ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ4591

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
15 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/600569-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Verpalen
  • mrs. Van Santen
  • mr. Bijvoet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële vrijspraak wegens gebrek aan causaal verband in verkeerszaak met autobus

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 15 december 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een autobus betrokken was bij een verkeersongeval op 20 september 2005 te Velsen-Zuid. De tenlastelegging omvatte onder andere het rijden met een defect remsysteem, wat leidde tot een aanrijding met een camper en een trekker met oplegger. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op het dashboard van de autobus was gewaarschuwd door een lampje dat duidde op een storing aan het remsysteem. Ondanks deze waarschuwing heeft hij de weg opgereden, wat resulteerde in een aanrijding waarbij de bestuurder van de camper zwaar lichamelijk letsel opliep.

De verdediging betoogde dat er geen causaal verband was tussen de veronachtzaming van de waarschuwing en het ongeval. De rechtbank oordeelde dat de bewijsstukken en het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende basis boden om aan te nemen dat er een direct causaal verband bestond tussen de defecten aan het remsysteem en de aanrijding. De rechtbank concludeerde dat, zelfs als het remsysteem goed had gefunctioneerd, de aanrijding mogelijk nog steeds had plaatsgevonden. Daarom werd de verdachte van het primair ten laste gelegde feit vrijgesproken.

De rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte zich in hoge mate onvoorzichtig had gedragen door met een te hoge snelheid te rijden en niet tijdig te kunnen remmen. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als kostwinner en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking was gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/600569-06
Uitspraakdatum: 15 december 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b WvSv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 december 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Aldus wordt aan verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 20 september 2005 te Velsen-Zuid in de gemeente Velsen, als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een motorrijtuig (autobus, niet zijnde een zogenaamde T100-bus), daarmede rijdende over (de voor het openbaar verkeer openstaande weg) de [a-weg], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij toen daar rijdende over de (rechterrijstrook van de) oostelijke rijbaan van die weg, welke weg was aangeduid als autosnelweg door middel van bord G1, zoals bedoeld in bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, welke weg ter plaatse was gelegen buiten de bebouwde kom en op welke autosnelweg een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur was toegestaan voor autobussen, een en ander zoals bedoeld in artikel 22 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, gekomen nabij en/of ter hoogte van de in voornoemde weg gelegen [tunnel], terwijl verdachte op het dashboard van het door hem bestuurde motorrijtuig door middel van een (gele) waarschuwingslamp en/of een waarschuwingssymbool van het ABS-systeem was geattendeerd op een storing en/of defect aan het remsysteem en/of met voornoemde wetenschap is gaan rijden,
en/of
terwijl er een verschil in remkracht van meer dan 70% op de wielen van de achteras was en daardoor het ABS-systeem buiten werking was van het door verdachte bestuurde motorrijtuig, roekeloos, in elk geval in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onnadenkend en/of ondeskundig gereden, door met een snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur, in elk geval met een hogere dan voornoemde maximumsnelheid, althans met een hogere snelheid dan ter plaatse -gelet op de defect/storingsattendering- verantwoord was, te rijden
en/of
niet zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand, waarover de weg vrij en te overzien was, danwel behoorlijk uit te wijken voor het hem op die rechterrijstrook stilstaand, althans tot stilstand komend, althans langzaamrijdend motorrijtuig (camper), waarna en/of (mede) waardoor er een botsing/aanrijding is ontstaan tussen dat door hem bestuurde motorrijtuig (autobus), dat andere motorrijtuig (camper) en een zich voor die camper bevindend motorrijtuig (trekker met oplegger),
waardoor de bestuurder van die camper, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten een op of meer plaatsen gebroken linkerbeen en/of een of meer gebroken rib(ben) en/of een of meer gebroken tand(en), in elk geval zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is onstaan;
