Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat er gelet op de aangifte, de verklaring van mevrouw [getuige 1] en de verklaring van mevrouw [getuige 2], genoeg wettig en overtuigend bewijs is voor het ten laste gelegde feit. Mevrouw [getuige 1] en mevrouw [getuige 2] verklaren over dezelfde handelingen als aangeefster. Dit ondersteunt de aangifte. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij aangeefster een keer in het halletje van zijn woning een zoen en een knuffel heeft gegeven en dat komt overeen met de aangifte, aangeefster verklaart dat de aanranding in de hal van de woning van verdachte heeft plaatsgevonden. De verklaring van verdachte dat hij zich bij de politie onder druk gezet voelde en dat hij daarom heeft verklaard dat aangeefster bij hem thuis is geweest terwijl dat niet zo was, vindt de officier van justitie ongeloofwaardig.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat getwijfeld kan worden aan de verklaring die mevrouw
[slachtoffer] heeft afgelegd. In de verklaring van mevrouw [getuige 1] wordt de ten laste gelegde aanranding anders beschreven dan in de aangifte. Mevrouw [getuige 1] verklaart dat zij van aangeefster heeft gehoord dat ze door verdachte is betast onder haar rok. Aangeefster had op de dag van het ten laste gelegde feit een broek aan. Door deze verklaring ontstaan er twijfels en bij twijfel dient verdachte te worden vrijgesproken.
Indien de rechtbank de verklaringen van mevrouw [getuige 1] en mevrouw [getuige 2] wel geloofwaardig acht, heeft de raadsman bepleit dat de verklaringen niet als steunbewijs kunnen dienen. De situatie is in het geval van mevrouw [getuige 1] en mevrouw [getuige 2] anders omdat verdachte een relatie met hen had. Verdachte had geen relatie met aangeefster. Het gedrag van verdachte, waarover mevrouw [getuige 1] en mevrouw [getuige 2] verklaren, past in de context van een relatie en de omgang die hij daardoor met deze vrouwen had. Verdachte ontkent niet dat hij met deze vrouwen seksueel contact heeft gehad. Om deze reden wordt de aangifte onvoldoende ondersteund.
Ook de verklaringen van verdachte kunnen niet gelden als steunbewijs. Verdachte ontkent de ten laste gelegde aanranding en heeft ter zitting verklaard dat aangeefster nooit bij hem in de woning is geweest. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn andersluidende verklaringen ten overstaan van de politie heeft afgelegd omdat hij zich onder druk voelde staan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Aangifte
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) woont aan de [straatnaam] te Leeuwarden. Ze is de overbuurvrouw van verdachte die aan de [straatnaam] woont. Op 21 oktober 2020 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van aanranding, die toen ongeveer drie maanden geleden, in de zomer van 2020, had plaatsgevonden. Over deze situatie heeft ze verklaard dat ze bij verdachte thuis was omdat ze hulp nodig had voor haar telefoon. Toen ze de woning weer wilde verlaten heeft verdachte haar in de gang bij beide bovenarmen vastgepakt. Verdachte draaide [slachtoffer] om waardoor ze met de gezichten naar elkaar toe stonden. Met één hand ging verdachte vanaf [slachtoffer] haar buik onder haar hemd. Verdachte trok haar hemd uit haar broek. [slachtoffer] haar BH zat strak tegen haar lichaam aan waardoor hij moest wrikken om onder haar BH te komen. Verdachte raakte haar linker blote borst aan en streelde vervolgens een paar tellen haar borst.
Getuigenverklaringen
Verdachte woonde indertijd in een wooncomplex aan de Dekemastraat in Leeuwarden waar oudere mensen wonen. Ook bewoners mevrouw [getuige 2] (hierna: [getuige 2]) en mevrouw [getuige 1] (hierna: [getuige 1]) die in dat wooncomplex woonden hebben verklaard dat ze door verdachte bij de borsten zijn betast.
[getuige 1] heeft verklaard dat verdachte weleens bij haar op bezoek kwam en hij kon dan erg handtastelijk zijn. Over de handtastelijkheden heeft [getuige 1] verklaard dat hij haar bij de borsten greep als ze bij hem op de bank zat. Als verdachte bij haar op bezoek was, moest hij altijd aan haar borsten of kont zitten. Verdachte stond dan achter [getuige 1] en ging vervolgens met zijn beide handen haar T-shirt en BH in. Vervolgens ging hij aan haar borsten voelen en kneep hij in haar borsten. Verdachte wilde een relatie met haar en kon zijn handen niet thuis houden. Met zoenen werd hij ook dwingender. Dan hield hij zijn hand in haar nek, zodat ze haar hoofd niet terug kon trekken. Hier werd ze angstig van.
