ECLI:NL:RBNNE:2021:5046

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
18/035893-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van kinderpornografisch materiaal en vrijspraak van ontuchtige handelingen

Op 25 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 51-jarige man die werd beschuldigd van het bezit van kinderpornografische afbeeldingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man op verzoek van een toen elfjarig slachtoffer naaktfoto's en seksueel getinte filmpjes van haar heeft ontvangen. De rechtbank heeft de man echter vrijgesproken van de beschuldiging van ontuchtige handelingen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een zodanige interactie tussen de man en het slachtoffer die als ontucht kon worden gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer niet voldoende steunbewijs hadden om tot een bewezenverklaring te komen. De man is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 80 uren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en het feit dat de verdachte niet eerder voor een zedendelict was veroordeeld. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/035893-20
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 november 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats],
wonende aan de [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 november 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. I.M. Weijers, advocaat te Emmen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met
9 december 2018 te Winterswijk en/of te Smilde, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) meerdere, althans een, afbeeldingen, te weten meerdere, althans een, foto('s) en/of meerdere, althans een, filmpje(s) - en/of een gegevensdrager, bevattende meerdere, althans een, afbeelding(en), te weten een mobiele telefoon bevattende meerdere, althans een, foto('s) en/of (een) filmpje(s) - van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verworven en/of in bezit gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- een of meerdere foto('s) van het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van [slachtoffer] (die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt), waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van die [slachtoffer] nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of de ontblote borsten in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling en/of
- een of meerdere foto('s) van het door [slachtoffer] (die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt), al dan niet onder de douche, (nadrukkelijk) tonen van haar ontblote lichaam en/of borsten en/of vagina (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling en/of
- een of meerdere filmpje(s) van [slachtoffer] (die kennelijk de leeftijd van 18 jaren
nog niet heeft bereikt), die haar borsten betast en/of
- een of meerdere filmpje(s) van [slachtoffer] (die kennelijk de leeftijd van 18 jaren
nog niet heeft bereikt), die haar vagina betast en/of aan het masturberen is;
2
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met
9 december 2018 te Winterswijk en/of te Smilde, in ieder geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum]-2005 te [geboorteplaats], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door die [slachtoffer] ontuchtige handelingen te laten verrichten, te weten:
- het zich geheel of gedeeltelijk ontkleden en/of
- het tonen van haar (blote) borsten en/of haar (gedeeltelijk) ontblote) lichaam en/of
- het tonen van haar (blote) vagina en/of (ontbloot) onderlichaam en/of (blote borsten) en/of (blote) lichaam,
- het betasten van haar (blote) vagina en/of (blote) borsten en/of (blote) lichaam en/of
- het zichzelf vingeren, van welke handelingen (op zijn (verdachtes) verzoek) afbeeldingen zijn gemaakt die (op zijn (verdachtes) verzoek) ter kennis van hem, verdachte, zijn gekomen en/of (daarbij) middels een chat, in elk geval een soortgelijk medium, voor hem, verdachte, zichtbaar waren.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 2.
Ten aanzien van feit 1 heeft zij aangevoerd dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer] wordt ondersteund door de verklaring van verdachte en het aangetroffen chatgesprek tussen verdachte en aangeefster.
Met betrekking tot feit 2 heeft de officier van justitie - onder verwijzing naar voornoemde bewijsmiddelen - betoogd dat sprake is geweest van de voor het plegen van ontucht relevante interactie tussen verdachte en de minderjarige aangeefster, zoals door de Hoge Raad is gesteld in het arrest van 30 november 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AQ0950).
