ECLI:NL:RBNNE:2021:5694

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2021
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
C/19/136271 / KG ZA 21-88
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geluidsoverlast door warmtepomp in woonwijk tussen buren

In deze zaak, die zich afspeelt in Assen, hebben twee buren, [Eiser] I en [Eiser] II, een geschil over geluidsoverlast veroorzaakt door een warmtepomp die door [Gedaagde] is geïnstalleerd. De buren hebben in het verleden een schutting geplaatst die hun achtertuinen scheidt. Na de installatie van de warmtepomp in augustus 2020 heeft [Eiser] herhaaldelijk geklaagd over geluidsoverlast, vooral tijdens de nachtelijke uren. Ondanks verschillende aanpassingen aan de warmtepomp door [Gedaagde], zoals het draaien van de pomp en het plaatsen van dempende materialen, bleef de overlast aanhouden. In januari en februari 2021 zijn er geluidsmetingen uitgevoerd door de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD), die concludeerden dat de warmtepomp niet voldeed aan de geldende geluidsnormen. [Eiser] heeft vervolgens juridische stappen ondernomen en een kort geding aangespannen om de warmtepomp te laten verplaatsen of om geluidsreducerende maatregelen te laten nemen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juli 2021 zijn partijen tot een voorlopige overeenkomst gekomen, maar deze is niet nagekomen. [Eiser] heeft de procedure hervat en vorderde dat [Gedaagde] de warmtepomp zou verplaatsen en geluidsreducerende maatregelen zou nemen. [Gedaagde] heeft de vordering betwist en stelde dat de warmtepomp voldoet aan de geluidsnormen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van onrechtmatige geluidsoverlast en heeft [Gedaagde] verboden de warmtepomp tussen 23.00 en 07.00 uur te laten draaien, op straffe van een dwangsom. Tevens is [Gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [Eiser].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
Zaak-/rolnummer: C/19/136271 / KG ZA 21-88
Vonnis van de voorzieningenrechter van 6 december 2021
in de zaak van

1.[EISER] I

en
2.
[EISER] II, beiden wonende te [woonplaats],
eisers, hierna gezamenlijk te noemen in mannelijk enkelvoud:
[Eiser],
procederende bij hun advocaat, mr. W.E.A. Stegeman te Groningen,
tegen
[GEDAAGDE], wonende te [woonplaats],
gedaagde, hierna te noemen:
[Gedaagde],
procederende bij haar advocaat, thans mr. L.H. Haarsma te Paterswolde.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in kort geding, aan [Gedaagde] betekend op 5 juli 2021;
- de conclusie van antwoord;
- de mondelinge behandeling van 13 juli 2021 waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt naast de door de advocaten overgelegde en voorgedragen pleitnota's en waarvan een proces-verbaal is opgemaakt, beperkt tot de daar door partijen gemaakte afspraken;
- het verzoek van 8 oktober 2021 van [Eiser] om het kort geding te hervatten en de nadere toelichting daar op van 11 oktober 2021;
- de akte aanvulling van eis;
- de mondelinge behandeling van 22 november 2021 waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt naast de door de advocaten overgelegde en voorgedragen pleitnota's;
- de bij de stukken van partijen gevoegde en door hen los overgelegde producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis op vandaag bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn elkaars achterburen in een woonwijk te [woonplaats]. Hun achtertuinen grenzen aan elkaar. Op of nabij (aan de zijde van [Eiser]) deze erfgrens hebben partijen in overleg met elkaar een schutting geplaatst.
2.2.
Na het plaatsen van deze schutting heeft [Gedaagde] in augustus 2020 een buitenzwembad laten aanleggen in haar achtertuin. Op circa veertig centimeter van de genoemde schutting heeft [Gedaagde] daarbij in haar achtertuin in een nis een warmtepomp laten plaatsen die het zwembad verwarmt. [Gedaagde] maakt ook gebruik van een solardek over het zwembad.
2.3.
