ECLI:NL:RBNNE:2021:636

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
26 februari 2021
Zaaknummer
C/17/176579 / KG ZA 20-280
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op handelsnamen en woordmerk tussen taxibedrijven in Leeuwarden

In deze zaak, die zich afspeelt in Leeuwarden, hebben drie taxibedrijven een kort geding aangespannen over vermeende inbreuken op handelsnamen en een woordmerk. Eiser [A], handelend onder de naam [Taxi B] en Taxicentrale Leeuwarden, vordert dat gedaagden [D] en [E] hun handelsnamen, die sterk lijken op die van hem, staken. [A] stelt dat de handelsnamen van [F] verwarring veroorzaken bij klanten en dat zij onrechtmatig handelen door negatieve reviews te plaatsen en agressief op te treden tegenover zijn personeel. De voorzieningenrechter oordeelt dat de handelsnamen van [F] niet inbreuk maken op de handelsnaam van [A], omdat deze louter beschrijvend is en onvoldoende onderscheidend vermogen heeft. Ook de vordering tot het staken van het gebruik van het woordmerk [Taxi B] wordt afgewezen, omdat onvoldoende bewijs is geleverd dat [F] dit merk in hun advertenties hebben gebruikt. De vorderingen van [A] worden afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten. In reconventie vordert [D] dat [A] stopt met het gebruik van de term 'Ali', wat door de voorzieningenrechter ook wordt afgewezen. De rechter concludeert dat er geen onrechtmatig handelen is aangetoond door [A] en dat de vorderingen van [D] en [E] in reconventie ook worden afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/176579 / KG ZA 20-280
Vonnis in kort geding van 25 februari 2021
in de zaak van
[A], handelend onder de naam [Taxi B] en Taxicentrale Leeuwarden ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
hierna te noemen [A] ,
advocaat mr. J.W. de Vries, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen

1.[D] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[E],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
hierna te noemen [D] respectievelijk [E] en tezamen te noemen [F] ,
advocaat mr. H.J. Reyneveld, kantoorhoudende te Huizen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de brief van de zijde van [F] waarin een eis in reconventie wordt aangekondigd
  • de mondelinge behandeling en de ten behoeve daarvan op voorhand overgelegde producties
  • de eis in reconventie
  • de pleitnota van [A]
  • de pleitnota van [F]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[A] exploiteert sinds 2003 in de vorm van een eenmanszaak een taxibedrijf. Hij voert dit bedrijf vanaf het begin onder de handelsnaam [Taxi B] . Hij heeft op enig moment in het handelsregister ook de handelsnaam Taxicentrale Leeuwarden (en [G] ) ingeschreven. [A] exploiteert onder meer de websites www. [Taxi B] .nl en www. taxicentraleleeuwarden .nl en heeft meerdere Facebookpagina's, waaronder een Facebookpagina met de naam Taxicentrale Leeuwarden .
2.2.
[A] richt zich specifiek op vervoer in en rond Leeuwarden, maar verzorgt ook taxiritten ver daarbuiten, zoals taxiritten naar Schiphol. Het wagenpark bestaat uit 16 personenauto's, 4 taxibusjes, 4 minitouringcars en een stadsbus.
2.3.
Het wagenpark van [A] kenmerkt zich door een hagelwitte kleur met daarop aan de zijkanten in het zwart groot de tekst ' [Taxi B] '. Daaronder staat in de kleur oranje en met kleinere letters de tekst ' Taxicentrale Leeuwarden '. In de periode 2015-2018 heeft [A] ook een aantal auto's gebruikt met daarop enkel de tekst ' Taxicentrale Leeuwarden '.
2.4.
Op 15 februari 2013 heeft [A] het woordmerk [Taxi B] ingeschreven bij het Benelux Merkenbureau.
2.5.
[E] exploiteert sinds 1 februari 2017 ook een taxibedrijf in de vorm van een eenmanszaak (hierna ook te noemen: Taxi Station ), dat zich richt op vervoer in en rond Leeuwarden. In het handelsregister is de volgende handelsnaam van dit taxibedrijf ingeschreven: Taxi Station .
2.6.
In reactie op de concept-tekst van een interview met [A] dat zou verschijnen in het stadsblad Liwwadders, heeft [A] per e-mail van 6 oktober 2019 aan de redacteur van het artikel bericht dat hij zich niet kan vinden in het geschetste profiel en veel negatieve reacties verwacht omtrent uitingen als "taxioorlog", etcetera. Volgens hem waren zijn opmerkingen anders neergezet dan bedoeld en hij wilde het artikel daarom annuleren. De redacteur heeft hem de volgende dag bericht dat het stadsblad al was gedrukt en verspreid.
2.7.
In het betreffende artikel in de Liwwadders van oktober 2019 staat - voor zover van belang - het volgende vermeld:
De taxibedrijven die in Leeuwarden rijden zijn in vier categorieën in te delen. Dat zijn het WMO-vervoer, de busjes van [I] , [J] en [K] die via gemeentelijke aanbestedingen een fors deel van de markt in handen hebben; de ‘Mercedesgroep’, een aantal zzp’ers die voor eigen rekening rijden; de wat [voornaam A] [ [A] ; toevoeging voorzieningenrechter] noemt ‘de Ali’s’, veelal ondernemers van Turkse afkomst die hun klanten vervoeren in Opels en Fords, en [Taxi B] . (…) In de klandizie van de Mercedesgroep en de Ali’s ben ik ook niet geïnteresseerd. Zij wachten op hun klanten bij het station of op het Wilhelminaplein, dat noem ik geen ondernemen. Als je bij het station staat, dan ben je een bedelaar.
