ECLI:NL:RBNNE:2021:5474

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
C/18/204483 / HA ZA 21-46
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake verbintenissenrecht en metaalunievoorwaarden tussen Rensel Metaal B.V. en Marble Consultans B.V.

In deze zaak vordert Rensel Metaal B.V. (hierna: Rensel) betaling van een bedrag van € 19.835,90 van Marble Consultans B.V. (hierna: Marble) op basis van een overeenkomst voor de levering van balkonrelingen. De rechtbank Noord-Nederland heeft op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in deze civiele procedure. Rensel stelt dat Marble tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door niet tijdig te betalen en vordert daarnaast buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Marble betwist de vordering en beroept zich op opschorting en (partiële) ontbinding van de overeenkomst, stellende dat de geleverde relingen ondeugdelijk zijn en dat Rensel in verzuim verkeert.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de metaalunievoorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst en dat Marble niet tijdig heeft geklaagd over de kwaliteit van de geleverde relingen. De rechtbank oordeelt dat Rensel niet in verzuim is komen te verkeren, omdat Marble niet heeft voldaan aan de vereisten voor een ingebrekestelling. De rechtbank wijst de vordering van Rensel toe en veroordeelt Marble tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten. Marble wordt ook veroordeeld in de proceskosten, aangezien zij in overwegende mate in het ongelijk is gesteld.

In reconventie heeft Marble vorderingen ingesteld die zijn afgewezen, omdat de rechtbank oordeelt dat Rensel niet in verzuim is en dat Marble niet gerechtigd was om zich op een opschortingsrecht te beroepen. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van Rensel gegrond zijn en dat Marble de kosten van de procedure dient te vergoeden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/204483 / HA ZA 21-46
Vonnis van 27 oktober 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RENSEL METAAL B.V.,
gevestigd te Winschoten,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. W. de Weijer te Groningen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARBLE CONSULTANS B.V.,
gevestigd te Groningen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E.T. van Dalen te Groningen.
Partijen zullen hierna Rensel en Marble genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 juni 2021,
  • de akte overlegging producties van Marble van 16 september 2021,
  • de conclusie van antwoord in reconventie van 27 september 2021,
  • de mondelinge behandeling gehouden op 27 september 2021, waarvan de griffier aantekening heeft gehouden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Medio juli 2020 is tussen Marble en Rensel een overeenkomst tot stand gekomen op grond waarvan Rensel zich heeft verplicht tot de levering aan Marble van 64 door Rensel uit staal te vervaardigen balkonrelingen.
2.2.
Bij e-mail van 1 juli 2020 heeft [voorletter] [namens Rensel] namens Rensel een orderbevestiging aan [voorletter] [directeur Marble] (directeur Marble) gezonden. In deze orderbevestiging wordt verwezen naar de toepasselijkheid van metaalunievoorwaarden (versie 1 januari 2019) die als bijlage aan de
e-mail zijn gehecht. In de e-mail heeft [namens Rensel] aan [directeur Marble] geschreven (voor zover hier van belang):
(…) U had daarbij de wens uitgesproken de planning zo in te richten dat een levering voor de bouwvak mogelijk was. We hebben toegezegd te kijken of dat mogelijk zou zijn. We hebben u geen beloftes gedaan over een te halen levertijd. Bij de eerste bestellingen van materialen werden wij geconfronteerd met lange levertijden en hoge prijzen. Daar zijn we mee aan de slag gegaan. Dat heeft geresulteerd in kortere, maar nog steeds lange, levertijden en prijzen die weer in de buurt lagen van de offerte.(…)
Bij het inrichten van de order werden wij geconfronteerd met het feit dat een aantal zaken anders waren dan aangeboden: (…)
Dit zien wij als meerwerk t.o.v. de offerte en konden wij onmogelijk voorzien. Een gedeelte van deze kosten nemen wij voor eigen rekening en een gedeelte wordt aan u doorbelast. Dit ziet u terug in de opdrachtbevestiging.
Verder kregen wij levertijden door waarbij levering voor de bouwvak onmogelijk werd. De kokers komen pas in week 28 en het plaatwerk in week 29. Daarna begint onze bouwvak en zullen we pas met de bewerkingen na de bouwvak kunnen starten. Vanaf daar is een planning gemaakt waarbij het laatste product op 4 september 2020 leverbaar is.