[getuige 2] heeft verdachte via de bewonerscommissie leren kennen. Omdat verdachte op een gegeven moment handtastelijk werd, heeft zij tegen verdachte gezegd dat hij niet meer langs hoefde te komen. Verdachte was erg opdringerig en probeerde aan haar borsten te zitten. [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte op den duur wegging, dan gaf hij een kus en probeerde hij als je stond onder de kleren bij de BH te komen. Verdachte heeft dit een paar keer geprobeerd.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij leuk contact had met zijn overbuurvrouw [slachtoffer]. Ze konden goed met elkaar praten en gaven elkaar soms een zoentje of een knuffeltje. Ze is ook een keer bij hem thuis geweest. Over het moment dat de overbuurvrouw bij verdachte thuis is geweest, heeft hij verklaard dat hij haar heeft geknuffeld op het moment dat ze kwam en dat ze wegging. De knuffel en zoen vonden plaats bij hem in het halletje, in de gang van zijn woning.
Bewijsoverweging
Op grond van artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Dat betekent dat de enkele verklaring van een aangever onvoldoende is. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring “niet op zichzelf staat”, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. De rechtbank benadrukt dat deze maatstaf omtrent het toereikend zijn van een verklaring dient te worden onderscheiden van de beoordeling of een verklaring betrouwbaar is. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
In zijn arrest van 15 mei 2018
17heeft de Hoge Raad geoordeeld dat niet is vereist dat het
“steunbewijs betrekking dient te hebben op de tenlastegelegde gedragingen”. In de noot onder het arrest wordt opgemerkt dat voldoende is dat “de verklaring van de aangeefster of aangever op concrete punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, waarbij die concrete punten ‘specifieke omstandigheden’ van de tenlastegelegde seksuele gedragingen moeten opleveren.” Het moet dan wel gaan om een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daarnaast mag er niet een te ver verwijderd verband bestaan tussen de enige getuigenverklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal. Wanneer daarvan sprake is laat zich niet in algemene zin verwoorden; de concrete feiten en omstandigheden zijn daarvoor bepalend.
De aangifte van [slachtoffer] is consistent en gedetailleerd. Er zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen waaruit kan worden afgeleid dat [slachtoffer] in strijd met de waarheid heeft verklaard. Verdachte heeft bevestigd dat [slachtoffer] inderdaad een keer bij hem thuis is geweest en dat hij haar in de hal van zijn woning heeft geknuffeld toen ze wegging. De aangifte van [slachtoffer] wordt bovendien ondersteund door de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2]. De getuigenverklaringen zien op dezelfde soort omstandigheden en handelingen waarover [slachtoffer] heeft verklaard, ook bij hen was verdachte handtastelijk en probeerde hij hen bij de borsten te pakken. [getuige 2] verklaart bovendien dat verdachte probeerde om onder haar kleding bij haar BH te komen op het moment van weggaan na een bezoek. De rechtbank vindt hierin steun voor de context waarin het misbruik van aangeefster heeft plaatsgevonden. Dat verdachte stelt een relatie met zowel [getuige 2] als [getuige 1] te hebben gehad, maakt – wat daar verder ook van zij – het oordeel van de rechtbank niet anders.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat [slachtoffer] nooit bij hem thuis is geweest. Tijdens de zitting heeft verdachte desgevraagd verklaard dat hij bij de politie heeft verklaard dat zij wel bij hem in de woning is geweest omdat hij zich onder druk voelde staan. De rechtbank stelt vast dat verdachte tijdens de verhoren bij de politie op meerdere momenten uit eigen beweging heeft verklaard dat [slachtoffer] in zijn woning is geweest. Bovendien heeft verdachte blijkens het verhoor ook meermalen aangegeven dat bepaalde dingen niet waren gebeurd of dat belastende verklaringen van anderen onjuist waren. Daarom vindt de rechtbank de door verdachte aangegeven reden waarom zijn verklaringen bij de politie niet juist zouden zijn, onaannemelijk. De rechtbank gaat om deze reden uit van de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd.
Anders dan door de raadsman bepleit, is de rechtbank van oordeel dat er voldoende steunbewijs is voor de aangifte van [slachtoffer]. Alles overwegende en in onderling verband bezien, acht de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] onverhoeds en met geweld heeft betast bij haar blote linker borst. Immers heeft verdachte haar bij het verlaten van zijn woning van achteren met twee handen beetgepakt en omgedraaid waarna hij haar kleding uit haar broek heeft getrokken en zijn hand onder haar BH heeft gebracht en haar borst heeft betast.