2.8.
Op 13 januari 2020 heeft [Taxi B] de domeinnaam www. taxistationleeuwarden .nl geregistreerd. Op de website met die domeinnaam wordt reclame gemaakt voor [Taxi B] .
2.9.
[D] , de zoon van [E] , exploiteert sinds 1 juni 2020 ook een taxibedrijf in de vorm van een eenmanszaak (hierna ook te noemen: TaxiStation Leeuwarden ), dat zich richt op vervoer in en rond Leeuwarden. Hij heeft onder meer de volgende handelsnamen van dit taxibedrijf in het handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven: TaxiStation Leeuwarden , Taxi Station Leeuwarden en Elektric Vervoer Leeuwarden .
2.10.
De auto's van TaxiStation Leeuwarden en Taxi Station zijn wit en hebben een blauw taxidaklicht. Zij zijn niet voorzien van een naamsvermelding. Zij beschikken in totaal over 2 auto's.
2.11.
[E] is houder van de domeinnaam www. taxistation .nl. [D] exploiteert de website op deze domeinnaam. Op deze website wordt reclame gemaakt voor zowel Taxi Station als TaxiStation Leeuwarden en er staat een telefoonnummer op vermeld waarop klanten zowel Taxi Station als TaxiStation Leeuwarden kunnen bereiken. [D] heeft daarnaast diverse sociale media-accounts met de naam Taxi Station , waarop de namen Taxi Station en Taxi Station Leeuwarden afwisselend worden gebruikt. Hij beschikt ook over een Google Ad-account.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[A] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [F] hoofdelijk zal gebieden, binnen 2 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, iedere inbreuk op de handelsnaamrechten van [A] , te weten [Taxi B] en Taxicentrale Leeuwarden , alsmede elk gebruik van een naam die in geringe mate daarvan afwijkt, te staken en gestaakt te houden, en [F] aldus zal verbieden om dc naam TaxiStation Leeuwarden , Taxi Station Leeuwarden en Taxi Leeuwarden te gebruiken, waarbij onder gebruik mede, maar niet uitsluitend verstaan wordt het (zichtbaar of onzichtbaar) gebruik op enige zoekmachineadvertentiedienst, waaronder Google,
2. [F] hoofdelijk zal gebieden met onmiddellijke ingang na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, iedere inbreuk op het merk [Taxi B] te staken en gestaakt te houden, waaronder, doch niet beperkt tot, ieder gebruik van het merk als advertising keywords (zichtbaar en onzichtbaar) bij enige zoekmachineadvertentiedienst, waaronder Google,
3. [F] hoofdelijk zal gebieden binnen 2 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, te staken de in de dagvaarding omschreven en onder randnummer 38 [de voorzieningenrechter leest: 40] van de dagvaarding samengevatte onrechtmatige handelingen, te weten de oneerlijke handelspraktijken, misleidende reclame en onrechtmatige daden, waaronder, doch niet beperkt tot:
- het gebruiken van taxi’s zonder duidelijke vermelding van de bedrijfsnaam of ander
herkenningsteken behorend bij het bedrijf van [F] ,
- het op zodanige wijze adverteren bij enige zoekmachineadvertentiedienst, waaronder
doch niet beperkt tot Google, waardoor gebruikers van deze zoekmachineadvertentie-diensten op het verkeerde been worden gezet en worden misleid door onduidelijk te zijn over de herkomst van de advertentie en de eigen identiteit,
- het via het internet of enig ander openbaar medium en rechtstreeks richting derden op onrechtmatige wijze uitlaten over [A] ,
- het op enigerlei wijze, anders dan nodig is ter uitvoering van taxidiensten, rechtstreeks of indirect, contact opnemen met werknemers van [Taxi B] ,
- het op agressieve wijze en met dreigende toon benaderen of aanspreken van personeel en klanten van [A] ,
4. [F] , ieder afzonderlijk, zal veroordelen tot betaling van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 500,00 per dag (een dagdeel daaronder begrepen), indien [F] in strijd handelt met het onder sub 1, 2 en 3 gevorderde gebod, zulks met een maximum van € 50.000,00 dan wel een in goede justitie nader te bepalen bedrag per dag en maximum;
5. [F] hoofdelijk zal veroordelen in de volledige proceskosten van dit geding overeenkomstig artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dan wel een in goede justitie nader te betalen bedrag en te vermeerderen met nakosten.
3.2.
[F] voeren verweer met conclusie tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [A] in de kosten van het geding, voor wat betreft de vorderingen sub 1, 2 en 4 ex artikel 1019h Rv.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[D] vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [A] zal bevelen om binnen 24 uur na betekening van het ten deze te wijzen vonnis het gebruik van de uitlatingen 'Ali' en 'Ali's' op welke wijze ook gebezigd, te staken en gestaakt te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per uitlating met een maximum van € 25.000,00, onder veroordeling van [A] in de proceskosten.
4.2.
[E] vordert - na aanpassing van de tekst van de eis ter zitting, voordat deze werd ingediend - dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [A] zal bevelen om binnen 24 uur na betekening van het ten deze te wijzen vonnis het gebruik van de website taxistationleeuwarden.nl te staken en gestaakt te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per uitlating met een maximum van € 25.000,00, onder veroordeling van [A] in de proceskosten.
4.3.
[A] voert verweer met conclusie tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [F] in de proceskosten.
4.4.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Het spoedeisend belang van [A] vloeit voldoende voort uit de aard van de vorderingen.
Inbreuk op de handelsnamen van [A] ?
