ECLI:NL:RBNNE:2021:5685

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
LEE 20/3307
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van Wajong-uitkering en herziening van eerdere besluiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een Wajong-uitkering aan eiseres, die eerder aanvragen had ingediend in 2005 en 2012. Eiseres had op 14 januari 2020 een herzieningsverzoek ingediend, waarbij zij nieuwe informatie over haar arbeidsongeschiktheid aanleverde. De rechtbank oordeelde dat de eerdere besluiten van 21 maart 2005 en 9 mei 2012 onjuist waren, omdat de nieuwe feiten erop wezen dat eiseres vanaf haar 18e verjaardag recht had op een Wajong-uitkering. De rechtbank verwierp het beroep van verweerder op verjaring, omdat het moment waarop de vordering opeisbaar is geworden nog niet vaststond. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/3307

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres
(gemachtigde: mr. B. van Dijk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: T.R. Vallinga).

Procesverloop

In het besluit van 11 juni 2020 (primair besluit) heeft verweerder aan eiseres met ingang van 16 januari 2019 een Wajong-uitkering toegekend.
In het besluit van 11 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard en haar met ingang van 16 januari 2015 een Wajong-uitkering toegekend.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 september 2021 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres, geboren op [datum], heeft op 29 november 2004 een Wajong-uitkering aangevraagd. Bij besluit van 21 maart 2005 is de aanvraag afgewezen omdat eiseres vanaf 18 mei 2002 niet 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest.
2. Vanaf 2006 ontvangt eiseres een bijstandsuitkering.
3.1.
Op 13 april 2012 heeft eiseres wederom een Wajong-uitkering aangevraagd omdat zij door psychische klachten al sinds 1996 arbeidsongeschikt is. Verzocht is de beslissing van 21 maart 2005 te herzien.
3.2.
Op basis van eigen onderzoek en ontvangen medische informatie van de behandelend psychiater heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat er nu andere bevindingen zijn dan in 2005. Nu is sprake van een ongedifferentieerde somatoforme stoornis, waardoor er duidelijke beperkingen zijn op het persoonlijke en het sociale vlak. Ten aanzien van de 17e verjaardag zijn er geen veranderde inzichten, omdat niet duidelijk is geworden dat er sprake is van een stoornis of ziekte die in 2005 ook al aanwezig zou zijn geweest en die beperkingen geeft die tot arbeidsongeschiktheid aanleiding geven.
3.3.
Bij besluit van 9 mei 2012 heeft verweerder beslist dat niet wordt teruggekomen van de beslissing van 21 maart 2005.
4.1.
Bij brief van 14 januari 2020, ontvangen op 16 januari 2020, is nogmaals een Wajong-uitkering aangevraagd. Tevens is verzocht terug te komen van de eerdere beslissingen van 21 maart 2005 en 9 mei 2012. Informatie van [psychiater], psychiater in het UMCG waar eiseres sinds 2009 onder behandeling staat, is bijgevoegd.
4.2.
Verzekeringsarts Ruitenberg heeft nader onderzoek verricht en in zijn rapport van 28 mei 2020 vastgesteld dat sprake is van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek; namelijk een Autisme Spectrum Stoornis, die al bestaat sinds de kinderleeftijd. Bij eiseres is de diagnose laat gesteld, maar zij had op de 18e verjaardag beperkingen als gevolg van ziekte. Per datum aanvraag 16 januari 2020 zijn er -duurzaam- geen benutbare mogelijkheden, doordat eiseres ernstig disfunctioneert, zowel persoonlijk als sociaal, als gevolg van een ernstige psychische stoornis.
4.3.
Bij het primaire besluit is aan eiseres met ingang van 16 januari 2019 een Wajong-uitkering toegekend. Over de periode 16 januari 2019 tot en met 31 mei 2020 zal deze uitkering met de bijstandsuitkering van de gemeente Midden-Groningen worden verrekend.
4.4.
Namens eiseres is tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Gesteld is dat het niet een eerste aanvraag betreft, maar een (tweede) herzieningsverzoek, zodat de Wajong-uitkering per eerdere datum had moeten worden toegekend. De uitkering zou moeten ingaan een jaar vóór de eerste aanvraag in november 2004.
4.5.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar gegrond verklaard. Aan eiseres is met ingang van 16 januari 2015 een Wajong-uitkering toegekend, onder verrekening met de bijstandsuitkering van de gemeente Midden-Groningen. In verband met verjaring wordt (slechts) vijf jaar teruggegaan vanaf de datum van de tweede herhaalde aanvraag.
5. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
In beroep is aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 7:11 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De aanvraag van 14 januari 2020 behelst tevens een herzieningsverzoek maar ten aanzien van de juistheid van de eerdere besluiten uit 2005 en 2012 is nog geen besluit genomen. Bovendien gaat verweerder er ten onrechte van uit dat aanspraken vóór 16 januari 2015 zijn verjaard.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat eiseres met het verzoek van 14 januari 2020 informatie heeft overgelegd die, ook naar het oordeel van verweerder, als een novum moet worden aangemerkt. Deze nieuwe feiten zijn volgens verweerder zelfs zodanig van aard dat eiseres vanaf haar 18e verjaardag voldoet aan de voorwaarden om voor een recht op een Wajong-uitkering in aanmerking te komen.
Naar het oordeel van de rechtbank impliceert dit standpunt dat de eerdere beslissingen van 21 maart 2005 en 9 mei 2012 onjuist waren. Verweerder heeft echter, ondanks het verzoek daartoe van eiseres, niet in een nader besluit vastgelegd of het novum ook tot een herziening van de besluiten van 2005 en 2012 had kunnen en moeten leiden. Het bestreden besluit is reeds om die reden ondeugdelijk gemotiveerd en niet zorgvuldig voorbereid.
6.1.
Verweerder heeft zich voorts, met verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 maart 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:811, beroepen op verjaring in de zin dat volgens vaste rechtspraak financiële aanspraken jegens de overheid op grond van de rechtszekerheid na een termijn van vijf jaar niet meer in rechte afdwingbaar zijn.
6.2.
De rechtbank volgt verweerder hierin niet.
Op grond van artikel 3:308 van het BW verjaart een rechtsvordering tot betaling van geldsommen die bij het jaar of een kortere termijn moeten worden betaald door verloop van vijf jaar na aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan slechts van verjaring worden gesproken als het moment waarop de vordering opeisbaar is geworden vast staat en dat is nu nog niet het geval.
7. Op grond van het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met het in de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb neergelegde zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel. Gelet op de omvang van het nog te verrichten onderzoek door verweerder, ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, maar volstaat zij met de vernietiging van het bestreden besluit en de opdracht aan verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank ziet tevens aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres. Deze kosten begroot de rechtbank op € 2.564,- op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het deelnemen aan de telefonische hoorzitting, met een waarde per punt van € 534,- alsmede
1. punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen 6 weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten in beroep van eiseres tot een bedrag van
€ 2.564,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van
H.J. Boerma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 november 2021.
griffier
rechter
is buiten staat te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.