Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 augustus 2021;
- de conclusie na cassatieberoep van de RUG;
- de conclusie na cassatieberoep van [verweerder in reconventie].
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, stond de verplichting van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) om een strook grond aan te bieden aan een verweerder in reconventie centraal. De RUG had eerder een onderhandelingsplicht jegens de verweerder, maar na een arrest van de Hoge Raad op 9 juli 2021, waarin de onderhandelingsplicht werd besproken, diende de RUG zich te verantwoorden over de gevolgen van dit arrest voor de lopende vorderingen. De rechtbank oordeelde dat de RUG, na de verwerping van het cassatieberoep, niet langer verplicht was om opnieuw met de verweerder in onderhandeling te treden over de verkoop van de strook grond. Dit oordeel was gebaseerd op eerdere uitspraken, waaronder een arrest van het hof van 4 februari 2020, waarin de onderhandelingsplicht al was vastgesteld.
De rechtbank concludeerde dat de RUG aan haar onderhandelingsplicht had voldaan en dat de verweerder geen aanspraak meer kon maken op onderhandelingen over de verkoop van de strook grond. De rechtbank wees de vorderingen van de RUG in reconventie toe, waarbij de RUG werd vrijgesteld van de verplichting om de grond aan de verweerder aan te bieden. Daarnaast werd de verweerder veroordeeld tot betaling van kosten die de RUG had gemaakt voor het inmeten van de kadastrale grens, evenals de proceskosten. De uitspraak benadrukte de definitieve aard van de eerdere uitspraken en de gevolgen daarvan voor de onderhandelingsverplichtingen tussen partijen.