2.3.
In reactie daarop schrijft [directeur Marble] in zijn e-mail van 1 juli 2020 aan [namens Rensel] (voor zover hier van belang):
(…) Mijn voorstel is dat er geen meerkosten ontstaan voor beitsen / passiveren; dat vanaf 23 juli de eerste (deel)leveringen plaatsvinden en we een uiterste datum laatste levering afspreken, zijnde 19 augustus 2020 (…)
2.4.
In een e-mail van 2 juli 2020 heeft [namens Rensel] aan [directeur Marble] geschreven (kort gezegd) dat de levering van de door haar bestelde geborstelde koker vertraging heeft opgelopen en een snelle deellevering van de balkonrelingen als gevolg daarvan niet mogelijk is. Ten aanzien van de kosten van het beitsen en passiveren heeft [namens Rensel] geschreven dat deze (wel) in haar prijsopgave zijn opgenomen.
2.5.
Op 3 september 2020 is een deel van de relingen aan Marble geleverd. De overige leveringen zijn op 7, 9, 11 en 13 september 2021 door Rensel naar RVS Noord gezonden, waar zij na het beitsen en passiveren zijn opgehaald door Marble.
2.6.
Op 17 september 2020 is tussen Rensel ( [namens Rensel] en [voorletter] [namens Rensel] ) en Marble ( [voorletter] [directeur Marble] ) overleg gevoerd over (kort gezegd) de kwaliteit van de geleverde relingen. Naar aanleiding van dit gesprek heeft [namens Rensel] in een e-mail van 17 september 2020 namens Rensel aan [directeur Marble] geschreven:
Dank voor je bezoek. Hierbij even kort wat we hebben afgesproken:
We gaan voor de uitgevoerde werkzaamheden € 28.790 + BTW aan jullie doorberekenen. De factuur zal binnen 30 dagen na factuurdatum worden voldaan.
Het is jammer dat het voor beide partijen een wat minder goed project is geweest. Rensel is daar natuurlijk ook mede debet aan. Nogmaals onze excuses daarvoor en mooi dat we het zo hebben kunnen oplossen.
2.7.
Bij schrijven van 5 oktober 2020 heeft Rensel Marble bericht dat zij voornemens is haar activiteiten met ingang van 1 december 2020 te staken en dat de lopende opdrachten zoveel als mogelijk worden afgemaakt.
2.8.
Bij e-mail van 15 oktober 2020 heeft Marble aan Rensel geschreven:
Onlangs bespraken we het project “ [project] ” en de daarbij door Rensel Metaal BV geleverde 64 stuks RVS balkonrelingen, voor het door Rensel geleverde werk zou een totaal-bedrag van € 28.790,- worden gefactureerd. Na ons gesprek zijn de laatste 12 stuks grote relingen in Leek afgehaald en gemonteerd.
Tijdens het gesprek werd door dhr. [voornaam] [namens Rensel] aangegeven dat het hem raadzaam leek de
las-kwaliteit ter plaatse in Groningen nader te controleren omdat we onze bedenkingen hadden over de kwaliteit, wij vernamen nog geen nader bericht hierover. Er moest nog een oplevering plaats vinden waaruit blijkt dat de kwaliteit uitmuntend is. Er zijn nu grote verschillen in de kwaliteit geconstateerd tussen de eerder door Rensel in het voorjaar van 2020 geleverde “tussenpanelen” en de daarna geleverde relingen, de tussenpanelen zijn opmerkelijk beter gelast. Beide bestaan uit dezelfde RVS kokerbuis 45x45mm.
Inmiddels heeft er een inspectie plaatsgevonden (steekproef bij 27% van de geplaatste relingen) waarvan ik u diverse foto’s toezend, uit de inspectie blijkt dat de kwaliteit slecht is en de specificaties zoals aangegeven op de tekeningen/bestek niet zijn aangehouden. Hieronder een aantal van de aangetroffen gebreken.
- De lassen rondom aan de bovenzijde dienen volgens bestek/tekening een a-hoogte van 2mm te hebben, de lassen voldoen daar niet aan.
- Er bevinden zich op vele plaatsen zgn. “las-bloemkolen”, gaten in de las.