Vanaf oktober 2020 tot op heden heeft [Eiser] richting [Gedaagde] veelvuldig melding gedaan van geluidsoverlast met betrekking tot deze warmtepomp, met name voor wat betreft de nachtelijke uren. [Gedaagde] heeft naar aanleiding daarvan onder meer contact opgenomen met de zwembadbouwer en/of de leverancier en/of de installateur/bouwbedrijf, heeft de warmtepomp een kwartslag gedraaid en heeft er rubbertjes onder gezet en er een afdakje boven geplaatst. In november 2020 of in de eerste week van januari 2021 heeft [Gedaagde] de warmtepomp laten vervangen door een andere op dezelfde plek. Ook heeft zij tussendoor één of meerdere periodes van een aantal aaneengeschakelde dagen de warmtepomp in de nachtelijke uren uit laten staan. Het voormelde en het plaatsen van leibeuken en een laurierheg in haar tuin heeft er niet toe geleid dat [Eiser] is gaan staken met het maken van geluidsoverlastmeldingen, daargelaten (grotendeels) de hiervoor genoemde periodes dat [Gedaagde] de warmtepomp uit heeft laten staan.
2.4. [
Eiser] heeft (via de gemeente [gemeente]) de [RUD] (hierna: de RUD) in januari en februari 2021 geluidsmetingen laten verrichten. In haar rapport van 16 februari 2021 schrijft de RUD dat zij metingen heeft verricht om te onderzoeken of de warmtepomp voldoet aan de APV van de genoemde gemeente waarbij ten behoeve van het onderzoek is aangesloten op het Activiteitenbesluit dat uitgaat van een geluidsnorm van 40 decibel (A) in de nachtperiode (23.00 - 07.00 uur). De metingen zijn uitgevoerd ter plaatse van de gevel van [Eiser] "op 1,5 meter hoogte, ter hoogte van de slaapkamer op de begane grond" met een correctie voor "gevelreflectie", alsook op twee locaties in de tuin zoals in het rapport illustratief is aangewezen. De metingen zijn telkens verricht voor de duur van een etmaal. Blijkens het rapport variëren de gemeten geluidsniveaus aan de gevel in januari 2021 tussen de 31 en 34 db(A). De gemeten geluidsniveaus in de tuin in februari 2021 is volgens het rapport "tijdens de cyclus van de pomp" niet boven de 43 db(A) uitgekomen. Alles boven de 43 db(A) is na een data-analyse door de RUD als stoorgeluid beschouwd. Tot slot sluit het rapport als volgt af:
"Gezien de meetresultaten is niet alleen het geluidniveau een bepalende factor met betrekking tot de klachten, maar draagt de geconstateerde 40 Hz (en ook 80 Hz en 160 Hz) bij aan de ondervonden hinder ondanks het lage geluidniveau van de 40 Hz.
Naar verwachting worden op 1 april 2021 nieuwe regels van kracht voor installaties als warmtepompen. Hiervoor gelden dan waarden van 40 dB(A) op de erfgrens. Echter het is niet gebruikelijk en niet wenselijk om bestaande installaties te toetsen aan nog niet van kracht zijnde regelgeving."
De genoemde 40 Hz is volgens het rapport in de tuin gemeten op positie 1 maar niet, althans minder, op positie 2 die dichterbij de warmtepomp zat.
2.5. [
Eiser] heeft nadien andere metingen laten verrichten door de heer [E.] van [bureau van E.] en heeft ook zelf veelvuldig metingen verricht met zijn mobiele telefoon alsook met een Datalogger Laserline SoundTestmaster met daarbij gemeten waardes die (veelal) boven de 50 db uitkomen.
2.6. [
E.] heeft in zijn rapport van 1 juli 2021 onder meer geschreven dat naast een "2 meter hoge dubbele houten schutting" ten oosten en ten zuiden van de warmtepomp bijgebouwen staan die het geluid in die richtingen afschermen en reflecteren, richting het westen naar [Eiser], illustratief weergegeven zoals hierna overgenomen (waarbij de voorzieningenrechter heeft aangeduid welk perceel van welke partij is).
[plattegrond van de percelen van partijen]
Het rode vierkantje bij de erfgrens van partijen in bovenstaande illustratie geeft de locatie van de warmtepomp aan.
[E.] heeft blijkens het rapport in de nacht van 31 mei op 1 juni 2021 gemeten conform het sinds 1 april 2021 aangepaste Bouwbesluit 2012 op de erfgrens, 0,5 meter hoger dan de gezamenlijke dichte erfafscheiding. De maximale geluidsnorm is daarbij 40 dB.
Het meetresultaat uit het rapport is - kort samengevat - dat deze norm overschreden wordt. [E.] concludeert dat daarbij geen sprake was van een relevant stoorgeluid.
[E.] heeft de door [Eiser] zelf op 30 mei 2021 verrichte metingen met de genoemde SoundTestmaster getoetst en (met kleine correcties) als indicatief bestempeld.
