de indiener van het beroepschrift geen woonplaats in Nederland heeft, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank in het ressort waar het bestuursorgaan zijn zetel heeft.
3. Op grond van artikel 1:10, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek heeft een rechtspersoon zijn woonplaats ter plaatse waar hij volgens wettelijk voorschrift of volgens zijn statuten of reglementen zijn zetel heeft.
4. De rechtbank stelt vast dat hier sprake is van een besluit in de zin van artikel 26, eerte lid, van de AWR. De rechtbank constateert dat uit de bij beroepschrift en verweerschrift overgelegde uittreksels van de Kamer van Koophandel blijkt dat eiseres haar statutaire zetel heeft te Haarlemmermeer. Dit brengt mee dat niet deze rechtbank, maar de rechtbank Noord-Holland bevoegd is om kennis te nemen van dit beroep.
5. Omdat de rechtbank haar onbevoegdheid pas heeft onderkend nadat zij partijen had uitgenodigd om ter zitting van 4 maart 2021 te verschijnen, heeft zij uit proceseconomische overwegingen en ter bevordering van een voortvarende behandeling van de zaak partijen voorgesteld het beroep toch te behandelen. Verweerder heeft hiermee ingestemd. Eiseres heeft echter te kennen gegeven niet met dit voorstel in te stemmen.
6. Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank zich onbevoegd verklaren en de zaak onder toepassing van artikel 6:15 van de Awb doorzenden naar de rechtbank Noord-Holland.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart zich onbevoegd;
  • zendt het beroep door naar de rechtbank Noord-Holland.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Kattenberg, voorzitter, en mr. A. Heidekamp en mr. J.F.H. van den Belt, leden, in aanwezigheid van mr. L. van Eijk, griffier, op 4 maart 2021. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.