ECLI:NL:RBNNE:2021:669

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
3 maart 2021
Zaaknummer
18/285418-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onoplettendheid en snelheidsovertreding

Op 12 april 2019 vond er een verkeersongeval plaats te Wijnjewoude, waarbij de verdachte, als bestuurder van een Peugeot, betrokken was. De verdachte heeft zich zodanig gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat er een ongeval heeft plaatsgevonden, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken nekwervel, heeft opgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een snelheid van ten minste 80 km/h reed, terwijl de toegestane maximumsnelheid 60 km/h was. Bovendien heeft hij geen voorrang verleend aan een andere auto die van rechts naderde. De rechtbank oordeelt dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onverantwoord heeft gereden, wat heeft geleid tot de aanrijding. De verdachte is ter terechtzitting verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, en het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door de officier van justitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/285418-19
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 februari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 februari 2021. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 april 2019, te Wijnjewoude, althans in de gemeente Opsterland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een personenauto, merk: Peugeot, daarmede rijdende over de weg Weinterp, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met een hogere snelheid dan ter plaatse was
toegestaan en/of verantwoord was, de kruising met de Tolleane is genaderd, en (daarbij) geen voorrang heeft verleend aan een personenauto, bestuurd door [slachtoffer], rijdend op de Tolleane, die hem van rechts naderde en aan wie hij, verdachte, voorrang diende te verlenen, tengevolge waarvan een aanrijding/botsing is ontstaan tussen de door verdachte bestuurde auto en de auto bestuurd door [slachtoffer], waardoor genoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken nekwervel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 april 2019, te Wijnjewoude, althans in de gemeente Opsterland, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk: Peugeot), daarmee rijdende op de weg Weinterp, genoemde weg heeft bereden met een snelheid die hoger was dan ter plaatse was toegestaan en verantwoord was en/of (daarbij) op de kruising met de Tolleane geen voorrang heeft verleend aan een personenauto, bestuurd door [slachtoffer], die hem van rechts naderde, door welke gedraging(en) van verdachte een botsing/aanrijding is ontstaan tussen de door
verdachte bestuurde personenauto en de door genoemde [slachtoffer] bestuurde auto en/of waardoor (aldus) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte met een te hoge snelheid, terwijl hij reed met een voertuig dat niet in optimale staat verkeerde geen voorrang heeft verleend. Deze omstandigheden tezamen leiden tot de conclusie dat sprake is geweest van aanmerkelijke onvoorzichtigheid in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Daarbij heeft de officier van justitie primair aangevoerd dat het slachtoffer hierdoor zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, omdat het slachtoffer een gebroken nekwervel aan het ongeluk heeft overgehouden. Subsidiair heeft de officier van justitie aangevoerd dat het slachtoffer zodanig letsel heeft opgelopen dat daaruit verhindering in de uitoefening van de dagelijkse bezigheden is ontstaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat een veroordeling kan volgen voor het subsidiair ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Op grond van de stukken in het dossier kan worden aangenomen dat verdachte met een te hoge snelheid heeft gereden en dat verdachte geen voorrang heeft verleend. De vraag is in hoeverre het gebrek aan het AntiBlokkeerSysteem (hierna: ABS) van invloed is geweest op het veroorzaken van het ongeval. In het vonnis van de rechtbank Haarlem van 15 december 2006 (ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ4591), speelt exact dezelfde situatie. Daarin is aangegeven dat er een causaal verband moet zijn tussen het ABS gebrek en het ontstaan van het ongeval. In onderhavige zaak kan geconstateerd worden dat er een ABS gebrek is, maar dat er geen causaal verband is met het ongeval. In de conclusie onder 1.4. in de verkeersongevallenanalyse staat immers dat het ongeval niet te wijten is aan een technisch gebrek. Dit betekent dat dit aspect bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van artikel 6 van de Wegenverkeerswet buiten beschouwing moet worden gelaten. Dan resteren te hard rijden en het niet verlenen van voorrang. Deze gedragingen zijn niet zodanig dat het een aanmerkelijke onvoorzichtigheid oplevert in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, maar leidt tot het veroorzaken van gevaar op de weg, in de zin van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 12 februari 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb niet goed opgelet. Ik had een storing in mijn ABS-systeem. Ik dacht dat ik ongeveer 70 kilometer per uur reed, maar ik heb niet op de snelheidsmeter gekeken. De toegestane snelheid was 60 kilometer per uur.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 1 mei 2019, opgenomen op pagina 38 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019092050-1 van 9 oktober 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
O: Op 12 april 2019, bent u betrokken geweest bij een verkeersongeval te/nabij Wijnjewoude.
V: Waar heeft het ongeval plaats gevonden?