5.2.
Aan zijn vordering tot het staken en gestaakt houden van inbreuken op zijn rechten op de handelsnamen [Taxi B] en Taxicentrale Leeuwarden heeft [A] - zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. De handelsnamen die door [F] worden gebruikt voor hun taxibedrijven, te weten TaxiStation Leeuwarden , Taxi Station Leeuwarden en Taxi Station , wijken slechts in geringe mate af van de handelsnaam Taxicentrale Leeuwarden die door [A] voor zijn taxibedrijf wordt gebruikt en vertonen, in hun geheel beschouwd, zo'n grote gelijkenis met deze handelsnaam van [A] dat verwarringsgevaar te duchten is. Ook als geoordeeld zou moeten worden dat de handelsnaam Taxicentrale Leeuwarden louter beschrijvend is, wat [A] betwist, is sprake van een handelsnaaminbreuk, gelet op de volgende omstandigheden:
a. [Taxi B] , TaxiStation Leeuwarden en Taxi Station worden allerdrie gedreven in Leeuwarden en bedienen hetzelfde publiek. Zij staan aldus in directe concurrentie tot elkaar,
b. TaxiStation Leeuwarden en Taxi Station maken net als [Taxi B] gebruik van hagelwitte
taxi’s, echter zonder duidelijke vermelding van naam of andere herkenningstekens,
c. TaxiStation Leeuwarden en Taxi Station adverteren via de zoekmachineadvertentiedienst van Google zonder zichzelf daarbij in de advertentietekst duidelijk te identificeren,
d. TaxiStation Leeuwarden en Taxi Station gebruiken in hun advertentietekst het woord Taxicentrale op zodanige wijze dat inbreuk wordt gemaakt op de handelsnaam Taxicentrale Leeuwarden , althans op zodanige wijze dat gebruikers van de zoekdienst op het verkeerde been worden gezet en worden misleid (oneerlijke en misleidende handelspraktijken),
e. verwarring doet zich voor nu (vaste) klanten van [Taxi B] op basis van de misleidende advertenties van TaxiStation Leeuwarden en Taxi Station een taxi bestelden bij TaxiStation Leeuwarden of Taxi Station , terwijl ze dachten zaken te doen met [Taxi B] ,
f. TaxiStation Leeuwarden en Taxi Station hebben zich richting klanten meermaals voorgedaan als ware zij [Taxi B] of werkten zij daarmee samen,
g. als gevolg van het handelen van TaxiStation Leeuwarden en Taxi Station , als beschreven onder e en f, heeft [Taxi B] meerdere klachten ontvangen over de dienstverlening en de ritprijs, terwijl deze personen door TaxiStation Leeuwarden of Taxi Station zijn vervoerd,
h. [F] hebben de verwarring bewust opgezocht en uitgelokt, zodat sprake is van kwade wil,
i. [F] handelen daarnaast op agressieve wijze richting personeel en klanten van [Taxi B] ,
j. [F] plaatsen zelf, al dan niet onder pseudoniem negatieve reviews over [Taxi B] op internet of laten deze door familieleden plaatsen,
k. TaxiStation Leeuwarden en Taxi Station schrijven derden aan (zoals MijnDomein en 404 Webdesign), waarbij zij hun handelsnamen en de door het gebruik daarvan ontstane verwarring misbruiken om domeinnamen van [Taxi B] op oneigenlijke gronden toe te eigenen.
5.3.
Wat betreft de gestelde inbreuk op de handelsnaam Taxicentrale Leeuwarden hebben [F] allereerst als verweer aangevoerd dat dit niet de naam is waaronder het taxibedrijf van [A] wordt gedreven, zodat dit geen handelsnaam is als bedoeld in artikel 1 Handelsnaamwet (Hnw). Zij hebben gewezen op de verschillende manieren waarop [A] met zijn onderneming naar buiten treedt (opdruk op auto's en kleding, inhoud websites, reclameborden, en dergelijke). Aan [F] kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter worden toegegeven dat [A] in de uitingen naar buiten toe zoals die uit de gedingstukken blijken, de woorden ' taxicentrale leeuwarden ' slechts als onderschrift bij de naam ' [Taxi B] ' gebruikt. [A] heeft hierover tijdens de zitting gezegd dat hij in Leeuwarden voor de particuliere dienstverlening sinds een aantal jaren inderdaad alleen naar buiten treedt onder naam [Taxi B] , omdat hij onder die naam het meest bekend is, maar dat hij de (zelfstandige) naam Taxicentrale Leeuwarden voor de zakelijke klanten en voor klanten buiten Leeuwarden wel degelijk gebruikt. De voorzieningenrechter gaat er daarom voorlopig vanuit dat [A] (naast [Taxi B] ) ook deze naam als handelsnaam gebruikt en wel vanaf 2015. Het staat vast dat de in geding zijnde handelsnamen van [F] van latere datum zijn.
5.4.
Op grond van artikel 5 Hnw is het verboden een handelsnaam te voeren, die, vóórdat de onderneming onder die naam werd gedreven, reeds door een ander rechtmatig gevoerd werd, of die van diens handelsnaam slechts in geringe mate afwijkt, een en ander voor zover dientengevolge, in verband met de aard der beide ondernemingen en de plaats, waar zij gevestigd zijn, bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te duchten is.
5.5.