- Veel lassen zijn gewoon heel erg slecht gelast, “aan elkaar gebakken”.
- Er zijn “lekke lassen” geconstateerd waar vloeistof uitliep.
- Veel lassen zijn ruw en scherp en kunnen bij aanraking wonden veroorzaken, van strak laswerk is geen sprake.
- Er is/zijn plaatsen waar de las is vergeten.
In ieder geval voldoet de kwaliteit in het geheel niet aan de verwachting en aan de opdracht welke aan Rensel Metaal werd gegeven en aan de kwaliteit welke door Rensel Metaal BV wordt geannonceerd. Eén van de redenen om zaken met Rensel Metaal BV te doen is de kwaliteitsnorm welke Rensel Metaal BV zegt te voeren.
Wij kwamen in de diverse gesprekken overeen dat er een kwaliteits-/ garantie norm voor Rensel Metaal BV bestaat van 10 jaar op RVS 304 en de lastechniek. Wij geven uiteraard dezelfde 10 jaar garantie termijn op ons werk, om het netjes te zeggen “dat is een grote uitdaging”, onder de huidige omstandigheden en door de geleverde kwaliteit is dat een bijzonder groot bedrijfsrisico voor ons.
Zojuist ontvingen we de aankondiging dat Rensel Metaal BV per 1 december 2020 haar
bedrijfsactiviteiten beëindigd, waarbij de lopende opdrachten ,“zoveel als mogelijk” worden
afgemaakt. Ons geeft dit geen vertrouwen en uiteraard treft ons dan alle risico’s en verantwoordelijkheden naar de afnemer.
Wij zullen een totaalbedrag van euro 15.000,- aan Rensel Metaal BV overmaken en beschouwen de zaak hierbij als afgedaan.
2.9.
Bij e-mail van 16 oktober 2020 heeft Rensel ( [namens Rensel] ) als volgt gereageerd:
Met verbazing lees ik uw mail. Op 17 september bent u bij Rensel (bij [voornaam] [namens Rensel] en ondergetekende) geweest m.b.t. onderstaande. We hebben toen het gehele proces doorgenomen en de geleverde producten besproken. U gaf toen aan dat de producten prima van kwaliteit waren, zeker nadat ze gebeitst waren. Omdat dat beitsen in eerste instantie niet in de prijs was meegerekend, maar u er wel vanuit mocht gaan dat dat er bij in zat, zijn we u met de prijs tegemoet gekomen en hebben we dit afgerond op het door u in de brief genoemde bedrag.
U heeft vervolgens (en voorafgaand aan ons gesprek) de railingen allemaal gemonteerd terwijl u ze allemaal zelf heeft afgehaald en, voordat eea is gemonteerd, heeft bekeken en goedgekeurd, zoals u ook in ons gesprek van 17 september heeft aangegeven. Wij zijn dan ook zeer verbaast dat nu alles gemonteerd is, de kwaliteit “ineens” niet meer conform wensen is.
Wij willen u dan ook verzoeken om het afgesproken en gefactureerde bedrag binnen de afgesproken en bevestigde 30 dagen over te maken. Mocht dat niet gebeuren, dan zullen wij de factuur overdragen aan Trip Advocaten in Groningen, waarbij de bijkomende kosten uiteraard doorberekend zullen worden.
2.10.
In opdracht van Marble heeft deskundige [deskundige] , werkzaam voor Materials Testing Veendam, onderzoek gedaan naar de door Rensel geleverde relingen. De deskundige heeft het volgende geconcludeerd:
De kwaliteit van de lassen voldoet niet aan de eisen die vermeld staan op de tekeningen en zeker voldoet ze ook niet aan goed vakmanschap. Waarbij opgemerkt mag worden dat als er maar 50% van een las gelegd wordt zoals het geval is bij te lage a-hoogte dat dit ook een direct effect heeft op de sterkte van de reling. Aangenomen mag worden dat de sterkte in deze las met meer dan 50% is afgenomen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Rensel vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. Marble te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen een bedrag van € 19.835,90, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 12% vanaf de vervaldata der factuur, zijnde 30 dagen na factuurdatum, subsidiair de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
II. Marble te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen de buitengerechtelijke kosten, zijnde primair een bedrag van € 1.711,80, en subsidiair een bedrag van € 973,36, en meer subsidiair een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III. Marble te veroordelen in de kosten van het geding, te vermeerderen met de nakosten ad € 163,00, vermeerderd met € 85,00 per exploot ingeval van betekening, alsmede met de bepaling dat, indien de aldus verschuldigde proceskosten niet zijn voldaan binnen veertien dagen na het wijzen van het vonnis, zij vanaf het verstrijken van de genoemde termijn de wettelijke rente over de proceskosten en nakosten verschuldigd is;
IV. Marble te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Rensel te betalen de kosten die zij heeft gemaakt in verband met deze procedure, zijnde een bedrag
van € 4.000,00, althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag, te
vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de
dag der algehele voldoening.
