ECLI:NL:RBNNE:2021:5118

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
LEE 21/1949
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.R. van der Winkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake mijnbouwschade aan woning in Groningen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 2 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over schadevergoeding voor mijnbouwschade aan een woning in Groningen. Eiser, die samen met zijn vader eigenaar is van de woning, heeft een aanvraag ingediend bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen voor schadevergoeding wegens aardbevingsschade. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, het Instituut Mijnbouwschade Groningen, eerder een schadevergoeding van €12.640,67 heeft toegekend, maar dat eiser in beroep is gegaan tegen het bestreden besluit waarin een aanvullende vergoeding van €301,06 werd toegekend. Eiser betwistte dat er geen vergoeding was toegekend voor een aantal schades aan de woning, waaronder de linkerzijgevel en andere delen van het huis.

Tijdens de zitting op 3 november 2021 heeft eiser zijn bezwaren toegelicht, maar de rechtbank oordeelde dat de deskundigenadviezen die aan de besluitvorming ten grondslag lagen, zorgvuldig waren en dat er geen reden was om aan de conclusies van de deskundigen te twijfelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade aan de woning door mijnbouwactiviteiten is ontstaan en dat verweerder op basis van de adviezen van deskundigen heeft gehandeld. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere besluiten van verweerder in stand blijven. Eiser kan binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/1949
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2021 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats] , eiser,
en
Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder
(gemachtigden: mr. K. Winterink, mr. P. Zoeten).
Procesverloop
Bij besluit van 9 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder een schadevergoeding toegekend aan eiser van € 12.640,67.
Bij besluit van 28 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser deels gegrond verklaard en aan hem een aanvullende vergoeding van €301,06 toegekend.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 november 2021. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Als deskundige is verschenen: dhr. R. Lubbers, werkzaam bij schade-expertisebureau 10BE.
Feiten en omstandigheden
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Eiser heeft op 15 januari 2018 een aanvraag om schadevergoeding ingediend bij de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (thans: Instituut Mijnbouwschade Groningen, hierna: verweerder). Het gaat daarbij om een aanvraag om vergoeding van geleden aardbevingsschade op het adres [adres] te [woonplaats] .
1.2. Verweerder heeft deskundige P. Pellicaan, werkzaam bij 10BE, aangewezen om de schade te taxeren. De deskundige heeft op 29 april 2020 een adviesrapport uitgebracht.
1.3. Eiser heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze te geven op het adviesrapport.
1.4. In het primaire besluit heeft verweerder, onder overname van het uitgebrachte adviesrapport, aan eiser een schadevergoeding toegekend van in totaal € 12.640,67.
Deze vergoeding bestaat uit:
- een vergoeding van de schade: €10.932,47;
- de wettelijke rente: €613,20;
- de bijkomende kosten: €1.095,00.
1.5. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
1.6. Eiser heeft zijn bezwaren mondeling toegelicht tijdens de zitting van de Bezwaaradviescommissie van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (de commissie) op 24 maart 2021. Als deskundige was R. Lubbers aanwezig.
1.7. Op 30 maart 2021 heeft deskundige B. Kaijser, werkzaam bij 10BE, op verzoek van de commissie een addendum op het eerste adviesrapport uitgebracht.
1.8. In het advies van 7 mei 2021 heeft de commissie geadviseerd om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren.
1.9. In het bestreden besluit heeft verweerder het commissieadvies overgenomen en het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard. Verweerder heeft een aanvullende vergoeding van €301,06 toegekend. Deze aanvullende vergoeding bestaat uit:
  • een vergoeding van de schade (beslissing op bezwaar): €281,52;
  • de wettelijke rente: €19,54.
Overwegingen
2. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte geen vergoeding heeft toegekend voor een aantal schades. De rechtbank heeft eiser verzocht om de beroepsgronden aan te vullen. In zijn reactie van 13 oktober 2021 heeft eiser aangegeven dat het gaat om de geleden schade aan de muur aan de oostzijde, de muur aan de westzijde met hoeken, ramen met daarachterliggende slaapkamer, kantoor, keuken en werkplaats met werkbanken, het dak van de reparatiestraat en de plaats waar geen Apk-keuring van auto’s meer kan plaatsvinden vanwege verzakkingen.
2.1. Eiser heeft ter zitting toegelicht dat hij samen met zijn vader [vader] eigenaar is van de woning en dat hij deze procedure mede namens zijn vader voert. Ter zitting is vastgesteld dat het beroep van eiser ziet op de schades aan de linkerzijgevel, te weten schades 3 en 4 t/m 10. Daarnaast ziet het beroep op de hoogte van de toegekende vergoeding voor schade 14.
De rechtbank zal de beroepsgronden hierna bespreken.

