ECLI:NL:RBNNE:2021:5342

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
LEE 21/1611
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.R. van der Winkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardedaling van woningen in het aardbevingsgebied en het imago-effect

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een waardedalingsvergoeding aan eiseres, die eigenaar is van een woning in het aardbevingsgebied. Eiseres, die sinds 29 juli 2016 eigenaar is van de woning, heeft een aanvraag ingediend voor een vergoeding van waardedaling, maar deze is door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bevingen van minimaal 2,9 mm/s hebben plaatsgevonden sinds eiseres eigenaar is geworden, en dat de beving van 16 augustus 2012, die wel boven deze drempel lag, plaatsvond voordat eiseres de woning kocht. Hierdoor komt eiseres niet in aanmerking voor vergoeding op basis van het imago-effect dat voortvloeit uit deze beving.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, die stelde dat de woning per definitie waardedaling had ondervonden door de ligging in het aardbevingsgebied, verworpen. Eiseres betoogde dat de vorige eigenaar wel een vergoeding had ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet relevant was voor de huidige aanvraag van eiseres. De rechtbank concludeerde dat de waardedaling als gevolg van de beving van Huizinge in 2012 al was verdisconteerd in de aankoopprijs van de woning door eiseres in 2016. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de beslissing van het IMG en de procedure correct was gevolgd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/1611

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder

(gemachtigden: mr. M.J.W. Timmer, mr. L.A. Jager).

Procesverloop

In het besluit van 23 december 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een waardedalingsvergoeding afgewezen.
In het besluit van 14 april 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 17 november 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Als deskundige is verschenen: dhr. J.P. Poort, werkzaam bij Atlas Research.

Feiten

1. Bij de beoordeling van dit beroep neemt de rechtbank de volgende feiten – voor zover hier van belang – als vaststaand aan.
1.1.
Eiseres is sinds 29 juli 2016 voor 100% eigenaar van de woning, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , met postcode [postcode] .
1.2.
Op 17 november 2020 heeft verweerder een aanvraag van eiseres tot vergoeding van waardedaling ontvangen.
1.3.
In het primaire besluit heeft verweerder besloten dat aan eiseres geen vergoeding wordt toegekend, omdat de woning geen waardedaling heeft ondervonden in de periode dat zij rechthebbende was tussen 29 juli 2016 en 1 januari 2019.
1.4.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
1.5.
In het kader van de behandeling van het bezwaarschrift heeft verweerder bij brief van 12 januari 2021 eiseres de mogelijkheid geboden om het bezwaar mondeling toe te lichten. Eiseres heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
1.6.
In het bestreden besluit van 14 april 2021 heeft verweerder het bezwaarschrift van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Overwegingen

