Uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[veroordeelde],
Procesverloop
Standpunt van het openbaar ministerie
Standpunt van de verdediging
Beoordeling
1Verdachte heeft verklaard dat dit zijn bankrekeningnummer is.
2
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 19 november 2021 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen de veroordeelde, geboren in 1998 en momenteel gedetineerd. De officier van justitie had op 12 oktober 2021 gevorderd dat de rechtbank het bedrag van € 107.722,44 zou vaststellen als wederrechtelijk verkregen voordeel, voortvloeiend uit een eerdere strafzaak met parketnummer 18/228532-21. De behandeling vond plaats op 5 november 2021, waarbij de veroordeelde werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.L. Rinsma, en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van strafbare feiten, waaronder witwassen. De rechtbank heeft het rekeningverloop van de veroordeelde als uitgangspunt genomen voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat in de periode van 5 januari 2020 tot en met 31 maart 2021 op zijn bankrekening is gestort. De rechtbank heeft het verzoek van de raadsman om studiefinanciering in mindering te brengen afgewezen, maar heeft wel een bedrag van € 1.249,80 aan toeslagen afgetrokken. Uiteindelijk heeft de rechtbank vastgesteld dat de veroordeelde € 106.472,64 aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten.
De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van dit bedrag aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Tevens is de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 540 dagen. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank en is openbaar uitgesproken.