3.2.
Rensel heeft het volgende aan de vordering ten grondslag gelegd.
3.2.1.
Marble is gehouden de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst onverkort na te komen. Rensel betwist de door Marble gestelde gebreken aan de relingen. Marble heeft de laatste partij van de 64 door Rensel aan haar geleverde relingen geïnspecteerd. In enkele lassen werden oneffenheden vastgesteld. Dat is tijdens een gesprek met [directeur Marble] van Marble op 17 september 2020 aan de orde geweest. Naar aanleiding daarvan heeft Rensel de kosten van het beitsen en passiveren op zich genomen. Tijdens het gesprek is niet overeengekomen dat de lassen op initiatief van Rensel nader zouden worden geïnspecteerd. Gemaakte afspraken zijn direct na het gesprek met [directeur Marble] (Marble) vastgelegd in een e-mail van 17 september 2020. Op de inhoud van de e-mail van 17 september 2020 heeft Marble niet gereageerd. Marble heeft de geleverde relingen uiteindelijk akkoord bevonden en deze vervolgens gemonteerd op de balkons van nieuwbouwwoningen. Op grond van deze afspraken kan Marble zich thans niet langer op de beweerdelijke gebrekkige kwaliteit van de relingen en/of de overschrijding van een fatale termijn beroepen.
3.2.2.
Op de overeenkomst zijn de aan Marble ter hand gestelde metaalunievoorwaarden van toepassing verklaard, dat volgt uit de orderbevestiging die aan Marble is gezonden. De in artikel 15.1 van deze voorwaarden vermelde klachttermijn van 2 weken is niet in acht genomen. Pas op 15 oktober 2020 heeft Marble geklaagd over de kwaliteit van de relingen.
Vanwege het late klagen wordt Rensel in haar bewijspositie geschaad. De balkonrelingen zijn inmiddels gemonteerd en Rensel heeft geen zicht op beschadigingen die zijn ontstaan vanwege transport en/of montage.
Marble voert aan slechts gehouden te zijn tot betaling van een bedrag van
€ 15.000,00. Zij laat na te onderbouwen waarom betaling van dit deel van de aanneemsom gerechtvaardigd zou zijn.
3.2.3.
Uit artikel 14.3 van de metaalunievoorwaarden volgt dat als de opdracht niet deugdelijk is uitgevoerd, de opdrachtnemer de keuze heeft de werkzaamheden alsnog uit te voeren of de opdrachtgever te crediteren voor een evenredig deel van de opdrachtsom. In beide gevallen dient opdrachtnemer in de gelegenheid te worden gesteld de prestatie alsnog deugdelijk uit te voeren. Die gelegenheid is niet geboden. Marble heeft nagelaten Rensel in gebreke te stellen. Zij is derhalve niet in verzuim komen te verkeren. Het stond Marble dan ook niet vrij zich op partiële ontbinding te beroepen. Een beroep op enig opschortingsrecht is in artikel 17.4 van de metaalunievoorwaarden uitgesloten.
3.2.4.
Marble heeft een bedrag van € 15.000,00 van de overeengekomen aanneemsom van € 34.835,90 (inclusief btw) voldaan. De openstaande vordering beloopt derhalve een bedrag van € 19.835,90. Vanaf de vervaldatum van de factuur (24 oktober 2021) is Marble de in de algemene voorwaarden overeengekomen rente verschuldigd ad 12% per jaar.
3.2.5.