2. Partijen verschillen van mening over het toekennen van de waardedalingsvergoeding.
2.1.
Eiseres voert in beroep aan dat zij recht heeft op vergoeding. Omdat haar woning in het aardbevingsgebied ligt, is er per definitie waardedaling opgetreden. Eiseres betoogt dat ze haar woning voor een toen gangbare prijs heeft gekocht. Daarnaast betoogt eiseres dat de vorige eigenaar van de woning wel een vergoeding heeft gekregen voor waardedaling. Eiseres heeft hierover geen informatie ontvangen en verzoekt aan verweerder om informatie over het moment van toekenning en de hoogte van het toegekende bedrag.
2.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij terecht heeft besloten dat eiseres niet in aanmerking komt voor vergoeding van waardedaling van haar woning, omdat in de periode 29 juli 2016 tot 1 januari 2019 geen waardedaling van die woning heeft plaatsgevonden. Verweerder stelt dat eerder, op 16 augustus 2012 en op 30 september 2014, een beving heeft plaatsgevonden in het postcodegebied van de woning van eiseres met trillingssnelheid boven de 2,9 mm/s. Toen had eiseres de eigendom van de woning echter nog niet. Na de beving van 16 augustus 2012 is de waardedaling door het zogenoemde imago-effect verwerkt in de prijzen van woningen in het postcodegebied van eiseres. Die waardedaling is daardoor verdisconteerd in de aankoopprijs die eiseres op of omstreeks 29 juli 2016 heeft voldaan voor de woning De bevingen die na 30 september 2014 zijn opgetreden tot aan de peildatum van 1 januari 2019 hebben niet een snelheid van minimaal 2,9 mm/s bereikt. Dat blijkt ook uit de bij het verweerschrift gevoegde tabellen met trillingssnelheden (p. 7). Bevingen met een trillingssnelheid van minder dan 2,9 mm/s hebben volgens verweerder niet geleid tot een verdere waardevermindering van de woning van eiseres.
2.3.
Vervolgens stelt verweerder dat het goed mogelijk is dat de vorige eigenaar wél recht heeft op een vergoeding voor waardedaling aan de woning door bevingen met een trillingssnelheid van minimaal 2.9 mm/s. Bovendien heeft de vorige eigenaar recht op een vergoeding wegens waardevermindering door het imago-effect. Dat doet volgens verweerder echter niks af aan het feit dat eiseres geen recht heeft op vergoeding. Daarnaast stelt verweerder dat het vanwege privacyoverwegingen niet kenbaar kan maken of en hoeveel vergoeding de vorige eigenaar heeft ontvangen. Dat eiseres de woning zou hebben gekocht voor een gangbare prijs, doet volgens verweerder ook niks af aan de conclusie dat zij geen recht heeft op waardedaling vergoeding. Het is nog steeds aannemelijk dat de waardedaling al verdisconteerd was in de prijs.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1.
De rechtbank constateert dat eiseres tijdens de besluitvorming van verweerder alleen namens zichzelf heeft geprocedeerd. Ter zitting heeft zij betoogd dat haar partner, [naam] , ook eigenaar van de woning is, maar dat de woning bij het Kadaster alleen op haar naam staat. De rechtbank zal gelet hierop in deze procedure alleen eiseres als eisende partij aanmerken.
3.2.
De Procedure en werkwijze van het IMG, gebaseerd op de Tijdelijke wet Groningen, geeft een schaderegeling voor waardedaling van woningen in het aardbevingsgebied (hoofdstuk 3). Deze regeling, die voorziet in schadevaststelling op abstracte wijze volgens de methode van Atlas voor gemeenten (Atlas), wordt gekwalificeerd als beleid in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Waardedaling wordt berekend per zespositiepostcodegebied (1234AB), enerzijds voor imago-effect en anderzijds voor bevingen zwaarder dan 2,9 mm/s. De keuzes die ten grondslag liggen aan de methode van Atlas worden door de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraak van 1 november 2021 (ECLI:NL:RBNNE:2021:4668), voldoende ruimhartig, redelijk en aanvaardbaar geacht.
3.3.
In het bijzonder heeft de rechtbank in de uitspraak van 1 november 2021 overwogen dat het IMG in redelijkheid bij zijn keuze heeft kunnen betrekken welke invloed de zwaarste beving tot heden, die bij Huizinge op 16 augustus 2012, heeft gehad op de Nederlandse samenleving in het algemeen en op de (discussie over) waardedaling door gaswinning in het bijzonder. Gelet op de zwaarte van die beving en de daaropvolgende publiciteit over die beving en over het aardbevingsrisico in de provincie Groningen is die beving een kantelpunt geweest in de aandacht voor en discussie over aardbevingen door gaswinning. De rechtbank heeft het redelijk en aanvaardbaar geacht dat het IMG ervoor heeft gekozen om het imago-effect uit te keren aan diegene die op 16 augustus 2012 eigenaar was van een woning in het waardedalingsgebied. Die eigenaar werd op dat moment geconfronteerd met het verlies aan imago, en daarmee waarde, van zijn woning. Gelet op bovengenoemd kantelpunt neemt de rechtbank als vaststaand aan dat in de markt voor woningen in het postcodegebied van de woning van eiseres nadien bij de prijsbepaling rekening gehouden is met dat imago-effect.
3.4.
Niet in geschil is dat zich op de locatie van de woning van eiseres na 16 augustus 2012 geen bevingen meer hebben voorgedaan van 2,9 mm/s of meer.
3.5.
Uit het voorgaande volgt dat in dit geval de waardedaling als gevolg van de beving van Huizinge op 16 augustus 2012 in de vorm van het imago-effect verdisconteerd is in de prijs die eiseres in 2016 voor de woning heeft betaald. De gevolgen van de beving van Huizinge op 16 augustus 2012 (het kantelpunt) zijn hierin immers al meegenomen, hetgeen dan ook dient te gelden voor de prijs (waarde) van de woning. De enkele, niet nader onderbouwde stelling van eiseres dat zij een marktconforme prijs heeft betaald voor de woning waarin de waardedaling niet was verdisconteerd, doet daaraan niets af.
Dat de vorige bewoner wel recht heeft op een vergoeding van opgetreden waardedaling doet evenmin afbreuk aan dit oordeel, nu eiseres op dat moment nog geen eigenaar van de woning was. Verweerder is naar het oordeel van de rechtbank niet gehouden om aan eiseres informatie te verstrekken over het moment van verstrekking en de hoogte van het uitgekeerde bedrag aan de vorige eigenaar.
3.6.
De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder in de stellingen van eiseres in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien om een waardedalingsvergoeding aan eiseres toe te kennen. Niet gebleken is dat verweerder heeft geoordeeld op basis van onvoldoende onderzoek of dat de beslissing in strijd is met het motiveringsbeginsel.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. van der Winkel, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.E.J. Jansen, griffier, op 24 december 2021. De beslissing wordt op de eerstvolgende maandag na deze datum in het openbaar uitgesproken.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.