[E.] legt uit dat db's logaritmische waarden zijn, zodat bijvoorbeeld een overschrijding van 18 db 63 keer te veel is.
2.7.
Correspondentie tussen en namens partijen heeft niet tot een oplossing van het onderhavige geschil geleid waarna [Eiser] tot dagvaarden is overgegaan.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in deze zaak van 13 juli 2021 zijn partijen het volgende overeengekomen:
"Partijen zijn overeengekomen het geschil in kort geding als volgt te beëindigen.
(…)
1. In opdracht van [Eiser] zal er zo spoedig mogelijk een omkisting van Merford met trillingsdempende steunen voor de warmtepomp worden besteld. De kosten van deze omkisting en dempers zullen op basis van 50-50% door partijen worden gedragen. De montage van deze omkisting en dempers zal geschieden door de heren [x] en [y], bij partijen bekend.
2. De warmtepomp blijft gesitueerd in de nis waarin deze zich nu ook bevindt.
3. [[Gedaagde]] zal de warmtepomp vooralsnog in de uren tussen 22.00 uur en 08.00 uur uitzetten zolang de omkisting en dempers niet zijn aangebracht.
4. Nadat de omkisting en de dempers zijn aangebracht zal de warmtepomp opnieuw worden ingeregeld door de heren [x] en [y], voornoemd. Dit zal plaatsvinden via trial and error en wel in het najaar en de aansluitende winter in 2021 en begin 2022.
5. Het kort geding zal worden aangehouden tot en met februari 2022. Indien door voormelde maatregelen de onderhavige kwestie voldoende zal zijn opgelost zal mr. Stegeman de vordering namens haar cliënten intrekken. Mocht de kwestie niet voldoende zijn opgelost dan zal op dat moment worden bezien op welke wijze het kort geding zal worden hervat.
6. De kosten van deze procedure zullen vooralsnog worden gecompenseerd aldus dat beide partijen de eigen kosten dragen."
2.8.
Tot de aanschaf van een omkisting van Merford met trillingsdempende steunen is het niet gekomen waarna het kort geding op verzoek van [Eiser] is hervat. [Gedaagde] heeft ten aanzien van de hiervoor vermelde afspraken per buitengerechtelijk brief van 18 november 2021 jegens [Eiser] de ontbinding ingeroepen.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Bij dagvaarding vordert [Eiser] - kort samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [Gedaagde] veroordeelt om (meer subsidiair na geluids- en trillingsopnames van een derde) op haar kosten de warmtepomp te verplaatsen en verplaatst te houden naar een plek in haar tuin, tien meter van de genoemde schutting vandaan (althans zo dicht mogelijk bij de gevel van [Gedaagde]), voorzien van een Merford geluidsisolerende kast en trillingsdempers, en overige maatregelen te nemen zodanig dat het geluid en het trillen van de warmtepomp wordt teruggebracht naar een op de erfgrens gemeten niveau van 40 db, alsmede de pomp 's nachts tussen 22.00 uur en 09.00 uur 's ochtends uit te schakelen en uitgeschakeld te houden onder straffe van een dwangsom, met een veroordeling van [Gedaagde] in de kosten van deze procedure.
Bij akte aanvulling van eis vordert [Eiser] (tevens) een veroordeling van [Gedaagde], uitvoerbaar bij voorraad, tot nakoming van de op 13 juli 2021 tussen partijen gemaakte afspraken onder straffe van een dwangsom.
3.2. [
Eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [Gedaagde] met het laten draaien van de warmtepomp vanaf oktober 2020 niet te dulden geluidsoverlast ex artikel 5:37 BW veroorzaakt en blijft veroorzaken met als gevolg dat hij (en zijn gezin) in zijn nachtrust gestoord wordt met alle gevolgen van dien. [Eiser] legt met een beroep op het arrest van de Hoge Raad van 16 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1106, aan de vorderingen tevens ten grondslag de geluidsnormen van de per 1 april 2021 aangepaste Regeling Bouwbesluit 2012 waar de warmtepomp volgens hem niet aan voldoet.
