ECLI:NL:CRVB:2019:2503
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand na niet tijdig verstrekken van gevraagde gegevens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de intrekking van bijstand van een appellant, die zijn bijstandsuitkering had opgeschort per 15 juni 2017. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de bijstand ingetrokken omdat de appellant de gevraagde gegevens, waaronder bankafschriften, niet tijdig heeft verstrekt. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de intrekking van de bijstand terecht was, en het hoger beroep van de appellant richtte zich tegen deze beslissing.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de appellant niet tijdig de gevraagde gegevens had ingeleverd, ondanks dat hij op de gevolgen van het niet tijdig verstrekken was gewezen. De Raad stelde vast dat de gevraagde gegevens essentieel waren voor de beoordeling van het recht op bijstand en dat de appellant redelijkerwijs over deze gegevens kon beschikken. De stelling van de appellant dat hij door een burn-out niet in staat was om de gegevens tijdig te verstrekken, werd niet onderbouwd met concrete en verifieerbare gegevens, waardoor het college bevoegd was om de bijstand in te trekken.
Daarnaast werd in het hoger beroep aangevoerd dat het college geen belangenafweging had gemaakt. De Raad oordeelde dat, gezien het feit dat de appellant de gevraagde gegevens niet had ingeleverd, het college niet in staat was om het recht op bijstand te beoordelen. Hierdoor was een belangenafweging niet goed mogelijk. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het college de belangen van de appellant bij het voldoen aan zijn medewerkingsverplichting voorop mocht stellen. Het hoger beroep werd daarom verworpen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.