De handelsnaam Taxicentrale Leeuwarden is, zoals [F] op goede gronden hebben betoogd, in oorsprong louter beschrijvend voor de door het taxibedrijf van [A] aangeboden diensten. Het woord taxicentrale betekent volgens Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse taal (digitale uitgave) 'zaak die taxi's exploiteert' en het woord centrale staat volgens diezelfde uitgave voor 'hoofdkantoor, hoofdpost'. De toevoeging 'Leeuwarden' geeft enkel de locatie aan waar de onderneming is gevestigd. De voorzieningenrechter volgt [A] niet in zijn stelling dat de toevoeging 'centrale' aan de handelsnaam een zekere mate van onderscheidend vermogen geeft. Daarvoor is ook dit woord veel te algemeen van aard. [A] heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat deze louter beschrijvende handelsnaam door (intensief) gebruik toch een onderscheidend vermogen heeft verkregen, in die zin dat deze handelsnaam in de loop der jaren zodanig intensief is gebruikt dat het daadwerkelijk bekendheid bij het publiek heeft verworven en dat het publiek daardoor die naam niet langer als louter beschrijvend waarneemt, maar als de naam van het taxibedrijf van [A] . Bij de verdere beoordeling van de vraag of sprake is van een inbreuk op het handelsnaamrecht van [A] door [F] wordt daarom als vertrekpunt genomen dat de oudste handelsnaam een louter beschrijvende handelsnaam betreft. Onder omstandigheden kan ook in zo'n situatie sprake zijn van (enige) bescherming van de oudere handelsnaam, maar de lat om dat aan te nemen ligt wel hoog.
5.6.
In de literatuur is de afgelopen tijd discussie geweest over de vraag of in het geval de oudste handelsnaam een beschrijvende handelsnaam is, verwarringsgevaar zoals bedoeld in artikel 5 Hnw naast een noodzakelijke ook een voldoende voorwaarde is om die handelsnaam op grond van de Hnw te beschermen, of dat daarnaast bijkomende omstandigheden zijn vereist. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 4 oktober 2019 aan de Hoge Raad hierover prejudiciële vragen gesteld (ECLI:NL:GHARL:2019:8167). In zijn conclusie van 4 december 2020 met betrekking tot deze prejudiciële vragen heeft procureur-generaal B.J. Drijber voormelde vraag ontkennend beantwoord (ECLI:NL:PHR:2020:1215). Omdat de Hnw een specifiek normatief kader bevat voor de bescherming van handelsnamen, ligt het volgens hem voor de hand de beschermingsomvang van (geldige) handelsnamen zo veel mogelijk aan de hand van díe wet te bepalen en niet aan de hand van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW), zoals bij domeinnamen gebeurt. Hij heeft er daarbij op gewezen dat artikel 5 (en 6) Hnw kunnen worden beschouwd als bijzondere, op handelsnaamgeschillen toegespitste uitwerkingen van de algemene regeling van de onrechtmatige daad. Bovendien, zo stelt hij, is het vereiste van verwarringsgevaar, zoals neergelegd in artikel 5 Hnw een betrekkelijk open maatstaf, die normatief kan worden ingevuld. De rechter komt daarbij een ruime beoordelingsvrijheid toe, wat hem in staat stelt rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de mate van bekendheid van de ingeroepen handelsnaam bij het relevante publiek. Zo kan de rechter de lat voor het aannemen van verwarringsgevaar gevaar (betrekkelijk) hoog leggen, door een bepaalde mate van onderscheidend vermogen van de ingeroepen handelsnaam te vereisen. Niet-onderscheidende namen zullen het dan met een beperkte (of mogelijk geen enkele) beschermingsomvang moeten doen. Ook kan de rechter tot het oordeel komen dat er in een bepaald geval verwarringsgevaar te duchten is, maar dat dit niet het gevolg is van het voeren van een overeenstemmende, jongere handelsnaam maar door het feit dat de oorspronkelijke handelsnaam beschrijvend is. De voorzieningenrechter kan zich vinden in deze visie van de procureur-generaal en maakt deze tot de hare.
5.7.
Bij de beoordeling van het verwarringsgevaar gaat het er dus om of het relevante publiek de ondernemingen met elkaar dreigt te verwarren of te associëren als gevolg van het gebruik door [F] van met Taxicentrale Leeuwarden overeenstemmende handelsnamen. Dit is niet aannemelijk geworden. De omstandigheden die [A] heeft gesteld ter onderbouwing van de inbreuk, zoals weergegeven onder 5.2., doen hier niet aan af. Voor zover deze omstandigheden betrekking hebben op verwarringsgevaar in de zin van artikel 5 Hnw, kan niet geoordeeld worden dat het gebruik van de handelsnamen Taxi Station , TaxiStation Leeuwarden en Taxi Station Leeuwarden in onderling verband en samenhang beschouwd met deze omstandigheden, verwarringsgevaar creëert. Hiervoor is het volgende redengevend.
5.8.
In de eerste plaats is van belang dat [A] zich binnen Leeuwarden e.o. vooral van zijn andere handelsnaam ( [Taxi B] ) bedient en [F] alleen of in ieder geval hoofdzakelijk in deze regio werkzaam zijn. [A] - die over een veel groter wagenpark beschikt dan [F] met daarop zeer duidelijke vermelding van zijn andere handelsnaam - staat bij het relevante publiek in de voor deze zaak van belang zijnde regio dus vooral bekend onder de handelsnaam [Taxi B] en niet onder Taxicentrale Leeuwarden . Deze omstandigheid maakt op zich al dat niet snel sprake zal zijn van (te duchten) verwarringsgevaar bij het publiek.
5.9.