subsidiair:
hij op of omstreeks 20 september 2005 te Velsen-Zuid in de gemeente Velsen, als bestuurder van een voertuig (autobus, niet zijnde een zogenaamde T100-bus), daarmee rijdende over de (rechterrijstrook van de) oostelijke rijbaan van de weg, de [a-weg],
- welke weg was aangeduid als autosnelweg door middel van bord G1, zoals bedoeld in bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,
- welke weg ter plaatse was gelegen buiten de bebouwde kom en op welke autosnelweg een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur was toegestaan voor autobussen, een en ander zoals bedoeld in artikel 22 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,
- gekomen nabij en/of ter hoogte van de in voornoemde weg gelegen [tunnel],
- terwijl verdachte op het dashboard van het door hem bestuurde motorrijtuig door middel van een (gele) waarschuwingslamp en/of een waarschuwingssymbool van het ABS-systeem was geattendeerd op een storing en/of defect aan het remsysteem en/of met voornoemde wetenschap is gaan rijden,
en/of
- terwijl er een verschil in remkracht van meer dan 70% op de wielen van de achteras was en daardoor het ABS-systeem buiten werking was van het door verdachte bestuurde motorrijtuig,
* met een snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur, in elk geval met een hogere dan voornoemde maximumsnelheid, althans met een hogere snelheid dan ter plaatse - gelet op de defect/storingsattendering - verantwoord was, heeft gereden
en/of
* niet zijn motorrijtuig tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand, waarover de weg vrij en te overzien was, danwel behoorlijk is uitgeweken voor het hem op die rechterrijstrook stilstaand, althans tot stilstand komend, althans langzaamrijdend motorrijtuig (camper), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; (artikel 5 Wegenverkeerswet 1994)
en/of
hij op of omstreeks 20 september 2005 te Velsen-Zuid in de gemeente Velsen, als bestuurder van een voertuig (autobus) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [a-weg], zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij toen en aldaar tegen een voor hem stilstaand, althans tot stilstand komend, althans langzaamrijdend motorrijtuig (camper) aangereden of gebotst.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Partiële vrijspraak van het onder primair ten laste gelegde feit
De steller van de tenlastelegging gaat blijkens de bewoordingen daarvan uit van het bestaan van een causaal verband tussen de veronachtzaming door verdachte van een waarschuwingslampje dat duidde op een storing of defect aan het remsysteem van de door hem bestuurde autobus en het verschil in remkracht van meer dan 70% tussen de wielen van de achteras van die autobus enerzijds en het plaatsvinden van de aanrijding tussen voornoemde autobus, de camper en de trekker met oplegger en het daardoor aan het slachtoffer [slachtoffer] toegebrachte letsel anderzijds.
De raadsman heeft, verwijzend naar het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, betoogd dat vorenbedoeld causaal verband ontbreekt.
Naar het oordeel van de rechtbank bieden de stukken van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende grondslag te mogen uitgaan van een dergelijk causaal verband. Immers het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, Revo 05-1150, houdt op pagina 12 onder meer in:
'Indien de ABS (het Anti Blokkeer Systeem, rb) wel gewerkt zou hebben en het rechterachterwiel dezelfde remkracht gehad zou hebben als het linkerachterwiel, was de remvertraging mogelijk aanzienlijk hoger geweest. Dit had dan geresulteerd in een kortere remweg met de mogelijkheid van sturen. (…) De bestuurder van de autobus had dan al remmend eventueel kunnen uitwijken naar de linker (1e) rijstrook en als dat niet gelukt was had de aanrijding met een lagere snelheid plaatsgevonden en waren de gevolgen van de aanrijding ook minder geweest.'
Hieruit volgt dat niet kan worden uitgesloten dat ook indien het remsysteem geen gebreken had vertoond, er een aanrijding had kunnen plaatsvinden die mogelijk dezelfde gevolgen zou hebben gehad als thans het geval is. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de omstandigheid dat verdachte is gaan rijden terwijl hij door het waarschuwingslampje was geattendeerd op gebreken aan het remsysteem alsmede de omstandigheid dat het verschil in remkracht op de wielen van de achteras meer dan 70% was, in evident oorzakelijk verband staan tot de aanrijding en het letsel dat het slachtoffer [slachtoffer] daardoor heeft opgelopen. In zoverre dient verdachte van het hem primair ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken.