A: Kruising van de Tolleane/ Weinterp. Ik reed zelf op de Tolleane in de richting van Wijnjewoude. Ik wilde linksaf slaan het dorp in. Ik zag een auto vanuit de verte aankomen. Ik reed het kruisingsvlak op om linksaf te slaan, maar werd toen aangereden door de auto die voor mij van links kwam. Daarbij moest die auto ook voorrang aan mij verlenen. Zoals eerder vermeld ben ik overgebracht naar het ziekenhuis voor onderzoek waar bleek dat ik onder andere een nekwervel gebroken had. Vlak voor de aanrijding hoorde ik het gierende geluid van blokkerende wielen van zijn voertuig.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verkeersongevallenanalyse van 1 mei 2019, opgenomen op pagina 70 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisanten:
Beknopte ongevalsbeschrijving:
De bestuurder van voertuig 1 reed over de Weinterp. De bestuurder van voertuig 2 reed over
de Tolleane. Op de kruising van deze wegen ontstond tussen hen een aanrijding. De bestuur-
der van voertuig 1 verleende geen voorrang aan de - voor hem van rechts komende - bestuurder van voertuig 2. Hierbij liep een inzittende van voertuig 2 zwaar lichamelijk letsel op.
Voor de kruising stond langs de Weinterp een aanduidingsbord. Het betrof een geel-kleurig bord met zwarte letters met daarop de tekst: “Situatie gewijzigd rechts gaat voor”
Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximum snelheid 60 km/h.
Zeer waarschijnlijk heeft het voertuig vlak voor het aftekenen van het remspoor gereden met een snelheid van tenminste 80 km/h.
Indien de bestuurder van voertuig 1 gereden had met een snelheid van 60 km/h bij een voor hem gunstige aangenomen vertraging van 6 m/s2 had hij zijn voertuig tot stilstand kunnen brengen binnen een afstand van circa 32 meter. In dat geval had de aanrijding niet plaatsgevonden. Het niet goed functioneren van het AntiBlokkeerSysteem was negatief van invloed op de kans voor bestuurder van voertuig 1 om zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen.
6.1
Oorzaak, toedracht en gevolg
De bestuurder van voertuig 1 reed over de Weinterp, komende uit de richting Wijnjewoude en gaande in de richting van de kruising van deze weg met de Tolleane, kennelijk voornemens om de kruising recht over te steken. De bestuurder van voertuig 2 reed over de Tolleane, komende uit de richting van de Bütewei en gaande in de richting van de kruising met de Weinterp, kennelijk voornemens om op de kruising links af te slaan. De bestuurder van voertuig 2 naderde de kruising, gezien vanuit de rijrichting van voertuig 1, van rechts. Tussen hen ontstond een aanrijding waarbij de schades aan de voertuigen ontstonden. De bestuurder van voertuig 1 gaf geen voorrang aan de bestuurder van voertuig 2. Kennelijk om een aanrijding te voorkomen zette de bestuurder van voertuig 1 een noodremming in. Hierbij ontstonden de remblokkeersporen. Tijdens de aanrijding werd de voorzijde van voertuig 1 naar links verplaatst. Hierbij ontstond aan het einde van het rechter remblokkeerspoor het wegzet spoor. Tevens ontstond op dat moment het inslagspoor. Mogelijk werd dit spoor veroorzaakt door het linker achterwiel van voertuig 2. Het niet goed functioneren van het ABS van voertuig 1 is negatief van invloed geweest op de stopafstand van voertuig 1. Tevens werd door het niet goed functionerende ABS de kans aan de bestuurder ontnomen om te kunnen uitwijken om mogelijk hierdoor een aanrijding te voorkomen. Ten gevolge van de aanrijding liep een inzittende van voertuig 2 zwaar lichamelijk letsel op.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 29 augustus 2019, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
A: Ik ben hier om gehoord te worden als verdachte van het veroorzaken van een verkeersongeval wat is gebeurt op 12 april 2019 aan de Weinterp in Wijnjewoude. Ik reed die avond in mijn Peugeot 307 met het kenteken [kenteken] vanuit Wijnjewoude in de richting van de Hemrik. Omdat ik bekend ben met de wegsituatie was ik mogelijk iets minder scherp dat ik had moeten zijn. Opeens kwam op het kruispunt een voertuig van rechts en kon ik niet meer tijdig remmen. Hierdoor botste ik op het voertuig komend van rechts.
V: Hoe hard reed je?
A: Ik denk ongeveer 70 km/uur en ik weet dat je er 60 km/uur mag rijden. Toen ik het andere voertuig zag aankomen van rechts, heb ik geprobeerd uit alle macht te remmen om een botsing te voorkomen. Ik remde uit alle macht, maar door een defect ABS blokkeerde de wielen en kon ik niet meer uitwijken.