Aan zijn aanvullende eis legt hij ten grondslag de door partijen op de mondelinge behandeling in deze zaak van 13 juli 2021 gemaakte afspraken. Volgens [Eiser] weigert [Gedaagde] mee te werken aan de aanschaf van de bedoelde omkisting met trillingsdempende steunen en zet zij in de tussentijd de warmtepomp (op wisselende tijdstippen) tussen 22.00 en 08.00 uur weer aan in weerwil van de gemaakte afspraken. Daarmee schiet zij tekort in de nakoming van haar verplichtingen uit die overeenkomst, aldus [Eiser]
[Eiser] licht toe veel stress en gezondheidsproblemen door de bedoelde geluidsoverlast te ondervinden en dat de heer [Eiser] I ([Eiser] 1) daardoor zelfs een keer op de intensive care afdeling in het ziekenhuis is beland. De heer [Eiser] 1 is hartpatiënt.
3.3. [
Gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [Eiser], uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van deze procedure, vermeerderd met wettelijke rente.
[Gedaagde] heeft naar aanleiding van de klachten van [Eiser] maatregelen genomen zoals onder 2.3 genoemd. De warmtepomp die zij na de vervanging heeft - een Fairland Inverter-Plus Model nummer IPH100T - staat er volgens haar bekend om een stille warmtepomp te zijn. Zij verwijst daarvoor naar een rapport van 9 juli 2021 van de door haar ingeschakelde [A2E] in de persoon van de heer [P.] die een visuele inspectie gedaan heeft en de voormelde rapporten van de RUD en van [E.] beoordeeld heeft. Volgens [A2E] en ook [Gedaagde] moet uitgegaan worden van het rapport van de RUD omdat zij anders dan [E.] de juiste geluidsnormen en meetmethoden gehanteerd heeft. De warmtepomp blijft onder het geluidsniveau dat als hinderlijk kan worden beschouwd, aldus [A2E] en [Gedaagde]. [Gedaagde] voert aan dat een beroep van [Eiser] op het genoemde arrest van de Hoge Raad van 16 juni 2017 niet slaagt omdat de wetgever expliciet de personen heeft willen beschermen ten aanzien van reeds vóór 1 april 2021 geïnstalleerde warmtepompen. De metingen van [E.] en van [Eiser] zelf zijn volgens [Gedaagde] niet te controleren en [E.] moet volgens haar als een partijdeskundige worden gezien. [Gedaagde] heeft meerdere verklaringen overgelegd van haar andere buren en/of bezoekers die de gestelde (ernst van de) geluidsoverlast niet bij haar thuis hebben waargenomen. Zij ervaart zelf die overlast ook niet. Naar de beleving van [Gedaagde] is [Eiser] (c.s.) meer (of over)gevoelig voor geluid waarvoor zij ook naar de door haar overlegde verklaringen verwijst. [Gedaagde] licht toe dat de huidige locatie van het zwembad en de warmtepomp (en de filterpomp in de schuur) in overleg met de zwembadbouwer bepaald is en zo vriendelijk mogelijk voor het milieu is. De warmtepomp verplaatsen of deze op de huidige plek te omkisten is volgens haar niet mogelijk. Daartoe heeft zij een rapport van bevindingen door [bureau van V.] (ingenieur [V.]) overgelegd die een inspectie heeft verricht en geconcludeerd heeft dat er een gebrek is aan ruimte.
[Gedaagde] licht voorts toe dat als zij de warmtepomp niet 's nachts laat draaien dat het water van het zwembad dan niet in de ochtend de gewenste temperatuur van dertig graden (of een andere toereikende temperatuur) bereikt om in te zwemmen. Dat is geen luxeprobleem, omdat [Gedaagde] diverse chronische aandoeningen heeft die onder meer met haar gewrichten te maken hebben. Het zwemmen in de ochtend in warm water is derhalve voor haar een therapie bij gebreke waarvan zij pijn ervaart en zware medicijnen zal moeten nemen met de daarbij gepaard gaande bijwerkingen.
[Gedaagde] voert aan dat er geen deugdelijk bewijs ligt dat de slaapproblemen van [Eiser] door haar warmtepomp veroorzaakt worden en dat dit kort geding zich ook niet leent om daar achter te komen. Toewijzing van de vorderingen leidt voor haar tot verstrekkende en mogelijk onherstelbare gevolgen, aldus [Gedaagde].
3.4.
