1.4.Bij het primaire besluit 2 heeft verweerder eisers niet in aanmerking gebracht voor een bijstandsuitkering vanaf 5 mei 2020, omdat zij niet alle informatie hebben verstrekt die noodzakelijk is om het recht op bijstand vast te stellen. Zo hebben eisers nagelaten de bank-afschriften van alle in bezit zijnde (spaar)rekeningen, PayPal rekeningen, prepaidkaarten, creditcardrekeningen en de nog onbekende bankrekeningen ( [rekeningnummer 4] en [rekeningnummer 5] van CITINL2X/Trustly group) over de periode van 5 februari 2020 tot en met 5 mei 2020 in te leveren. Ook hebben zij verzuimd om inkomsten uit arbeid van eiseres gedurende 12 tot en met 21 mei 2020 bij [naam B.V.] te melden.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder - onder overneming van het advies van de commissie bezwaarschriften van 24 november 2020 - het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en de primaire besluiten alsook het opschortingsbesluit (onder verbeterde motivering) gehandhaafd. Volgens verweerder hebben eisers op 14 en 15 mei 2019 bedragen van € 1.700,- en € 5.000,- ontvangen op hun bankrekening [rekeningnummer 3] , welke gelden meteen zijn overgemaakt naar bankrekeningen [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 1] . Niet gebleken is dat het bedrag van € 6.700,- aan vader is terug-gestort. Pinbonnen zijn hiervoor geen verifieerbaar bewijs. Het totale bedrag van € 6.700,- stond hun ter vrije beschikking, zodat dit is te beschouwen als middelen/ inkomsten.
Eisers hebben hun verzuim (het niet inleveren van de afschriften van alle in hun bezit zijnde bankrekeningen, waaronder [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] ) niet hersteld. Er is slechts een deel van de gevraagde gegevens ingeleverd. Eisers hebben dus de inlichtingen- en medewerkingsverplichting als bedoeld in artikel 17 van de PW geschonden. Daardoor is het recht op bijstand niet meer vast te stellen. Eisers hebben hun financiële positie ook niet duidelijk gemaakt, zodat zij niet hebben aangetoond dat er recht op (aanvullende) bijstand bestond. Nu eisers over de periode van 1 mei 2019 tot en met 4 mei 2020 ten onrechte of te veel bijstand hebben ontvangen, wordt de onverschuldigd verstrekte algemene en bijzondere bijstand ten bedrage van € 14.655,73 teruggevorderd. Nu eisers niet alle relevante informatie hebben verstrekt die noodzakelijk is om het recht op bijstand vast te stellen, kan de (nieuwe) aanvraag om bijstandsverlening niet worden ingewilligd. In dit verband wordt eisers ook nog verweten geen bewijs van opheffing van bankrekening [rekeningnummer 4] te hebben ingeleverd, een en ander nog afgezien van het feit dat zij dit bankrekeningnummer niet eerder aan verweerder bekend hebben gemaakt. De screenshots van bankrekeningnummer [rekeningnummer 5] van de Trustly group worden niet geaccepteerd, omdat daaruit geen geadresseerden van de bij- en afschrijvingen zijn af te leiden. De inkomsten uit arbeid van eiseres van 12 tot en met 21 mei 2020 zijn voor de bijstandsaanvraag wel van belang, omdat verzocht is om de bijstand met terugwerkende kracht vanaf 5 mei 2020 te laten ingaan.
Beroepsgronden van eisers
3. Eisers stellen in de eerste plaats dat verweerder ten onrechte geen belangenafweging heeft gemaakt bij zijn bevoegdheid tot intrekking van het besluit tot toekenning van bijstand per datum van de opschorting. Volgens eisers is het belang bij het behoud van hun bijstand evident, terwijl het belang van verweerder bij onmiddellijke intrekking niet evident is.
Ten tweede erkennen eisers dat zij de stortingen van de gelden € 1.700,- en € 5.000,- op hun bankrekening ten onrechte niet bij verweerder hebben gemeld. Desondanks kan het recht op bijstand wel (per 10 december 2020 zijnde de datum van het bestreden besluit) worden vastgesteld, omdat verweerder alle gevraagde bankafschriften heeft ontvangen. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat eisers uitsluitend in mei 2019 de geldbedragen/middelen hebben ontvangen. Van andere inkomsten of middelen is geen sprake geweest. Dat eisers wellicht iets meer bankrekeningen hebben dan de gemiddelde Nederlander kan juist zijn, maar daarmee is nog niet gezegd dat het recht op bijstand niet is vast te stellen nu de bankafschriften een sluitend geheel laten zien. Verweerder heeft daarom bij het bestreden besluit geen volledige heroverweging als bedoeld in artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gemaakt. Het recht op bijstand over de periode van 1 mei 2019 tot en met 4 mei 2020 is daarom ten onrechte volledig ingetrokken.
Ten slotte vinden eisers dat verweerder naar de verstrekte gegevens van zowel voor als na de weigering tot bijstandsverlening had moeten kijken om te bepalen of zij al dan niet in bijstandsbehoeftige omstandigheden verkeren. Dit geldt eveneens voor de niet verstrekte bankafschriften van de 'Trustly group', omdat dit geen bankrekening is maar slechts een betaalservice. Ook hebben eisers gemeld dat zij ten tijde van de bijstandsaanvraag niet meer in het bezit waren van een prepaid creditcard. Bij de heroverweging was ook volledig bekend dat eiseres inkomsten uit arbeid had, zodat deze achteraf op de bijstand hadden kunnen worden gekort.
4. In geschil is of verweerder terecht de bijstand per 5 mei 2020 heeft ingetrokken, de verstrekte bijstand over de periode van 1 mei 2019 tot en met 4 mei 2020 (de benadelings-periode) heeft ingetrokken en de onverschuldigd verstrekte bijstand heeft teruggevorderd en eisers per 3 juni 2020 de verlening van bijstand heeft geweigerd.
Intrekking bijstand na opschorting