Rensel maakt aanspraak op een vergoeding van buitengerechtelijke kosten die zij ter inning van de vordering heeft moeten maken. Op grond van artikel 17.8 van de metaalunievoorwaarden belopen deze kosten een bedrag van € 1.711,80. Subsidiair vordert Rensel een veroordeling van Marble tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten ten belope van € 973,36, welk bedrag is gebaseerd op het rapport BGK-integraal.
3.3.
Marble heeft het volgende verweer gevoerd.
3.3.1.
Rensel is toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst die tussen partijen is gesloten. Op die grond heeft Marble de nakoming van haar verbintenis ten dele opgeschort en beroept zij zich thans op (partiële) ontbinding.
3.3.2.
Marble betwist dat de metaalunievoorwaarden een beroep op opschorting in de weg staan. Deze voorwaarden zijn weliswaar ter hand gesteld maar niet op de overeenkomst van toepassing verklaard.
3.3.3.
Indien de rechtbank tot de slotsom komt dat de metaalunievoorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn voert Marble aan dat de in artikel 15.1 van deze voorwaarden vermelde klachttermijn van 2 weken nimmer expliciet tussen partijen aan de orde is geweest. Bovendien heeft Marble in de zomer van 2020 reeds geklaagd over de vertraagde levering van de relingen. Tijdens het overleg van 17 september 2020 is wederom geklaagd over de vertraging. Voorts is de gebrekkige kwaliteit van de relingen aan de orde gesteld. In het licht van die omstandigheden moet het beroep op de klachttermijn van 2 weken naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar worden geacht. Vastgesteld moet worden dat in ieder geval binnen bekwame tijd is geklaagd en is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:89 BW.
3.3.4.
Partijen zijn overeengekomen dat de levering van de laatste relingen uiterlijk op 4 september 2020 diende plaats te vinden. Die toezegging heeft Rensel in haar e-mail van 1 juli 2020 uitdrukkelijk gedaan. Deze fatale termijn is vervolgens niet in acht genomen. Rensel verkeerde aldus in verzuim.
3.3.5.
De kwaliteit van de door Rensel geleverde relingen is ondeugdelijk en wijkt sterk af van de kwaliteit van in een verleden door Rensel geleverde relingen. Hoewel daarover geen expliciete afspraken zijn gemaakt mocht Rensel vertrouwen op (tenminste) een gemiddelde kwaliteit van de relingen. De door Marble ingeschakelde deskundige heeft aan de hand van een op 11 mei 2021 uitgevoerde steekproef vastgesteld dat die norm niet is gehaald. De relingen zijn onvoldoende veilig en stevig. Marble verwijst naar het rapport van deskundige [deskundige] dat in het geding is gebracht.
3.3.6.
Tijdens het gesprek op 17 september 2020 is de termijnoverschrijding en de gebrekkige kwaliteit van de relingen onderwerp van gesprek geweest. Partijen hebben afspraken gemaakt over de betaling en (kosten van) meerwerk. Afgesproken is voorts dat de kwaliteit van de relingen door Rensel zou worden geinspecteerd. Die afspraak is niet nagekomen. Marble heeft vervolgens vastgesteld dat de kwaliteit van het laswerk van de relingen onvoldoende is. Marble heeft Rensel hiermee geconfronteerd. Rensel was niet bereid een discussie over de kwaliteit te voeren en drong in haar e-mail van 16 oktober 2020 aan op betaling. Bij brief van 5 oktober 2020 heeft Rensel vervolgens aan Marble verklaard dat zij haar activiteiten met ingang van 1 december 2020 ging staken. Deugdelijke nakoming van de overeenkomst was daarmee uitgesloten. Ingevolge artikel 6:83 sub c BW verkeerde Rensel van rechtswege in verzuim.
3.3.7.
Vanwege voormelde tekortkomingen staat het Marble vrij in rechte partiële ontbinding van de overeenkomst in te roepen, zulks tot het bedrag van € 19.835,90.
3.3.8.
Marble betwist dat zij met Rensel is overeengekomen dat de factuur binnen 30 dagen dient te worden voldaan. Nu Marble niet in verzuim is komen te verkeren is er geen grond aanwezig op basis waarvan zij gehouden is tot betaling van rente en/of de neven gevorderde buitengerechtelijke kosten. Met betrekking tot deze laatste post is de hoogte van het gevorderde buiten proportie, althans, gezien de betrekkelijke incasso activiteiten (er is één brief verzonden) in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
3.3.9.