Verder valt niet in te zien waarom de omstandigheid dat TaxiStation Leeuwarden en Taxi Station net als [A] gebruik maken van witte taxi’s, maar dan zonder vermelding van de naam of andere herkenningstekens, ertoe zou bijdragen dat door het gebruik van de handelsnamen Taxi Station , TaxiStation Leeuwarden of Taxi Station Leeuwarden verwarringsgevaar ontstaat met de handelsnaam Taxicentrale Leeuwarden van [A] . [A] heeft immers duidelijk op zijn auto's die in Leeuwarden e.o. rijden de naam ' [Taxi B] ' staan, met daaronder in kleinere letters ' Taxicentrale Leeuwarden '. [A] rijdt niet meer in auto's waarop uitsluitend ' Taxicentrale Leeuwarden ' is vermeld en zoals hij tijdens de zitting heeft gezegd, kent het relevante publiek in Leeuwarden e.o. hem ook vooral onder de naam [Taxi B] . Gelet hierop is de kwestie van het uiterlijk van de auto's niet van belang voor het verwarringsgevaar.
5.10.
Hetzelfde geldt voor de gestelde omstandigheid dat Taxi Station en TaxiStation Leeuwarden adverteren via de betaalde zoekmachineadvertentiedienst van Google (hierna: Google Ads) zonder zich daarbij in de advertentietekst duidelijk te identificeren. Als [F] zich niet met hun onderneming(en) duidelijk identificeren in de advertentietekst, is niet zonder meer vanzelfsprekend dat zij hierdoor bij het relevante publiek verwarring zouden kunnen veroorzaken tussen hun onderneming(en) en die van [A] voor zover hij zich daarbij bedient van de handelsnaam Taxicentrale Leeuwarden . De omstandigheid dat Taxi Station en TaxiStation Leeuwarden in die advertentietekst de zinsnede ‘De taxicentrale uit Leeuwarden’ gebruiken of hebben gebruikt, maakt dit niet anders. Als dit al verwarring creëert ondanks het gebrek aan onderscheidend vermogen van de handelsnaam Taxicentrale Leeuwarden , is aannemelijk dat deze verwarring wordt veroorzaakt door het feit dat in de handelsnaam Taxicentrale Leeuwarden louter beschrijvende woorden worden gebruikt.
5.11.
Als er in weerwil van het vorenstaande toch sprake zou kunnen zijn van (gevaar voor) verwarringsgevaar, is aannemelijk dat dit wordt veroorzaakt door het louter beschrijvende karakter van de handelsnaam Taxicentrale Leeuwarden en niet door het gebruik van daarmee overeenstemmende handelsnamen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient in die situatie niet tot een verbod van de jongere handelsnaam te worden overgegaan (vergelijk de hiervoor vermelde conclusie van de PG onder 3.15).
5.12.
[A] heeft ook verder geen feiten gesteld waaruit volgt dat zich gevallen van verwarring bij het publiek hebben voorgedaan of aannemelijk is dat zich deze in de toekomst zullen voordoen. De door [A] in dit verband overlegde e-mail van een klant en telefoonnotities van telefoongesprekken met twee klanten waarin wordt aangegeven dat deze drie klanten dachten een taxi van [Taxi B] te hebben besteld, terwijl een taxi van Taxi Station of TaxiStation Leeuwarden kwam voorrijden, zijn daartoe onvoldoende. Uit de e-mail blijkt namelijk dat de klant in Google had gezocht op de zoekterm [Taxi B] en niet op de zoekterm Taxicentrale Leeuwarden en in de telefoonnotities wordt de handelsnaam Taxicentrale Leeuwarden evenmin genoemd, maar enkel de handelsnaam [Taxi B] . Uit deze stukken blijkt daarom niet dat klanten Taxi Station of TaxiStation Leeuwarden hebben verward met Taxicentrale Leeuwarden .
5.13.
Voor wat betreft de overige door [A] gestelde feiten geldt dat deze niet van belang zijn binnen het kader van de Hnw. De voorzieningenrechter komt daarom tot de conclusie dat het gebruik van de handelsnamen ' TaxiStation Leeuwarden ', ' Taxi Station Leeuwarden ' en ' Taxi Leeuwarden ' door [F] geen inbreuk vormt op de handelsnaam ' Taxicentrale Leeuwarden ' van [A] .
5.14.
[A] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die kunnen leiden tot de conclusie dat [F] inbreuk hebben gemaakt op zijn (andere) handelsnaam, [Taxi B] . De door [F] voor hun taxibedrijven gebruikte handelsnamen TaxiStation Leeuwarden , Taxi Station Leeuwarden en Taxi Station lijken ook te weinig op de handelsnaam [Taxi B] om te kunnen spreken van verwarringsgevaar als vereist in artikel 5 Hnw.
5.15.
Voor zover [A] heeft beoogd te stellen dat het gebruik van de gewraakte handelsnamen onrechtmatig is, zal hij hierin niet worden gevolgd. Voor wat betreft handelsnamen vormt de Hnw immers het normatieve kader. Dat laat onverlet dat aanvullende bescherming op grond van artikel 6:162 BW bestaat in geval een handelsnaam wordt aangetast door verwarring verwekkend gebruik van (bijvoorbeeld) een domeinnaam. Dat is echter niet de vraag die hier voorligt.
5.16.
De slotsom is dat de vordering tot het staken en gestaakt houden van inbreuken op de rechten van [A] op de handelsnamen [Taxi B] en Taxicentrale Leeuwarden , zal worden afgewezen.
Inbreuk op het woordmerk [Taxi B] ?
5.17.