Op de verdere stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beslissing van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter stelt bij de beoordeling voorop dat hij bij de tweede mondelinge behandeling, anders dan namens [Gedaagde] is betoogd, geoordeeld heeft dat de gemaakte afspraken van partijen op de eerste mondelinge behandeling van 13 juli 2021 niet een schikking betreffen waarmee de procedure beëindigd is zoals bedoeld in artikel 89, eerste lid, Rv. Uit de tekst (en de bedoeling daarvan) van de bedoelde afspraken blijkt immers duidelijk dat de procedure is aangehouden om te bezien of de oplossing die partijen voor heeft gestaan toereikend zal zijn en welke stappen daarna nog nodig zijn. Voor het verloop van de procedure is dit ook hoe de voorzieningenrechter het zich heeft voorgestaan. [Gedaagde] heeft op de betreffende zitting met haar toenmalige advocaat ook niet van een ander standpunt laten blijken. Nu [Eiser] om voortzetting van de procedure heeft verzocht en tussen partijen vaststaat dat zij geen volledige uitvoering aan de gemaakte afspraken hebben gegeven (en de vorderingen in navolging daarvan niet door [Eiser] zijn ingetrokken) is de procedure dus niet beëindigd. Er staat daarom voor de voorzieningenrechter niets aan in de weg om de procedure verder zelf af te handelen.
Ten aanzien van het betoog namens [Gedaagde] dat de voorzieningenrechter niet oordelen mag over de ten overstaan van hem door partijen gesloten vaststellingsovereenkomst en de uitvoering daarvan overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Anders dan in het arrest van de Hoge Raad van 6 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3458, was de onderhavige procedure niet beëindigd. [Eiser] heeft bovendien te dien aanzien zijn eis tijdig vermeerderd en heeft daaraan feiten ten grondslag gelegd van na de eerste mondelinge behandeling bij welke feiten de voorzieningenrechter niet betrokken is geweest. Daar komt bij dat [Gedaagde] de eiswijziging niet zelfstandig heeft aangevochten en zij niet het bestaan en de inhoud van de bij de eerste mondelinge behandeling gemaakte afspraken bestrijdt anders dan in het vorige alinea overwogene. Onder die omstandigheden ziet de voorzieningenrechter ook geen belemmering om op de gewijzigde eis te mogen beslissen.
4.2.
De voorzieningenrechter zal mede gelet op het gemotiveerde verweer van [Gedaagde] in dit kort geding echter niet vooruitlopen op de (on)mogelijkheid van de door partijen op grond van de gemaakte afspraken, deels gezamenlijk, te nemen maatregelen. Het gaat dan om de bestelling en installatie (door derden) van een passende en afdoende geluidsreducerende omkisting van Merford om de onderhavige warmtepomp als deze op dezelfde plek blijft staan. Dit kort geding leent zich niet (meer) om dat nader uit te (laten) zoeken. Omdat de voorzieningenrechter het betoog van [Gedaagde] zo begrijpt dat (ook) [Eiser] gelet op de gestelde onmogelijkheid tekort zal schieten in de nakoming van de gemaakte afspraken laat de voorzieningenrechter in het midden de vraag of [Gedaagde] succesvol ten aanzien daarvan de ontbinding heeft ingeroepen. [Eiser] kan daarom in deze procedure ook niet met succes (volledige) nakoming van deze afspraken afdwingen. De aanvullende eis van [Eiser] zal gelet op het voorgaande worden afgewezen waarna de bij dagvaarding ingestelde vorderingen resteren.
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat de laatste producties die op de ochtend van de laatste mondelinge behandeling namens [Eiser] zijn ingediend op verzoek van [Gedaagde] als zijnde tardief buiten beschouwing zijn en worden gelaten (productie 47 betreft evenwel een kopie van het proces-verbaal van 13 juli 2021 dat al onderdeel van het procesdossier uitmaakt). Dat gaat niet op voor het gelijkluidende verzoek van [Eiser] over de laatste namens [Gedaagde] op 19 november 2021 ingediende producties, mede gelet op de (relatief) geringe omvang en inhoud daarvan. Niet gezegd kan worden dat [Eiser] daarmee in zijn verdediging geschaad is, al was het maar omdat hij tijdens de (tweede) mondelinge behandeling voldoende gelegenheid gehad heeft zich ertegen te verweren.