De onder IV gevorderde veroordeling van Marble in kosten die in het kader van deze procedure door Rensel zouden zijn gemaakt dient als niet onderbouwd te worden afgewezen.
in reconventie
3.4.
Marble vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. te verklaren voor recht dat Marble gerechtigd was om zich richting Rensel te beroepen op een opschortingsrecht en om die reden niet gehouden is tot betaling van een bedrag van € 19.835,90;
II. te ontbinden of partieel te ontbinden dan wel partieel voor ontbonden te verklaren de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht in dier voege dat op basis van
deze partiële ontbinding Marble niet gehouden is een bedrag van € 19.835,90 aan Rensel te betalen;
III. te verklaren voor recht dat Rensel op grond van een toerekenbaar tekortschieten daaruit voortvloeiende schade van Marble dient te vergoeden;
IV. Rensel te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Marble te betalen alle schade dan wel de schade die zij ten gevolge van voornoemd toerekenbaar tekortschieten van Rensel in de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht van
1 juli 2020 heeft geleden en zal lijden te vergoeden op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
3.5.
Rensel voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Inleiding
4.1.
Rensel vordert in deze procedure nakoming van de overeenkomst die medio juli 2020 tussen partijen tot stand is gekomen, althans nakoming van nadere tussen partijen gemaakte (prijs)afspraken die in een e-mail van 17 september 2020 zijn vervat. Marble betwist tot nakoming gehouden te zijn. Zij beroept zich daarbij op opschorting en/of (partiële) ontbinding en voert aan dat Rensel tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenissen.
4.2.
Ter beoordeling van dit geschil acht de rechtbank het volgende relevant: i) zijn metaalunievoorwaarden op de overeenkomst van toepassing verklaard, ii) is tussen partijen een al dan niet door Rensel overschreden fatale termijn overeengekomen, iii) is Rensel op grond van het bepaalde in artikel 6:83 sub c BW in verzuim komen te verkeren en iv) komt Marble een beroep op opschorting dan wel partiële ontbinding van de overeenkomst toe.
Metaalunievoorwaarden / opschorting
4.3.
De vraag of de toepasselijkheid van de metaalunievoorwaarden tussen partijen is overeengekomen moet worden beantwoord aan de hand van de algemene regels van aanbod en aanvaarding, in combinatie met de wilsvertrouwensleer (artikel 6:217 e.v. in verband met artikel 3:33 en 3:35 BW). Bij de beoordeling of sprake is van aanvaarding speelt mede een rol of de wederpartij bedacht moest zijn op het gebruik van algemene voorwaarden door haar contractspartij. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
4.4.
Ten aanzien van de overeenkomst die medio juli 2020 tussen partijen tot stand is gekomen geldt dat Rensel op 1 juli 2020 een orderbevestiging aan Marble heeft gezonden. Op de orderbevestiging staat omschreven dat op alle door Rensel gesloten overeenkomsten metaalunievoorwaarden van toepassing zijn. De voorwaarden zijn als bijlage aan de e-mail gehecht en aldus door Rensel aan Marble ter hand gesteld. Niet gesteld of gebleken is dat Marble de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van de hand heeft gewezen. Evenmin gebleken is dat zij een beroep op eigen algemene voorwaarden heeft gedaan. Aldus - zo oordeelt de rechtbank - heeft zij de toepasselijkheid van de metaalunievoorwaarden aanvaard.
4.5.
Naar de rechtbank begrijpt, beroept Marble zich er niet op dat de metaalunievoorwaarden onredelijk bezwarend zouden zijn. De vernietigbaarheid van de metaalunievoorwaarden is dus niet aan de orde.
4.6.
In artikel 17.4 van de metaalunievoorwaarden is het recht van de opdrachtgever (lees: Marble) om de nakoming van haar verplichtingen op te schorten uitgesloten. Het beroep van Marble op opschorting faalt reeds daarom.
Fatale termijn
4.7.
Dan is tussen partijen in geschil of een fatale termijn voor de levering van de 64 balkonrelingen is overeengekomen. Onder verwijzing naar de e-mail van 1 juli 2020 en de daarin opgenomen passage dat
het laatste product op 4 september 2020 leverbaar isstelt Marble zich op het standpunt dat dit het geval is, terwijl Rensel dit, onder verwijzing naar daaropvolgende e-mails, betwist.
