Overwegingen
1. Eiser is per 30 juli 2018 als zijinstromer tijdelijk voor maximaal twee jaar in dienst getreden bij de politie met de rang [rang] van politie niveau 4. Eiser volgt sindsdien een opleiding aan de Politieacademie.
2. Naar aanleiding van een anonieme tip op 20 september 2019 heeft de politie in de woning van eisers zus wiet aangetroffen. In het kader van het naar aanleiding daarvan ingestelde strafrechtelijk onderzoek is gebleken dat eiser via Whatsapp met zijn zus heeft gecommuniceerd over het bezit en gebruik van XTC pillen. De Whatsappberichten bevatten ook twee filmpjes waarop eiser te zien is onder invloed van XTC.
3. Naar aanleiding hiervan is een intern onderzoek gestart in verband met vermeend plichtsverzuim door eiser, onder meer bestaande uit het mogelijk eigen gebruik van soft- dan wel harddrugs. In verband daarmee is eiser op 29 oktober 2019 buiten functie gesteld en de toegang tot de gebouwen en terreinen van de politie ontzegd. Op 2 december 2019 heeft een hoorgesprek met eiser plaatsgevonden. Eiser heeft hierbij onder andere verklaard dat hij in de zomer van 2018 en 2019 XTC heeft gebruikt, die hij van zijn zus had gekregen. De onderzoeksbevindingen zijn neergelegd in het rapport van 4 december 2019 van het team Veiligheid, Integriteit en Klachten.
4. Bij brief van 19 december 2019 heeft verweerder aan eiser het voornemen kenbaar gemaakt om hem primair strafontslag wegens ernstig plichtsverzuim te verlenen en subsidiair ontslag omdat gedurende de proeftijd is gebleken dat hij niet over de vereiste geschiktheid bezit die voor de dienst wordt vereist. Verweerder heeft hierbij in aanmerking genomen dat de aard van het politiewerk en het noodzakelijke vertrouwen in het politiekorps meebrengen dat hoge eisen worden gesteld aan de integriteit en betrouwbaarheid van politieambtenaren. Van eiser wordt als ambtenaar bij de politie ook in privétijd, juist vanwege zijn voorbeeldfunctie, betrouwbaar en integer gedrag verwacht. Mede door eisers gedrag wordt het vertrouwen dat in de politie moet kunnen worden gesteld en het imago van de politieorganisatie geschaad. Het gebruik van harddrugs is binnen de politieorganisatie niet toegestaan en eiser had dit moeten beseffen, aldus verweerder in de brief van 19 december 2019. Hierbij heeft verweerder tevens bepaald dat eiser in zijn ambt geschorst is, nu hem een onvoorwaardelijk ontslag is aangezegd.
5. Eiser heeft bij brief van 23 januari 2020 zijn zienswijze gegeven op het voornemen. Op 13 februari 2020 heeft eiser een mondelinge toelichting gegeven.
Het bestreden onvoorwaardelijk strafontslag
6. Bij het primaire besluit heeft verweerder eiser in overeenstemming met het voornemen primair de straf van ontslag opgelegd en subsidiair aan hem ontslag verleend omdat gedurende de proeftijd is gebleken dat hij niet de geschiktheid bezit die voor de dienst wordt vereist. De zienswijze van eiser heeft verweerder geen aanleiding gegeven om een ander besluit te nemen. Verweerder heeft hierbij aangegeven dat eiser erkent dat hij tweemaal harddrugs - XTC - heeft gebruikt, op 15 juli 2018 respectievelijk op 10 augustus 2019. Verweerder heeft erop gewezen dat in het screeningsformulier “Betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek (BGO) lang” bij een vraag met als onderwerp Beroepscode Politie het volgende is vermeld:
“Ik ben wilskrachtig en voorkom verslavingen. Ik gebruik geen soft- en harddrugs en voorkom dat alcohol invloed heeft op mijn functioneren. Geen alcohol in diensttijd.”
Eiser wist tijdens het ondertekenen van het formulier dat het verboden is om drugs te gebruiken tijdens zijn aanstelling als politieambtenaar. Verweerder heeft er voorts op gewezen dat de Beroepscode aan iedere medewerker wordt uitgereikt en terug te vinden is op intranet. Volgens verweerder was het voor eiser helder en het had het voor hem helder moeten zijn dat zijn gedrag niet toegestaan was en had hij redelijkerwijs kunnen weten dat dit ernstige rechtspositionele gevolgen zou kunnen hebben. Eiser vormt met zijn drugsgebruik het sluitstuk van een criminele keten en houdt deze daarmee in feite in stand. Dat is onverenigbaar met datgene waar de politieorganisatie voor staat, die immers belast is met de opsporing van strafbaar feiten, waarbij de aanpak van druggerelateerde feiten hoog op de prioriteitenlijst staat. Eiser had zich dat als vertegenwoordiger van de politieorganisatie terdege moeten beseffen. Ook in eisers vrije tijd heeft hij een voorbeeldfunctie en wordt een correcte beroepshouding verwacht. Eisers handelen voldoet niet aan de hoge eisen die vanwege de aard van het politiewerk en het noodzakelijk te stellen vertrouwen in het politiekorps aan de integriteit en betrouwbaarheid van politieambtenaren worden gesteld.
7. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser in afwijking van het advies van de bezwaaradviescommissie HRM van 12 juni 2020 (tot het opleggen van een voorwaardelijk strafontslag) ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder stelt vast dat niet ter discussie staat dat het eenmalig gebruik van harddrugs (XTC) ernstig plichtsverzuim oplevert. Verweerder heeft geen enkele twijfel dat eiser wist dat hij zich als politieambtenaar moest houden aan de Beroepscode waarin het volgende staat vermeld:
“
Ik ben wilskrachtig en voorkom verslavingen. Ik gebruik geen soft- en harddrugs en voorkom dat alcohol invloed heeft op mijn functioneren. Ik gebruik geen alcohol tijdens diensttijd.”
Volgens verweerder is deze interne norm volstrekt helder en voldoende kenbaar gemaakt, bijvoorbeeld via intranet. Bij de bijeenkomst op 3 augustus 2018 waarbij een grote groep politieambtenaren, onder wie eiser, is beëdigd, heeft het hoofd bedrijfsvoering in haar toespraak gezegd dat je je er als politieambtenaar van bewust moet zijn dat je zowel in dienst, als buiten diensttijd moet handelen zoals een onkreukbaar ambtenaar betaamt. Zij heeft bij die gelegenheid ook gewezen op de Beroepscode. Verder heeft de coördinator bij de Sector [naam Sector] aangegeven dat de voormalige stagiairs bij [naam Afdeling] – zoals eiser – tien weken voorafgaand aan het tweede leerjaar als aspiranten van politie instromen en een tien weeks programma hebben gevolgd waarvan de bespreking van de Beroepscode vast onderdeel uitmaakt.
Bepalend voor de strafmaat is volgens verweerder de ernst van de gedraging, alsmede het feit dat de politieambtenaar zich afdoende bewust had kunnen zijn van de ernst hiervan, en niet zo zeer de vraag of hij expliciet is geïnformeerd over de gevolgen. Verweerder is van opvatting dat eiser wist, dan wel had kunnen weten, dat sprake was van (zeer) ernstig plichtsverzuim. Gebruik van XTC door een politieambtenaar is, mede gezien de strafrechtelijke opsporing waarmee de politie belast is, dermate ernstig dat hierbij enkel de straf van onvoorwaardelijk ontslag passend is. Door kennis te nemen van de inhoud van de Beroepscode wist eiser, dan wel werd hij geacht te weten dat het (eenmalig) gebruik van (hard)drugs in de zomer van 2019 (ruim een jaar na zijn beëdiging) hem ernstig zou worden verweten. Volgens de hoogste ambtenarenrechter is het gebruik van harddrugs voldoende om strafontslag op te leggen. Verweerder verwijst hierbij naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 4 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1914. 8. Eiser voert in beroep aan dat hem niet kan worden verweten dat hij zich niet heeft gerealiseerd dat hij met het eenmalig gebruik van XTC zijn baan en opleiding op het spel zette. Volgens eiser ontbrak daarvoor een duidelijke norm, wat voor rekening van verweerder komt, en doet dat gegeven afbreuk aan de ernst van het plichtsverzuim. Eiser wijst hierbij op de maatschappelijke context en geeft hierbij aan dat het gebruik van XTC op muziekfestivals een door velen geaccepteerd fenomeen is. Eiser wijst tevens op de justitiële context en de betreffende OM-richtlijn. De justitiële reactie op het bezit van een pilletje is mild, namelijk afstand en onttrekking aan het verkeer. Er wordt geen vervolging ingesteld. Eiser stelt voorts dat de straf van ontslag niet in evenredige verhouding staat tot het door hem gepleegde plichtsverzuim. Volgens eiser moet in zijn voordeel worden meegewogen dat hij nog in opleiding was en slechts een jaar in dienst. Verder dienen bij het bepalen van de straf de volgende feiten en omstandigheden te worden meegewogen:
- Het ontbreken van een heldere regel over de consequenties van eenmalig drugsgebruik;
- Eiser heeft de XTC niet aangekocht binnen het criminele milieu;
- Het gebruik van XTC was beperkt en incidenteel;
- Buiten zijn zus en twee vrienden was niemand bekend met het gebruik door hem van het pilletje;
- Eiser heeft direct het contact met zijn zus verbroken toen zij medeverdachte was in de hennepzaak;
- Eiser heeft openheid van zaken gegeven en inzicht getoond in de onjuistheid van zijn handelen en daar verantwoordelijkheid voor genomen.