Bewijsoverweging rechtbank
Op 12 april 2019 heeft op de weg Weinterp in de gemeente Opsterland een verkeersongeval plaatsgevonden. Verdachte is daarbij met zijn auto tegen de voor hem van rechts komende auto van het slachtoffer gereden, waardoor het slachtoffer een gebroken nekwervel heeft opgelopen.
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 moet vastgesteld worden dat verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Uit vaste jurisprudentie volgt dat het bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van schuld gaat om het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld. Ook geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld. Van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid.
De toegestane maximumsnelheid op de plek van het verkeersongeval is 60 kilometer per uur. Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat hij ongeveer 70 kilometer per uur reed. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij dit niet zeker weet, omdat hij niet op de snelheidsmeter heeft gekeken. Uit de verkeersongevallenanalyse (hierna: VOA) blijkt dat verdachte zeer waarschijnlijk heeft gereden met een snelheid van tenminste 80 kilometer per uur en dat het verkeersongeval niet had plaatsgevonden als verdachte zich aan de toegestane snelheid had gehouden. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de berekeningen van de verkeersongevallenanalyse te twijfelen en neemt deze daarom over. Uit de VOA blijkt ook dat op een bord voor de kruising is aangegeven dat het verkeer van rechts voorrang heeft. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij heel vaak over de bewuste weg heeft gereden, dat er bijna nooit een auto vanuit rechts kwam en dat hij niet heeft geremd toen hij deze kruising naderde, wat wel had gemoeten. Tevens heeft hij verklaard dat hij niet goed heeft gekeken en de situatie niet goed heeft ingeschat. Daarnaast blijkt uit zowel de verklaring van verdachte als uit de verkeersongevallenanalyse dat de auto van verdachte een storing in het ABS-systeem had waardoor – naast de omstandigheid dat de remweg langer is geworden – hij beperkt werd in de mogelijkheden om uit te wijken. Het is een feit van algemene bekendheid dat het ABS-systeem ervoor zorgt dat een auto tijdens een noodremming bestuurbaar blijft. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte tijdens het rijden rekening moeten houden met het defect hieraan, wat hij niet heeft gedaan.
Uit het hiervoor overwogene volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte te hard en aanmerkelijk onvoorzichtig en onverantwoord heeft gereden waardoor hij niet kon voorkomen dat een botsing ontstond met het slachtoffer en dat dit ongeval aan zijn schuld is te wijten. Verdachte is in aanmerkelijke mate tekort geschoten in de zorgvuldigheid die van hem als bestuurder verwacht mocht worden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
primair
hij op 12 april 2019, te Wijnjewoude, in de gemeente Opsterland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een personenauto, merk: Peugeot, daarmede rijdende over de weg Weinterp, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met een hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan en verantwoord was, de kruising met de Tolleane te naderen, en daarbij geen voorrang te verlenen aan een personenauto, bestuurd door [slachtoffer], rijdend op de Tolleane, die hem van rechts naderde en aan wie hij, verdachte, voorrang diende te verlenen, ten gevolge waarvan een aanrijding/botsing is ontstaan tussen de door verdachte bestuurde auto en de auto bestuurd door [slachtoffer], waardoor genoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken nekwervel, werd toegebracht.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair. overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 komt, bepleit geen, althans een voorwaardelijke, ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op te leggen en heeft aangevoerd dat een taakstraf voor de duur van 120 uren buitenproportioneel is. Subsidiair, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 komt, heeft de raadsman bepleit zowel een taakstraf als een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op te leggen van aanzienlijk kortere duur dan de officier van justitie heeft geëist.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich op 12 april 2019, als bestuurder van een auto, zodanig gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat er een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor aan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken nekwervel, werd toegebracht. Verdachte heeft met een auto met een gebrek in het ABS-systeem onoplettend en onverantwoord met een te hoge snelheid, te weten minimaal 80 kilometer per uur op een weg waar een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur gold, gereden. Hierdoor heeft hij niet tijdig kunnen remmen om het slachtoffer dat vanaf rechts de weg opgereden kwam voorrang te verlenen en heeft hij een botsing niet kunnen voorkomen. Verdachte heeft met zijn verkeersgedrag de verkeersveiligheid geschonden.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Ook houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop van de zaak, nu het feit dateert van bijna twee jaar geleden. Gelet daarop acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet opportuun.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank als bijkomende straf een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden aan verdachte opleggen. De rechtbank stelt de proeftijd op twee jaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf, voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van feit primair voorts:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van zes maanden.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. G.W.G. Wijnands en
mr. K.A. de Groot, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 februari 2021.
Mr. Wijnands en mr. De Groot zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.