3.De schades aan de oostgevel/linkerzijgevel (schades 3 en 4 t/m 10)

3.1.
Eiser heeft ter zitting aangegeven dat hij het niet eens is met de calculatie die de deskundigen hebben gemaakt ten aanzien van de schades aan de oostgevel. Eiser heeft aangegeven dat hij in het verleden van de NAM een bedrag heeft gekregen om de schade te laten herstellen. Echter wilde geen enkele aannemer de herstelopdracht aanvaarden, omdat het daarvoor toegekende bedrag te laag was. Eiser is daardoor met het toegekende bedrag blijven zitten. Hij heeft zelf een noodreparatie aan de gevel uitgevoerd om te voorkomen dat er vocht in de scheuren zou trekken. Eiser geeft aan dat dit slechts een tijdelijke oplossing was en dat de schade zal verergeren. Uiteindelijk zal volgens eiser een situatie ontstaan dat de gehele gevel opnieuw moet worden opgemetseld.
3.2.
Ten aanzien van de schades aan de muur aan de oostzijde stelt verweerder in het verweerschrift allereerst dat het hierbij gaat om (van voren bezien) de linkerzijgevel van de woning. Schades 3, 7, 8 en 10 zijn beoordeeld als schades die identiek zijn aan eerder door de NAM beoordeelde schades. Voor schades 4, 5,6 en 9 heeft eiser een herstelkostenvergoeding ontvangen, omdat het ontstaan of verergeren van de schades door trillingen als gevolg van mijnbouwactiviteiten niet kan worden uitgesloten.
3.3.
Verweerder stelt daarnaast dat hij geen reden heeft om te twijfelen aan de conclusies van de deskundigen. Voor de schades waarbij een herstelvergoeding is toegekend wordt de schade weer teruggebracht in de toestand waarin deze verkeerde vóór het ontstaan of de verergering van de schade. Verweerder ziet geen aanleiding om de gehele linkerzijgevel te herstellen, omdat dat het herstel van de ontstane schade ver te buiten zou gaan.
3.4.
Bij de beoordeling van de aanvraag heeft verweerder onafhankelijke deskundigen ingeschakeld. Het is vaste rechtspraak dat een bestuursorgaan op de adviezen van een deskundige mag afgaan mits is voldaan aan eisen van, onder meer, zorgvuldigheid en consistentie, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4250).
3.5.
Verweerder heeft zijn besluitvorming in het geval van eiser gebaseerd op het adviesrapport van Pellicaan en het addendum in bezwaar van Kaijser. Voor de schade aan de linkerzijgevel is voor een aantal schades een herstelvergoeding toegekend en voor een deel geconcludeerd dat het gaat om identieke schades zoals die bij de NAM zijn gemeld.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen redenen om aan de conclusie van de deskundigen te twijfelen. Eiser heeft zijn stellingen over het dusdanig verergeren van de muur dat deze op termijn vervangen moet worden niet onderbouwd, bijvoorbeeld door een contra-expert in te schakelen. Ook ziet de rechtbank niet in waaruit zou blijken dat de geadviseerde herstelkosten voor schades 4, 5, 6 en 9 te laag gecalculeerd zijn. Deze grond slaagt niet.

4.De hoogte van de toegekende herstelvergoeding voor schade 14

4.1.
Eiser heeft ter zitting aangegeven dat schade 14 in het verleden door de NAM is behandeld en dat hij daarvoor destijds een vergoeding heeft ontvangen. In deze procedure heeft verweerder voor het herstel van schade 14 een bedrag van € 281,- toegekend, omdat de schade in de tussentijd is verergerd. Eiser heeft ter zitting betoogd dat hij dit bedrag te laag vindt, omdat hij graag wil dat de hele schade wordt hersteld en niet alleen het verergerde deel van de schade.
4.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen reden is om aan het deskundigenadvies te twijfelen. Naar aanleiding van het addendum van Kaijser is in het bestreden besluit alsnog een herstelvergoeding toegekend voor schade 14. Deskundige Lubbers heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat het toegekende bedrag ruim voldoende is om de verergering te kunnen herstellen. Met het toegekende bedrag kan een oude cementvoeg vervangen worden door een nieuwe, waardoor de staat van het geheel zal verbeteren.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht het standpunt heeft ingenomen dat hij in de onderhavige zaak alleen bevoegd is om schades voor zover die zijn ontstaan of verergerd na de eerdere beoordeling door de NAM/CVM te beoordelen. Blijkens artikel 2, vierde lid, aanhef en onder a van de Tijdelijke Wet Groningen is verweerder immers niet bevoegd om een schade te behandelen wanneer de aanvraag tot vergoeding daarvan eerder - voor 31 maart 2017, 12:00 uur - bij NAM/CVW is ingediend.
Omdat eiser voor deze peildatum ten aanzien van de onderhavige schades meerdere aanvragen bij de NAM heeft ingediend, is verweerder slechts bevoegd om de gestelde verergering van deze schades te beoordelen. Dat is hier ook gebeurd. Eiser heeft zijn daarvan afwijkende standpunt over verergering van de schade niet nader onderbouwd met bijvoorbeeld een offerte of een contra-expertise. In wat eiser heeft aangevoerd over de hoogte van de toegekende herstelvergoeding, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het deskundigenadvies dat daaraan ten grondslag ligt onjuist zou zijn.
5. Voor zover eiser in beroep heeft betoogd dat sommige schades nog niet zijn opgenomen en beoordeeld, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat hij voor andere schades, eventueel met (juridische) hulp, een nieuwe aanvraag kan indienen.
6. Dat betekent dat het beroep van eiser ongegrond is.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. van der Winkel, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.E.J. Jansen, griffier, op 2 december 2021. De beslissing wordt op de eerstvolgende maandag na deze datum in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.