Eiser is van mening dat de vergelijking met de zaak in de uitspraak van de CRvB die verweerder in het bestreden besluit heeft genoemd mank gaat. Eiser geeft hierbij aan dat het in die zaak niet alleen ging om het gebruik van harddrugs, maar ook om het wegmaken van sporen door nota bene een hooggeplaatste politiefunctionaris, een commissaris van politie. Verder was in die zaak sprake van negatieve publiciteit waarmee aan het imago van de politie aanzienlijke schade was toegebracht.
Voor wat betreft de subsidiaire ontslaggrond stelt eiser dat deze onvoldoende gemotiveerd is in het primaire besluit. Volgens eiser heeft verweerder niet onderbouwd dat hij ongeschikt zou zijn voor het politieambt.
9. Ingevolge artikel 76, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, disciplinair worden gestraft.
Ingevolge artikel 76, tweede lid, van het Barp omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van een voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
In artikel 77, eerste lid, van het Barp zijn de straffen genoemd die aan de ambtenaar kunnen worden opgelegd, waaronder – onder j – ontslag.
Ingevolge artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) weegt het bestuursorgaan de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
Ingevolge artikel 3:4, tweede lid, van de Awb mogen de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
10. De rechtbank overweegt als volgt.
Ten aanzien van het plichtsverzuim
11. Aan eiser wordt als plichtsverzuim verweten dat hij op een festival in de zomer van 2019 (op of omstreeks 10 augustus) een XTC-pil heeft gebruikt. Eiser erkent dit feit en begrijpt, zoals hij in reactie op het verweerschrift heeft aangegeven, dat dit voor een politieambtenaar niet is toegestaan. Eiser betwist dan ook niet dat sprake is van plichtsverzuim.
Ten aanzien van de toerekenbaarheid
12. Eiser heeft er in zijn reactie op het verweerschrift tevens op gewezen dat hij niet ontkent dat de hem als plichtsverzuim verweten gedraging aan hem is toe te rekenen en dat hij ook niet aanvoert dat sprake is van verminderde toerekenbaarheid. Eiser betwist dus evenmin dat sprake is van toerekenbaar plichtsverzuim. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat eiser de ontoelaatbaarheid van de hem verweten gedraging heeft kunnen inzien en dat hij overeenkomstig dat inzicht heeft kunnen handelen.
13. Nu de conclusie gerechtvaardigd is dat sprake is van toerekenbaar plichtsverzuim, heeft verweerder zich terecht bevoegd geacht om eiser disciplinair te straffen.
Ten aanzien van de evenredigheid
14. Naar het oordeel van de rechtbank is de aan eiser opgelegde disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag niet onevenredig aan het gepleegde plichtsverzuim. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
De aard van het politiewerk en het noodzakelijk vertrouwen in het politiekorps brengen met zich mee dat aan politieambtenaren hoge eisen van integriteit, betrouwbaarheid en verantwoordelijkheid mogen worden gesteld.
Het in het openbaar gebruiken van harddrugs door een politieambtenaar valt aan te merken als ernstig plichtsverzuim. De omstandigheden die eiser naar voren heeft gebracht doen hieraan niet af. Hierbij is mede van belang dat de politie juist belast is met de opsporing van strafbare feiten zoals de productie van en handel in harddrugs. Het gebruik van drugs vormt het sluitstuk van deze criminele keten en houdt deze mede in stand. Dit is onverenigbaar met de uitoefening van een functie als politieambtenaar.
Naar het oordeel van de rechtbank had eiser ook moeten beseffen dat hij zich door het gebruik van een XTC-pil op het festival in de zomer van 2019 schuldig maakte aan ernstig plichtverzuim. Hieraan doet niet af dat het gebruik van XTC op muziekfestivals een door velen geaccepteerd fenomeen is, dat de justitiële reactie op het bezit van een pilletje mild is en dat er geen vervolging wordt ingesteld, zoals eiser betoogt. Eiser was immers geen gewone burger maar een politieambtenaar.
Met verweerder en anders dan eiser en de bezwaaradviescommissie, is de rechtbank van oordeel dat eiser zich dan ook had moeten realiseren dat dit plichtsverzuim tot ernstige rechtspositionele gevolgen voor hem zou kunnen leiden. De omstandigheid, waarop eiser heeft gewezen, dat niet in een gedragscode of ander kenbaar document is neergelegd dat het gebruik van harddrugs leidt tot onvoorwaardelijk strafontslag, doet hieraan niet af.
15. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het bestreden onvoorwaardelijk strafontslag in rechte stand houdt. Gelet hierop komt de rechtbank niet toe aan beoordeling van de subsidiaire ontslaggrond
16. Het beroep is ongegrond.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.