Vast staat dat [A] houder is van het Benelux-woordmerk [Taxi B] . Volgens [A] hebben [F] tot voor kort inbreuk gemaakt op dit woordmerk door in Google Ads [Taxi B] als advertising keyword (hierna: zoekwoord) te gebruiken om hun Google Ad voor de website www.taxistation.nl te activeren, wanneer [Taxi B] in Google als zoekterm werd gebruikt. Dit blijkt volgens haar uit het feit dat, wanneer in Google werd gezocht op de zoekterm [Taxi B] , de Google Ad van www.taxistation.nl werd getoond boven de organische, natuurlijke resultaten van de zoekopdracht, waaronder de advertenties en website van [Taxi B] . Ook blijkt dit volgens haar uit het feit dat de CPC-waarde (kosten per klik) van het exacte zoekwoord [Taxi B] zeer hoog was en in december 2020 hoger lag dan de maximale CPC-waarde die [Taxi B] voor haar Google Ad had ingesteld. Ter adstructie van deze stelling heeft zij een verklaring van de heer [V] , werkzaam bij 404 Webdesign, overgelegd. [F] hebben gemotiveerd betwist dat zij het zoekwoord [Taxi B] hebben gebruikt om hun Google Ad voor de website www.taxistation.nl te activeren bij gebruik van de zoekterm [Taxi B] . Ter onderbouwing van hun stelling hebben zij onder meer drie uitdraaien van pagina's van het Google Ads-account van Taxi Station over de maand december 2020 in het geding gebracht. Volgens [F] kan er bijvoorbeeld als gevolg van het gebruik van zogenoemde brede zoekwoorden (waar [D] gebruik van maakt) in het geval de zoekterm [Taxi B] wordt gebruikt toch de gesponsorde boodschap van [D] verschijnen. Dit blijkt volgens hen uit de hiervoor vermelde uitdraaien. Daarnaast speelt volgens [F] een rol dat [A] een 'absurd grote wirwar aan domeinnamen en websites' exploiteert, waardoor [Taxi B] door eigen toedoen wordt gekoppeld aan 'van alles en nog wat.' Dit laatste heeft ook te maken met diverse Facebook-hashtags die [A] gebruikt, aldus [F]
5.18.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in het licht van deze betwisting onvoldoende aannemelijk geworden dat [F] langere tijd het zoekwoord [Taxi B] hebben gebruikt om hun Google Ad (althans die van [D] ) voor de website www.taxistation.nl te activeren. De omstandigheid dat de situatie sinds 27 januari 2021 anders zou zijn geworden, omdat [F] kort daarvoor hebben verklaard dat zij het zoekwoord ' [Taxi B] ' hebben opgenomen in de zoekwoordenuitsluitingslijst is tegen die achtergrond onvoldoende. Deze omstandigheid is weliswaar een aanwijzing voor de juistheid van de stelling van [A] op dit punt, maar het is in het licht van het verweer niet doorslaggevend. Deze discussie leent zich voor bewijslevering en daarvoor is een kort geding niet geschikt. De vordering om de inbreuk op het woordmerk [Taxi B] te staken en gestaakt te houden, zal daarom worden afgewezen.
Onrechtmatig handelen?
5.19.
Aan zijn vordering tot het staken en gestaakt houden van het onrechtmatig handelen, heeft [A] ten grondslag gelegd dat [F] zich jegens hem schuldig maken aan de handelingen als vermeld in de opsomming onder 5.2.
5.20.
Zoals hiervoor is overwogen bij de beoordeling van de gestelde inbreuk op de handelsnaamrechten, rechtvaardigen de daar besproken gedragingen in onderling verband en samenhang beschouwd met het gebruik van de handelsnamen Taxi Station , TaxiStation Leeuwarden en Taxi Station Leeuwarden niet de conclusie dat inbreuk wordt gemaakt op het handelsnaamrecht van [A] . [A] heeft in zoverre onvoldoende gesteld voor de conclusie dat deze gedragingen afzonderlijk of in onderling verband en samenhang beschouwd buiten het handelsnaamrecht wél als onrechtmatig jegens hem kwalificeren.
5.21.
De overige gestelde onrechtmatige gedragingen, zoals het op agressieve wijze bejegenen van personeel en klanten van [Taxi B] en het plaatsen van negatieve reviews over [Taxi B] op internet zijn gemotiveerd door [F] weersproken. Hoewel de gestelde agressieve wijze van bejegening van personeel en klanten met schriftelijke verklaringen van personeelsleden van [Taxi B] en een eigen verklaring van [A] is onderbouwd, kan de voorzieningenrechter niet met voldoende zekerheid vaststellen dat deze gedragingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Dit vereist nader onderzoek, waarbij de betreffende personeelsleden (eventueel) onder ede kunnen worden gehoord. De kort geding-procedure leent zich daar niet voor. Wat betreft de negatieve reviews over [Taxi B] op internet die geplaatst zouden zijn door familieleden van [F] , overweegt de voorzieningenrechter nog dat dit enkel als onrechtmatig handelen van [F] te beschouwen zou kunnen zijn, als zij er de hand in hebben gehad dat deze familieleden de negatieve recensies hebben geplaatst. Dat is niet, althans onvoldoende, gebleken.
5.22.
In dit kort geding is wel voldoende aannemelijk geworden dat [F] (althans [E] ) zijn taxi wel eens direct voor de ingang van de stationshal in Leeuwarden parkeert in plaats van bij de taxistandplaats. Dit blijkt immers uit overgelegd fotomateriaal. [A] heeft dit feit echter in de sleutel geplaatst van het verwarringsgevaar en geen feiten en omstandigheden gesteld, waaruit volgt dat dit feit een zelfstandige onrechtmatige daad oplevert jegens hem.