3.2. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit onder primair heeft begaan in die zin dat:
primair:
hij op 20 september 2005 te Velsen-Zuid in de gemeente Velsen, als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een autobus, daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande [a-weg], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij toen daar rijdende over de rechterrijstrook van de oostelijke rijbaan van die weg, welke weg was aangeduid als autosnelweg door middel van bord G1, zoals bedoeld in bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, welke weg ter plaatse was gelegen buiten de bebouwde kom en op welke autosnelweg een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur was toegestaan voor autobussen, een en ander zoals bedoeld in artikel 22 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, gekomen nabij de in voornoemde weg gelegen [tunnel], in hoge mate onvoorzichtig en onoplettend gereden, door met een hogere snelheid dan verantwoord was, te rijden
en
niet zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand, waarover de weg vrij en te overzien was, waarna en waardoor er een aanrijding is ontstaan tussen die autobus, een ander motorrijtuig (camper) en een zich voor die camper bevindend motorrijtuig (trekker met oplegger), waardoor de bestuurder van die camper, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten een op meer plaatsen gebroken linkerbeen, gebroken ribben en gebroken tanden, heeft opgelopen.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd onder primair dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
Primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
5. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sancties
6.1 Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van honderdtachtig uren bij het niet naar behoren verrichten waarvan te vervangen door negentig dagen hechtenis, een geldboete van tweeduizend euro bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door veertig dagen hechtenis geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden.
6.2 Hoofdstraf en bijkomende straf
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte reed als bestuurder van een autobus over de [a-weg]. Bij het naderen van de in die weg gelegen [tunnel] kon hij de weg over een afstand van ongeveer 300 meter overzien. Bij de ingang van genoemde tunnel reed een trekker met oplegger met een lage snelheid. Achter die trekker reed een camper. Verdachte zag de camper te laat en reed met een dusdanige snelheid dat hij niet in staat was de autobus waarin hij reed tijdig tot stilstand te brengen. Door zijn onoplettende en onvoorzichtige rijgedrag is verdachte met de door hem bestuurde autobus tegen de camper aangereden, als gevolg waarvan de camper tegen de daarvoor rijdende trekker met oplegger werd aangedrukt. De camper is bij dit ongeval zwaar beschadigd en de bestuurder van de camper is daarbij zwaar gewond geraakt. Het slachtoffer ondervindt ook heden nog hinder en beperkingen als gevolg van dit ongeval. De rechtbank rekent verdachte deze gevolgen aan.
Ten voordele van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat hij ter terechtzitting zijn spijt heeft betuigd aan het slachtoffer. Verder is van betekenis, dat verdachte in het verleden niet eerder voor soortgelijke feiten met politie of justitie in aanraking is geweest.
Op grond van het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. De rechtbank acht naast deze hoofdstraf ook een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen passend en geboden. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat - in aanmerking genomen dat verdachte veel schulden heeft, hij van beroep vrachtwagenchauffeur is en thans ook als zodanig werkt alsmede dat hij de enige kostwinner is in een gezin met drie jonge kinderen - de op te leggen ontzegging van de rijbevoegdheid vooralsnog niet ten uitvoer gelegd hoeft te worden, mede om verdachte er van te weerhouden in de toekomst opnieuw soortgelijke strafbare feiten te begaan. Nu de rechtbank de ontzegging van de rijbevoegdheid geheel in voorwaardelijke vorm oplegt, zal zij wel een werkstraf van langere duur opleggen dan de officier van justitie heeft gevorderd. Voor een voorwaardelijke geldboete als door de officier van justitie gevorderd, acht de rechtbank geen termen aanwezig, temeer niet nu zij verdachte partieel vrijspreekt van het hem onder 1 primair ten laste gelegde feit.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafecht: 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d.
Wegenverkeerswet 1994: 6, 175 (oud) en 179.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit onder primair heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd onder primair dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van tweehonderdenveertig uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door honderdtwintig dagen hechtenis.
Veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Verpalen, voorzitter,
mrs. Van Santen en Bijvoet, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Lenssen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 december 2006.