4.8.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Niet ter discussie staat het project onder tijdsdruk stond en Marble op spoedige levering heeft aangedrongen. In haar e-mail van 1 juli 2020 heeft Rensel aanvankelijk een planning voorgehouden waarbij het laatste product op 4 september 2020 zou worden geleverd. Uit daaropvolgende e-mails volgt echter dat partijen nog onderhandelden over de aanneemsom en de datum van oplevering. Aldus kan niet worden geoordeeld dat op 1 juli 2020 overeenstemming over alle essentialia was bereikt en een perfecte overeenkomst tot stand is gekomen. In haar e-mail van 2 juli 2020 heeft Rensel geschreven dat de levering van het voor de productie benodigde staal vertraging had opgelopen en een snelle deellevering van de balkonrelingen als gevolg daarvan niet mogelijk was. Hierop heeft Marble niet gereageerd, waarna - zo begrijpt de rechtbank - Rensel de productie ter hand heeft genomen.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat partijen kennelijk de bedoeling hebben gehad de levering van de relingen aan Marble op een zo kort mogelijke termijn te laten plaatsvinden maar dat hen daarbij de fatale termijn van 4 september 2020 voor ogen heeft gestaan is niet gebleken, althans dat heeft Marble in het licht van de voormelde omstandigheden onvoldoende onderbouwd.
4.9.
Voor zover Marble haar beroep op opschorting en/of ontbinding heeft gegrond op de omstandigheid dat een fatale termijn zou zijn geschonden dient het te worden verworpen.
Artikel 6:83 sub c BW
4.10.
Marble heeft voorts aangevoerd dat Rensel tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenissen omdat ondeugdelijk laswerk zou zijn verricht en Rensel - in weerwil van op 17 september 2020 gemaakte afspraken - zou hebben nagelaten de kwaliteit van de relingen te inspecteren. Marble voert aan dat Rensel op grond van artikel 6:83 sub c BW in verzuim is komen te verkeren omdat zij uit de op 5 oktober 2020 aan haar gezonden brief en een op 16 oktober 2020 gezonden e-mail mocht afleiden dat Rensel blijvend in de nakoming van de verbintenissen zou tekortschieten.
4.11.
De rechtbank oordeelt daarover als volgt. In de brief van 5 oktober 2020 heeft Rensel verklaard haar activiteiten met ingang van 1 december 2020 te staken maar uit die enkele mededeling heeft Marble niet mogen afleiden dat Rensel medio oktober 2020 niet tot uitvoering van (herstel)werkzaamheden in staat kon worden geacht, temeer niet nu in de brief van 5 oktober 2020 staat geschreven dat lopende opdrachten zoveel als mogelijk worden afgemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bewoordingen van de e-mail die Rensel op 16 oktober 2020 aan Marble heeft gezonden evenmin dat zij daaruit heeft mogen afleiden dat Rensel blijvend in de nakoming van een verbintenis tekort zou schieten. Marble heeft onvoldoende onderbouwd waarom zij de e-mail redelijkerwijs in bedoelde zin mocht opvatten. Hoewel in de e-mail op betaling wordt aangedrongen is de inhoud ervan niet zodanig dat Marble dit als een mededeling in de zin van artikel 6:83 sub c BW mocht beschouwen. Niet gebleken is van feiten of omstandigheden die de conclusie zouden kunnen rechtvaardigen dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een ingebrekestelling achterwege kon blijven dan wel het beroep op het ontbreken van een ingebrekestelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Ontbinding
4.12.
Nu in dit geval een ingebrekestelling was vereist doch achterwege is gebleven, is Rensel niet in verzuim komen te verkeren. Daarmee is niet voldaan aan de eisen die de wet in artikel 6:265 lid 2 BW aan een beroep op ontbinding stelt. Het beroep faalt derhalve. Met het voorgaande kan onbesproken worden gelaten of Marble tijdig heeft geklaagd.
4.13.
