Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[C],
[D],
[C],
[D],
1.Procesverloop
in de hoofdzaak in conventie en in voorwaardelijke reconventieblijkt uit:
in de vrijwaringszaakblijkt uit:
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak vorderde eiser [A] een verklaring voor recht dat [B] c.s. aansprakelijk was voor de schade die hij had geleden als gevolg van een verkeersongeval op 18 maart 2018, terwijl hij werkzaamheden verrichtte voor [B]. De kantonrechter diende te beoordelen of er sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen [A] en [B] c.s. De rechter concludeerde dat er geen arbeidsovereenkomst was, omdat de elementen van een arbeidsovereenkomst, zoals persoonlijke arbeid, loon, gezagsverhouding en een zekere tijd, niet aanwezig waren. De kantonrechter oordeelde dat [A] incidenteel werkzaamheden had verricht voor [B] en dat de relatie tussen hen meer die van vrienden was dan van werkgever en werknemer. De vorderingen van [A] werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. In de vrijwaringszaak vorderde [B] c.s. veroordeling van De Goudse, maar ook deze vorderingen werden afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat er geen rechtsgrond was voor de vorderingen van [A] en dat De Goudse niet aansprakelijk was, omdat er geen arbeidsovereenkomst bestond. De rechter wees de vorderingen van [B] c.s. af en veroordeelde hen in de proceskosten.