4.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de zaak naar zijn aard spoedeisend. De zaak gaat immers over structurele geluidsoverlast en de ingestelde vorderingen beogen daaraan een einde te maken.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat de onderhavige warmtepomp geluid produceert. Zij verschillen echter van mening de mate waarin dat gebeurt. Op grond van de artikelen 5:37 en 6:162 BW is het [Gedaagde] niet toegestaan om niet te dulden geluidsoverlast te veroorzaken richting haar buren, waaronder [Eiser]. Of daarvan sprake is hangt af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waarbij onder meer rekening moet worden gehouden met het gewicht van de belangen die door de hinder toebrengende activiteit worden gediend, en de mogelijkheid, mede gelet op de daaraan verbonden kosten, en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te nemen (vgl. Hoge Raad 15 februari 1991, NJ 1992, 639).
De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat hij de gezondheidsproblemen die [Eiser] aankaart als gevolg van structureel slaaptekort voldoende aannemelijk acht, mede nu deze door [Gedaagde] niet zijn betwist. Daar komt bij dat de voorzieningenrechter er kennis van heeft genomen dat [Eiser] een hartpatiënt is, evenals van het feit dat [Gedaagde] een chronische aandoening met onder meer haar gewrichten heeft en dat zwemmen in warm water de pijn kan doen verlichten.
Mede van belang, maar niet doorslaggevend voor de vraag of er sprake is van onrechtmatige geluidsoverlast, zijn de toepasselijke publiekrechtelijke regelgevingen met de daarin genoemde norm(en) en de daarbij behorende meetmethoden. Zo blijkt ook uit het arrest van de Hoge Raad van 16 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1106. Daarin heeft de Hoge Raad geoordeeld dat voor de vraag of van niet te dulden (of onrechtmatige) (stank)hinder sprake is, gekeken mag worden naar (nieuwe) regelgeving waarin het maximale toelaatbare niveau naar objectieve maatstaven is berekend volgens recente inzichten. Volgens [Gedaagde] heeft de wetgever weliswaar de eigenaren van reeds geïnstalleerde warmtepompen bij de invoering van de nieuwe regelgeving met betrekking tot deze warmtepompen per 1 april 2021 (financieel) willen beschermen, maar dat laat onverlet de zelfstandige plek en betekenis in de wet die de artikelen 5:37 en 6:162 BW, gelet op het voornoemde, innemen en waar de wetgever geen verandering in heeft gebracht. Doorslaggevend in deze zaak is aldus nog steeds de vraag of [Gedaagde] geluidsoverlast veroorzaakt dat naar objectieve maatstaven niet geduld hoeft te worden, waaronder begrepen het geluid van de warmtepomp. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is daarvan in ieder geval sprake als een buur in een woonwijk door het geluid van de warmtepomp 's nachts structureel niet of niet goed genoeg kan slapen.
4.6. [
Gedaagde] voert weliswaar aan dat haar warmtepomp erom bekend staat een stille warmtepomp te zijn - [Eiser] betwist dat onder verwijzing naar een geluidstabel van de betreffende warmtepomp producent zoals opgenomen in de (eerste) pleitnota van zijn advocaat - maar zij bestrijdt niet de vele publicaties van onder meer Vereniging Eigen Huis, de Nederlandse Stichting voor Geluidshinder, de Consumentenbond, het Vakblad Warmtepompen, Gemeente.nu en van het tv-programma Kassa waarnaar [Eiser] verwezen heeft. Daaruit volgt - kort samengevat - dat warmtepompen zoals ook die van haar veelvuldig een bron van geluidsoverlast zijn. De (inmiddels) strengere normen uit de hiervoor bedoelde gewijzigde publiekrechtelijke regelgeving is daar naar het oordeel van de voorzieningenrechter een bevestiging van. Een goede oplossing lijkt daarvoor te zijn een (passende) geluidsreducerende omkisting die bij de warmtepomp van [Gedaagde] in ieder geval ontbreekt.
Hoewel [E.] als een partijdeskundige te kwalificeren is, heeft hij anders dan de RUD blijkens zijn rapport het onderzoek verricht aan de hand van de besproken nieuwe inzichten en zijn daar gemeten geluidsniveaus uit voortgekomen die de nieuwe geluidsnormen ruimschoots overschrijden.
Daarnaast heeft [Eiser] meerdere verklaringen overgelegd van personen waaruit volgt dat niet alleen [Eiser] maar ook deze personen de gestelde geluidsoverlast bij hem thuis hebben waargenomen. Daar staat weliswaar tegenover dat [Gedaagde] meerdere verklaringen van andere omwonenden en haar bezoekers heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij de gestelde geluidsoverlast niet bij haar (of bij hun) thuis ervaren, maar de voorzieningenrechter overweegt dat niet onaannemelijk is dat - zoals [E.] dat heeft benoemd - de locatie van de warmtepomp en de daaromheen staande bijgebouwen (hiervoor onder 2.6 weergegeven) maakt dat het geluid richting [Gedaagde] wordt afgeschermd terwijl het geluid gereflecteerd wordt richting [Eiser] Daarnaast staat de warmtepomp ook dichterbij de slaapkamer van [Eiser] dan die van [Gedaagde].