5.23.
Het vorenstaande brengt mee dat alle vorderingen van [A] zullen worden afgewezen.
5.24.
[A] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. [F] hebben gevorderd [A] wat betreft de vorderingen onder 1, 2 en 4 te veroordelen in de volledige (proces)kosten op grond van artikel 1019h Rv. [A] heeft verweer gevoerd tegen de verschuldigdheid van deze kosten en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat [F] op basis van een toevoeging procederen en derhalve deze proceskosten niet werkelijk hebben gemaakt. Dit verweer faalt. Op grond van artikel 32 lid 3 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 wordt een proceskostenveroordeling in mindering gebracht op de vergoeding op basis van de toegekende toevoeging. Bovendien procedeert enkel [D] op basis van een toevoeging.
5.25.
In procedures waarin aan het gevorderde de in artikel 1019 Rv genoemde regelgeving ten grondslag is gelegd (de IE-grondslag) geldt de regeling Indicatietarieven in IE-zaken. In de onderhavige zaak is in de vorderingen en het verweer sprake van een gemengde grondslag (inbreuk handelsnaam en merkrecht (IE) en onrechtmatige daad (niet-IE)). De proceskosten die aan het op de IE-grondslag gebaseerde deel van de procedure moeten worden toegerekend, zullen worden becijferd op grond van de indicatietarieven. Voor de overige kosten wordt een evenredig deel van het liquidatietarief toegepast. [F] hebben aangevoerd dat 95% van de door hen gemaakte advocaatkosten kan worden toegerekend aan de procedure in conventie en 5% aan de procedure in reconventie en dat in conventie (85/95ste deel =) 89,5% ziet op het IE-deel en (10/95ste deel =) 10,5% op het niet-IE-deel. Gelet op de inhoud van het debat zijn deze percentages naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet realistisch en zal de voorzieningenrechter er bij de vaststelling van de proceskosten van uitgaan dat 70% van de door [F] gemaakte advocaatkosten kan worden toegerekend aan de procedure in conventie en 30% aan de procedure in reconventie en dat van de advocaatkosten in conventie 89,5% ziet op het IE-deel en 10,5% op het niet-IE-deel. Volgens [F] heeft mr. Reyneveld in totaal 31,9 uren aan de zaak gewerkt en bedraagt het uurtarief van Reyneveld € 190,00 ex btw en ex 4% kantoorkosten. [A] heeft dit niet bestreden. Nu deze kosten gelet op de indicatietarieven niet onredelijk of onevenredig zijn, afgezien van de gevorderde btw, zal de voorzieningenrechter bij de vaststelling van de advocaatkosten, wat betreft het IE-deel uitgaan van een bedrag van (31,9 uur x uurtarief € 190,00 x 0,70 x 0,895 x 1,04 =) € 3.949,11 inclusief 4 % kantoorkosten. De gevorderde btw is niet toewijsbaar, omdat op grond van de regeling Indicatietarieven in IE-zaken met btw uitsluitend rekening gehouden wordt, indien een partij deze niet kan verrekenen met de eigen btw-aangifte, hetgeen voor [F] niet is gesteld of gebleken. Voor het niet-IE deel van de vorderingen in conventie zal de voorzieningenrechter bij de vaststelling van de advocaatkosten uitgaan van een bedrag van (0,105 x liquidatietarief € 1.016,00 =) € 106,68. Een en ander leidt tot de conclusie dat de door [A] te vergoeden proceskosten als volgt zullen worden vastgesteld:
griffierecht € 309,00
salaris advocaat IE-deel € 3.949,11
salaris advocaat niet-IE-deel € 106,68
totaal € 4.364,79
5.26.
De veroordeling in de proceskosten zal, zoals door [F] gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

6.De beoordeling in reconventie

Onrechtmatige uitlatingen?

6.1.
Aan zijn vordering om het gebruik van de uitlatingen 'Ali' en 'Ali's' te staken en gestaakt te houden heeft [D] ten grondslag gelegd dat uit het interview met [A] dat is gepubliceerd in Liwwadders, hiervoor gedeeltelijk geciteerd onder 2.7, blijkt dat [A] in dat interview concurrenten die veelal van Turkse afkomst zijn en hun klanten vervoeren in Opels of Fords, heeft aangeduid met de term 'de Ali’s'. Dit is volgens [D] onrechtmatig jegens hem, omdat [A] hierbij doelt op hem en deze term beledigend is. Volgens hem gebruikt [A] de term ‘Ali’ of ‘de Ali's’ vaker om hem en [E] aan te duiden.
6.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [D] het spoedeisend belang bij zijn vordering onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, aangezien het interview dateert van oktober 2019 en latere uitlatingen van [A] in soortgelijke zin niet voldoende aannemelijk zijn geworden. De vordering zal daarom worden afgewezen.
6.3.
Terzijde overweegt de voorzieningenrechter dat indien het spoedeisend belang wél voldoende aanwezig zou zijn geweest, de vordering evenmin toewijsbaar was geweest. [A] heeft aan de hand van e-mailcorrespondentie gemotiveerd betwist dat het interview, zoals dat is gepubliceerd in Liwwadders, een juiste weergave is van wat hij heeft gezegd, althans wat hij heeft bedoeld te zeggen. Ook heeft hij betwist dat hij de aanduiding vaker zou hebben gebruikt om [F] aan te duiden. Gelet hierop is in het kader van dit kort geding onvoldoende aannemelijk geworden dat [A] zich schuldig heeft gemaakt aan smaad.