Op 17 september 2020 hebben partijen de afspraak gemaakt dat Rensel voor de uitgevoerde werkzaamheden € 28.790,00 (exclusief BTW) mocht doorberekenen. Op zichzelf genomen staat die afspraak niet ter discussie. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft Rensel toegelicht dat alle relingen op 17 september 2020 door Marble (lees: [directeur Marble] ) waren gecontroleerd en akkoord bevonden. Marble heeft weliswaar aangevoerd dat tijdens het overleg op 17 september 2020 is overeengekomen dat de kwaliteit van de relingen door Rensel zou worden gecontroleerd maar die afspraak is niet vastgelegd in de e-mail die op die dag aan Marble is gezonden. Deze e-mail is zonder protest door haar behouden. Daarbij klemt temeer dat [directeur Marble] niet ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is verschenen zodat hij geen nadere toelichting op het verhandelde heeft kunnen geven, waarmee - zo oordeelt de rechtbank - Marble het bestaan van deze beweerdelijke afspraak onvoldoende heeft onderbouwd. Dat Rensel een nadere afspraak heeft geschonden (die partiele ontbinding van de overeenkomst zou rechtvaardigen) is derhalve niet gebleken. Zelfs indien er veronderstellenderwijze vanuit zou worden gegaan dat deze afspraak tot stand is gekomen kan dit evenmin tot ontbinding leiden omdat daarvoor sprake dient te zijn van verzuim aan de zijde van Rensel, waarvan niet is gebleken. De rechtbank verwijst op dit punt naar hetgeen zij hiervoor heeft overwogen.
4.14.
De rechtbank komt tot de slotsom dat het gevorderde moet worden toegewezen. Nu in rechte is gegeven dat metaalunievoorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn, zal de daarop gegronde contractuele rente worden toegewezen op de wijze als in het dictum omschreven.
Buitengerechtelijke kosten
4.15.
De rechtbank is van oordeel dat Rensel voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Niet gesteld of gebleken is evenwel dat werkelijk door Rensel gemaakte buitengerechtelijke kosten hoger zijn dan het toepasselijke tarief zoals vermeld in artikel 2 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank ziet daarin aanleiding een bedrag toe te wijzen conform de staffel van € 973,36.
Proceskosten
4.16.
Marble zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld. Rensel heeft gevorderd Marble te veroordelen in vergoeding van daadwerkelijk gemaakte proceskosten van € 4.000,00. De rechtbank overweegt dat slechts plaats kan zijn voor integrale vergoeding van proceskosten indien sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828).
4.17.
Van misbruik van recht en/of onrechtmatig handelen aan de zijde van Marble is in het onderhavige geval niet gebleken. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding af te wijken van het liquidatietarief en de integrale proceskostenvergoeding toe te wijzen. De kosten aan de zijde van Rensel worden begroot op:
- explootkosten € 95,03
- griffierecht 2.076,00
- salaris advocaat
1.442,00(2 x € 721,00)
Totaal € 3.613,03
4.18.
De nevengevorderde nakosten en rente over de proceskosten zullen worden toegewezen op de wijze als in het dictum omschreven.
In reconventie
4.19.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het gevorderde onder I en II moet worden afgewezen. Een zelfde lot treft de gevorderde verklaring voor recht onder III en het gevorderde onder IV nu in artikel 6:74 lid 2 BW is bepaald dat in het thans aan de orde zijnde geval dat nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, verzuim is vereist alvorens Marble zich kan beroepen op schadevergoeding uit hoofde van een toerekenbare tekortkoming.
4.20.
Marble zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rensel worden begroot op (2 x € 721,00 : 2) € 721,00.

5.De beslissing

De rechtbank
In conventie
5.1.
veroordeelt Marble aan Rensel te betalen een bedrag van € 19.835,90, te vermeerderen met de contractuele rente van 12%, te berekenen vanaf 30 dagen na factuurdatum, tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt Marble aan Rensel te betalen een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 973,36,
5.3.
veroordeelt Marble in de proceskosten, aan de zijde van Rensel tot op heden begroot op € 3.613,03, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening,
5.4.
veroordeelt Marble in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Marble niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 per exploot, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
In reconventie
5.7.
wijst af het gevorderde,
5.8.
veroordeelt Marble in de proceskosten, aan de zijde van Rensel tot op heden begroot op € 721,00, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening,
5.9.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema en in het openbaar uitgesproken op
27 oktober 2021.
rh/477