ECLI:NL:GHDHA:2015:869
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bewijsvermoeden bij de koop van een paard en de toepassing van artikel 7:18 lid 2 BW
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van een appellant die een paard, Barney Hill, had gekocht van Westrade Stables B.V. voor €30.000. Na de aankoop bleek het paard kreupel te zijn, wat leidde tot een juridische strijd over de vraag of de koopovereenkomst rechtsgeldig kon worden ontbonden. De appellant had het paard op 13 juli 2010 laten keuren door dierenarts [E], die een positief aankoopadvies gaf. Echter, na de aankoop, en na verschillende onderzoeken door andere dierenartsen, werd vastgesteld dat het paard kreupel was aan het rechter voorbeen, wat uiteindelijk werd toegeschreven aan een ontsteking in het peesgebied (proximal suspensory desmitis).
De appellant vorderde een verklaring voor recht dat hij de koopovereenkomst rechtsgeldig had ontbonden en eiste restitutie van de koopsom. De kantonrechter had eerder het beroep van de appellant op het bewijsvermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW verworpen, met de reden dat het hier om een levend dier ging en dat de omstandigheden van het geval zich daartegen verzetten. Het hof oordeelde echter dat de aard van de afwijking, in dit geval chronische kreupelheid, niet in de weg staat aan de toepassing van het bewijsvermoeden. Het hof concludeerde dat de afwijking zich binnen zes maanden na de aflevering had geopenbaard, waardoor de appellant een beroep kon doen op het bewijsvermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW.
Het hof verwees de zaak terug naar de rol voor het leveren van tegenbewijs door Westrade, aangezien zij niet had toegelicht hoe zij dit tegenbewijs wilde leveren. De beslissing over de verdere procedure werd aangehouden.