Onrechtmatig gebruik van de domeinnaam taxistationleeuwarden.nl?
6.4.
[E] heeft aan zijn vordering tot het staken en gestaakt houden van het gebruik van de website taxistationleeuwarden.nl ten grondslag gelegd dat [A] deze domeinnaam op 13 januari 2020 heeft laten registreren, terwijl deze domeinnaam verwarringwekkend gelijkend is aan de sinds februari 2017 door Taxi Station gevoerde handelsnaam en haar domeinnaam taxistation.nl. Volgens [E] heeft [A] deze domeinnaam te kwader trouw geregistreerd en handelt hij daarom onrechtmatig jegens hem. Hij heeft er in dit verband op gewezen dat [A] ook veel andere domeinnamen heeft geregistreerd, waarin merken en handelsnamen van directe concurrenten opgenomen zijn, waaronder [Ltaxi] .nl, leeuwardenuber.nl, maxi-taxi.nl, [Mtaxi] .nl en taxiarriva.nl.
6.5.
[A] heeft betwist dat sprake is van verwarringwekkend gebruik door hem van de domeinnaam taxistationleeuwarden.nl of van registratie te kwader trouw van deze domeinnaam. Volgens hem heeft hij een eigen commercieel belang bij het gebruik van deze domeinnaam en is de domeinnaam duidelijk over de oorsprong van de website, nu op de homepage direct is vermeld dat het een taxiservice van en naar station Leeuwarden door [Taxi B] betreft.
6.6.
De voorzieningenrechter overweegt dat, voor zover de Hnw de gebruiker van een handelsnaam geen bescherming geeft, met name doordat deze hem slechts beschermt tegen het gebruik van dezelfde of van een overeenstemmende naam als handelsnaam, artikel 6:162 BW aanvullende bescherming biedt tegen het latere gebruik van dezelfde of een overeenstemmende naam dat verwarring wekt, bijvoorbeeld in een domeinnaam. Het recht op een domeinnaam is niet wettelijk geregeld. De rechthebbende wordt tegen later gebruik door een ander van dezelfde of een overeenstemmende domeinnaam beschermd als dat gebruik jegens hem onrechtmatig is of als voor die bescherming een contractuele grond bestaat.
6.7.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de door Taxi Station gevoerde handelsnaam en haar domeinnaam taxistation.nl en de domeinnaam taxistationleeuwarden.nl van [Taxi B] beschrijvend voor één van de diensten die beide ondernemingen aanbieden, namelijk taxivervoer van en naar het station (van Leeuwarden). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wijkt de domeinnaam taxistationleeuwarden.nl, ondanks de toevoeging van de plaatsnaam Leeuwarden, niet meer dan in geringe mate af van de handelsnaam en de domeinnaam van Taxi Station . Nu het in beginsel voor een ieder mogelijk moet zijn zich van een aanduiding te bedienen die beschrijvend is voor zijn diensten of producten, ook in een domeinnaam, is het gebruik van een dergelijke aanduiding als de onderhavige, ook indien verwarringwekkend, alleen onrechtmatig indien bijkomende omstandigheden dat meebrengen (zie HR 11 november 2015; ECLI:NL:HR:2015:3554). Dergelijke omstandigheden doen zich hier naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voor. Weliswaar heeft [A] niet betwist dat hij tal van domeinnamen heeft geregistreerd waarin merken en handelsnamen van directe concurrenten opgenomen zijn, maar die domeinnamen verschillen in wezenlijk opzicht van de domeinnaam taxistationleeuwarden.nl. Anders dan die domeinnamen, bevat de domeinnaam taxistationleeuwarden.nl namelijk de handelsnaam van een concurrent die louter beschrijvend is. Nu de domeinnaam taxistationleeuwarden.nl beschrijvend is voor een van de diensten die [Taxi B] aanbiedt, kan niet worden uitgesloten dat [A] deze domeinnaam heeft geregistreerd om die diensten aan te bieden en niet (met als enige doel) om Taxi Station schade toe te brengen of dwars te zitten. Het gebruik van deze domeinnaam is daarom niet onrechtmatig jegens [E] .
6.8.
[D] zal wat betreft zijn vordering in reconventie worden veroordeeld in de proceskosten van [A] en [E] zal wat betreft zijn vordering in reconventie worden veroordeeld in de proceskosten van [A] . Afgaand op de processtukken, is de voorzieningenrechter van oordeel dat 25% van de advocaatkosten van [A] in reconventie zien op de vordering van [D] en 75% op de vordering van [E] . Met in achtneming hiervan worden de door [D] aan [A] te vergoeden proceskosten vastgesteld op € 254,00 (0,25 x liquidatietarief € 1.016,00) ter zake van salaris advocaat en de door [E] aan [A] te vergoeden proceskosten op € 762,00 (0,75 x liquidatietarief € 1.016,00) ter zake van salaris advocaat. Weliswaar heeft [A] in zijn kostenopgave ook een schatting gemaakt van de werkelijke kosten in reconventie, maar hij heeft in zoverre geen volledige proceskostenvergoeding gevorderd. Daarom is uitgegaan van het liquidatietarief.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter:
in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van [F] tot op heden vastgesteld op € 4.364,79,
7.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
7.4.
wijst de vorderingen af,
7.5.
veroordeelt [D] in de proceskosten van [A] die zien op de door [D] in reconventie ingestelde vordering, tot op heden vastgesteld op € 254,00,
7.6.
veroordeelt [E] in de proceskosten van [A] die zien op de door [E] in reconventie ingestelde vordering, tot op heden vastgesteld op € 762,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
fn: 445