ECLI:NL:RBNNE:2021:5750
Rechtbank Noord-Nederland
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Non-conformiteit bij de verkoop van een Fries paard en de bewijsvoering omtrent de oorzaak van het overlijden
In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, hebben eisers [A] c.s. een Fries paard gekocht van gedaagden [D] c.s. Het paard is kort na de levering overleden, waarna eisers de koopovereenkomst hebben ontbonden op grond van non-conformiteit. De kantonrechter heeft de procedure in gang gezet met een tussenvonnis en een mondelinge behandeling, waarbij de eisers vorderden dat de overeenkomst ontbonden zou worden en de koopsom van € 12.125,00 terugbetaald zou worden. De zaak draait om de vraag of het paard al dan niet een gebrek vertoonde op het moment van levering, en of dit gebrek de oorzaak was van het overlijden van het paard.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat het paard binnen zes maanden na de levering is overleden, wat volgens artikel 7:18 lid 2 BW een vermoeden van non-conformiteit met zich meebrengt. Gedaagden hebben echter betoogd dat de oorzaak van het overlijden, een maagruptuur, plotseling optrad en niet aanwezig kon zijn op het moment van de levering. De kantonrechter heeft de verklaringen van de betrokken dierenartsen in overweging genomen en geconcludeerd dat het bewijs van het tegendeel nog niet geleverd is door gedaagden. De rechter heeft gedaagden de gelegenheid gegeven om tegenbewijs te leveren tegen het vermoeden van non-conformiteit, en de zaak is naar de rol verwezen voor verdere uitlatingen.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat, indien gedaagden in hun bewijs slagen, het vermoeden van non-conformiteit niet langer geldt en eisers dan moeten bewijzen dat het gebrek al vóór de levering aanwezig was. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.