In een eventuele te entameren bodemprocedure zal mogelijk een deskundigenonderzoek moeten worden gelast, maar de voorzieningenrechter acht het voorshands gelet op het voorgaande voldoende aannemelijk dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat [Gedaagde] met het 's nachts laten draaien van de warmtepomp richting [Eiser] onrechtmatige geluidsoverlast veroorzaakt en zal vooruitlopend daar op en in eventuele afwachting daarvan een voorziening treffen zoals hierna genoemd. De voorzieningenrechter komt daarbij tot het oordeel dat [Eiser] een dusdanig zwaarwegend spoedeisend belang heeft dat van hem niet mag worden gevergd de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten. Beide partijen kampen met gezondheidsproblemen waar de voorzieningenrechter niet volledig aan tegemoet kan komen. De voorzieningenrechter weegt daarbij de gezondheidsproblemen als gevolg van structureel te weinig slaap thans zwaarder dan de gezondheidsproblemen die [Gedaagde] ervaart als zij op een ander moment dan zij thans doet in voldoende warm water zwemmen kan of medicijnen moet nemen.
4.7.
Omdat van andere door [Eiser] gevorderde door [Gedaagde] te nemen maatregelen nog maar zal moeten blijken of deze afdoende het geluidsprobleem verhelpen, daar mogelijk voor [Gedaagde] (onnodig) hoge kosten bij komen kijken en het [Eiser] vooral om de nachtelijke uren te doen is, acht de voorzieningenrechter een voorlopige ordemaatregel voor de nachtelijke uren op zijn plaats. De voorzieningenrechter zal het [Gedaagde] verbieden om in de nachtelijke uren de warmtepomp aan te zetten en aan te laten op straffe van een (gemaximeerde) dwangsom zoals hierna onder de beslissing genoemd onder afwijzing van het meer door [Eiser] gevorderde. [Gedaagde] mag en kan dus van haar warmtepomp blijven gebruiken maar niet tussen 23.00 uur 's avonds en 07.00 uur 's morgens. Uiteraard staat het [Gedaagde] nog steeds vrij om andere passende maatregelen te nemen zoals het verplaatsen van de warmtepomp en/of het omkisten van de warmtepomp met de juiste (Merford) kast dusdanig dat de geluidsoverlast eveneens voldoende verholpen is. In dat geval zal het genoemde verbod kunnen vervallen. De voorzieningenrechter houdt daar in de beslissing rekening mee. [Gedaagde] heeft het een en ander dus in eigen handen. Zij stelt weliswaar, gemotiveerd, dat de juiste Merford kast niet in haar tuin past - [Eiser] betwist dat - maar waarom dit voor rekening en risico voor [Eiser] zou moeten komen is gesteld noch gebleken.
4.8.
Bij deze uitkomst zal [Gedaagde] als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten die [Gedaagde] aan [Eiser] moet vergoeden worden vastgesteld op:
aan dagvaardingskosten € 121,39;
aan griffierecht € 309,00;
aan salaris van de advocaat
€ 1.524,00;
in totaal € 1.954,39.
Voor het salaris van de advocaat is de voorzieningenrechter uitgegaan van 1,5 keer het tarief 'Handel KG, gemiddeld' conform de Aanbevelingen van het LOVCK, omdat er twee inhoudelijke mondelinge behandelingen hebben plaatsgevonden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verbiedt [Gedaagde] om vanaf de zevende dag na betekening van dit vonnis de onderhavige warmtepomp in haar tuin aan te zetten en/of aan te houden telkens tussen 23.00 uur 's avonds en 07.00 uur de volgende ochtend totdat zij (andere) passende maatregelen heeft genomen zoals in rechtsoverweging 4.7 bedoeld, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat [Gedaagde] in strijd met dit verbod handelt tot een maximum van € 20.000,00;
5.2.
veroordeelt [Gedaagde] tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van [Eiser] vastgesteld op € 1.954,39;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op
6 december 2021.
c532/MS