ECLI:NL:RBNNE:2021:609

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
C/17/171946 / HA ZA 20-60
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale rechtsverhouding en vertegenwoordiging in een civiele procedure met betrekking tot een garantiebepaling in een overeenkomst

In deze civiele procedure, die voor de Rechtbank Noord-Nederland is aangespannen, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap [A] B.V. en de rechtspersoon naar buitenlands recht GENES DIFFUSION IMMOBILIÈRE ET FINANCIÈRE (GDIF). De zaak betreft een vordering van [A] op GDIF, die voortvloeit uit een overeenkomst die in 2012 is gesloten met GD Nederland, een dochteronderneming van GDIF. Deze overeenkomst betrof de afname van sperma van de fokstier [F] en bevatte een garantiebepaling die volgens [A] ook GDIF bindt. Na het faillissement van GD Nederland in 2018 heeft [A] een onverhaalbare vordering op deze vennootschap, en stelt nu dat GDIF garant staat voor de nakoming van de verplichtingen van GD Nederland.

De rechtbank heeft in deze tussenuitspraak de partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het toepasselijke recht, gezien het internationale karakter van de rechtsverhouding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van [A] is gebaseerd op de e-mails van een vertegenwoordiger van GDIF, [B], en dat de vraag of GDIF aan de garantiebepaling is gebonden, afhankelijk is van de feitelijke omstandigheden en het toepasselijke recht. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor aktewisseling, waarbij [A] en GDIF hun standpunten verder kunnen toelichten.

De rechtbank heeft in deze uitspraak nog niet inhoudelijk op de vordering beslist, maar heeft wel de noodzaak benadrukt om het toepasselijke recht te onderzoeken, gezien de internationale aspecten van de zaak. De beslissing om de zaak aan te houden voor verdere aktewisseling geeft partijen de kans om hun argumenten verder te onderbouwen en de rechtbank in staat te stellen een weloverwogen oordeel te vellen over de rechtsverhouding en de geldigheid van de garantiebepaling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/171946 / HA ZA 20-60
Vonnis van 24 februari 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap
[A] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. W. Mollema te Leeuwarden,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
GENES DIFFUSION IMMOBILIÈRE ET FINANCIÈRE,
gevestigd te Douai, Frankrijk,
gedaagde,
advocaat mr. J.F. Fliek te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [A] en GDIF genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 juni 2020,
- de akte overlegging producties van [A] ,
- de akte overlegging producties van GDIF,
  • de pleitnotities van beide partijen ten behoeve van de comparitie,
  • het proces-verbaal van comparitie van 27 oktober 2020.
1.2.
De rechtbank heeft de zaak vervolgens verwezen naar de meervoudige kamer.
De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om te verzoeken om een mondelinge behandeling door de meervoudige kamer. Van die gelegenheid hebben zij geen gebruik gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Motivering

2.1.
De rechtbank zal in dit vonnis volstaan met een korte geschilbeschrijving en nog niet overgaan tot het vaststellen van de feiten. Dit zal pas in een later stadium van de procedure gebeuren omdat de rechtbank aanleiding ziet om, voordat zij tot inhoudelijke beoordeling van het geschil overgaat, partijen in de gelegenheid te stellen om zich bij akte uit te laten over het toepasselijke recht.
2.2.
Het gaat in deze zaak kort samengevat om het volgende. [A] is eigenaar geweest van de inmiddels overleden fokstier [F] . GDIF is een internationale holdingmaatschappij met daaronder meerdere werkmaatschappijen, waaronder (destijds) Genes Diffusion B.V. (verder: GD Nederland). [A] heeft (samen met KI De Toekomst B.V., verder te noemen De Toekomst) in 2012 een overeenkomst gesloten met GD Nederland, op grond waarvan GD Nederland doses sperma van [F] afnam en de exclusieve wereldwijde verkooprechten hiervan verkreeg. In deze overeenkomst is de volgende bepaling opgenomen:
32. Genes Diffusion BV maakt deel uit van Groupe Genes Diffusion, 3595 Rte de Tournai te 59501 Douai, Frankrijk en alle condities in deze overeenkomst staan onder garantie van deze laatste. (…)
2.3.
GD Nederland is in 2018 failliet verklaard, als gevolg waarvan [A] met een onverhaalbare vordering op GD Nederland uit hoofde van de overeenkomst is blijven zitten. [A] spreekt in deze procedure GDIF tot betaling van deze vordering aan, omdat volgens [A] GDIF met artikel 32 van de overeenkomst zich garant heeft gesteld voor de nakoming van de verplichtingen van GD Nederland jegens [A] . Zij heeft hiertoe gesteld dat de overeenkomst een historie kent waaruit volgt dat de opname van deze bepaling in de overeenkomst tussen [A] en GD Nederland is afgestemd met GDIF en wel via [B] . [B] was destijds werkzaam als exportmanager voor de Belgische werkmaatschappij van GDIF en hij is volgens [A] door GDIF naar voren geschoven om namens GDIF met [A] en De Toekomst te onderhandelen. GDIF heeft betwist dat zij partij is bij de overeenkomst voor zover het om artikel 32 gaat.
2.4.
[A] heeft ter onderbouwing van haar stelling dat GDIF is gebonden aan artikel 32 van de overeenkomst het volgende aangevoerd. Eind mei/begin juni 2012 heeft zij in Ommen een bespreking gehad met medewerkers van GD Nederland over verlenging van een eerdere overeenkomst met betrekking tot [F] (gesloten in 2011). [B] was bij deze bespreking ook aanwezig. Vervolgens heeft [B] op 3 juni 2012 een e-mail met daarin een definitief voorstel 'namens GENES DIFFUSION GROUP' naar [A] en De Toekomst gestuurd. [A] en De Toekomst hebben in een e-mail van 4 juni 2012 aan [B] meegedeeld dat dit voorstel akkoord is en hebben daar volledigheidshalve aan toegevoegd dat zij ervan uitgaan dat (onder meer) de garantievoorwaarden zoals die ook in de vorige overeenkomst waren opgenomen, worden 'voortgezet'. [B] heeft in een e-mail van eveneens 4 juni 2012 geantwoord:
Prachtig is dat, we kunnen er weer tegen aan, en geloof mij, dat zullen we nu ook weer doen!
(…)
Qua betaling, Inderdaad, het huidige systeem loopt wat ons betreft gewoon door.
De overeenkomst, inclusief artikel 32, is door middel van aanbod en aanvaarding op dat moment tot stand gekomen, aldus nog steeds [A] .
2.5.
Tijdens de mondelinge behandeling is namens [A] desgevraagd verklaard dat zij de gebondenheid van GDIF aan artikel 32 van de overeenkomst op de volgende grondslagen baseert:
  • [B] was vertegenwoordigingsbevoegd om namens GDIF in te stemmen met het opnemen van artikel 32 in de overeenkomst tussen [A] en GD Nederland,
  • dan wel GDIF heeft de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van [B] bij [A] gewekt waardoor binding van GDIF aan deze bepaling is ontstaan,
  • dan wel [B] moet aangemerkt worden als boodschapper van GDIF en heeft in deze rol namens GDIF aan [A] meegedeeld dat GDIF instemt met de inhoud van artikel 32.
2.6.
Gelet op de omstandigheid dat GDIF een Franse vennootschap is en de rechtsverhouding dus een internationaal karakter draagt moet de rechtbank ambtshalve onderzoeken welk recht (buitenlands of Nederlands recht) op de zaak van toepassing is en vervolgens aan dat recht toetsen.
2.7.
Voor wat betreft de eerste twee door [A] genoemde grondslagen is
- afhankelijk van de feitelijke stellingen van [A] - artikel 11 en/of artikel 13 van het Verdrag betreffende het toepasselijke recht op vertegenwoordiging (ook wel genoemd: het Haags Vertegenwoordigingsverdrag (HVV), zie Tractatenblad 1987, 138) van belang. Gelet op het standpunt van [A] gaat de rechtbank er vooralsnog van uit dat de vordering is gebaseerd op de e-mails van [B] van 3 en 4 juni 2012 zoals hiervoor vermeld. [A] heeft immers niet gesteld dat de overeenkomst al tijdens de hiervoor bedoelde bespreking in Ommen is gesloten en dat de e-mails slechts een bevestiging vormen van hetgeen toen zou zijn afgesproken. In het geval een overeenkomst door de uitwisseling van e-mails tot stand komt is volgens het HVV van belang waar (in dit geval) [B] kantoor hield. Tussen partijen is niet in geschil dat [B] werkzaam was als exportmanager in dienst van de Belgische werkmaatschappij van GDIF, maar volgens [A] heeft [B] de contacten met betrekking tot de totstandkoming van de in geding zijnde overeenkomst mogelijk namens GDIF vanuit Frankrijk onderhouden. Gelet hierop zou mogelijk ook sprake kunnen zijn van 'kantoor houden' (in de zin van het HVV) in Frankrijk.
2.8.
Voor wat betreft de derde door [A] genoemde grondslag is artikel 10 van de Rome I-verordening (Verordening (EG) nr. 593/2008) van belang. Op grond van die bepaling wordt het bestaan en de materiële geldigheid van de overeenkomst beheerst door het recht dat op grond van de verordening van toepassing is, indien de overeenkomst geldig zou zijn. Omdat de overeenkomst tussen [A] en GD Nederland een rechtskeuze voor het Nederlandse recht bevat is de rechtbank voorlopig van oordeel dat de vraag of [B] als boodschapper namens GDIF heeft opgetreden en aldus GDIF aan artikel 32 van de overeenkomst is gebonden, naar Nederlands recht beoordeeld moet worden.
2.9.
De rechtbank zal in verband met hetgeen hiervoor is overwogen [A] in de gelegenheid stellen om zich bij akte nader uit te laten over de grondslagen, het daarop volgens haar toepasselijke recht en de gevolgen daarvan voor de beoordeling van het geschil. GDIF zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om bij antwoordakte te reageren.
2.10.
In afwachting van de aktewisseling zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
24 maart 2021voor het nemen van een akte als bedoeld in rechtsoverweging 2.9., waarop GDIF bij antwoordakte kan reageren,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman, mr. M.C. Groenewegen en mr. A.A.J. Smelt en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2021. [1]

Voetnoten

1.fn: 619