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 1 heeft zij aangevoerd dat uitgaande van de verklaring van verdachte hij enkel een keer foto’s en een filmpje van aangeefster heeft ontvangen, maar dat hij hierom uitdrukkelijk niet heeft gevraagd. Hij heeft dit beeldmateriaal direct verwijderd omdat hij dit niet op prijs stelde en zich tevens realiseerde dat aangeefster jonger was dan hij voorheen had aangenomen. Het ongevraagd toegezonden krijgen van beeldmateriaal en dat vervolgens per direct verwijderen, kan niet worden aangemerkt als ‘bezit’ en ‘verwerven’ in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw betoogd dat de bewijsconstructie van het openbaar ministerie uitsluitend gebaseerd is op de verklaring van aangeefster. Uit de overige processtukken komt niet naar voren dat verdachte aangeefster heeft aangezet bepaalde ontuchtige handelingen te plegen, daarvan afbeeldingen te maken en deze voor hem zichtbaar te maken.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht feit 2 niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen betrokken waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaringen van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of enkel op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer. Dit betekent dat - in een geval als het onderhavige, waarin door verdachte wordt ontkend dat ontuchtige handelingen zijn gepleegd en er geen getuigen van zijn - de rechtbank moet bepalen of voor de verklaring van het slachtoffer voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
Op basis van het dossier is komen vast te staan dat de ten laste gelegde ontuchtige handelingen niet zien op lichamelijke aanraking tussen verdachte en aangeefster. Of in een zodanig geval de gedraging of gedragingen van de dader - al dan niet in hun onderlinge samenhang bezien - het plegen van ontuchtige handelingen met het slachtoffer opleveren, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt in het bijzonder betekenis toe aan het antwoord op de vraag of en zo ja, in hoeverre tussen de dader en het slachtoffer enige voor het plegen of dulden van ontucht relevante interactie heeft plaatsgevonden (vgl. HR 30 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ0950, rov. 3.4).
Naar het oordeel van de rechtbank kan (zoals hieronder onder feit 1 nader wordt overwogen) wel worden vastgesteld dat aangeefster op verzoek van verdachte naaktfoto’s en naaktfilms van zichzelf naar verdachte heeft toegestuurd, maar is er onvoldoende steunbewijs waaruit kan volgen dat de verdachte enige concrete bemoeienis heeft gehad met de wijze waarop aangeefster dat verzoek uitvoerde. De verklaringen van de ouders van aangeefster zijn te herleiden tot één en dezelfde bron, namelijk aangeefster. Ook anderszins kan uit de processtukken niet zonder meer worden afgeleid dat er - ondanks het ontbreken van lichamelijk contact - een zodanige interactie tussen verdachte en aangeefster heeft plaatsgevonden dat sprake is geweest van ontucht 'met' iemand, zoals bedoeld in artikel 247 Sr. De enkele verklaring van aangeefster is ontoereikend om tot een bewezenverklaring te komen. Vanwege een gebrek aan steunbewijs is niet voldaan aan de bewijsminimumregel.
Het voorgaande leidt ertoe dat hetgeen aan verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte zal derhalve van feit 2 worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 11 november 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
In 2016/2017 heb ik op meerdere momenten via een chatprogramma contact gehad met [slachtoffer]. We hadden vaak seksueel getinte gesprekken. In het begin deed ik me voor als een jongen van 15 jaar oud. Ik gebruikte daarbij een chatnaam.
U houdt mij een chatbericht van 9 december 2018 voor. Dat betreft inderdaad een gesprek tussen [slachtoffer] en mij.
In 2017 heeft [slachtoffer] me op een bepaald moment naaktfoto’s en een video waarop zij naakt is, verstuurd; zij stond onder de douche. Ik heb het beeldmateriaal op mijn telefoon ontvangen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 januari 2020, opgenomen op pagina 116 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019091593 van 28 januari 2020, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Hoe oud was [slachtoffer]?
A: Geen idee. Minderjarig, maar de leeftijd weet ik niet.
V: Wat voor foto’s heb jij naar [slachtoffer] gestuurd?
A: Ik weet dat ik een keer in de badkuip zat. Ik zal er wel naakt op hebben gestaan.
Dit is bij mijn weten een keer gebeurd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van slachtoffer d.d. 5 maart 2019, opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
Ik dacht dat ik met een jongen van 15 jaar oud aan het chatten was. Hij noemde zich [verdachte]. Toen gingen we naar Kik. Op die site kun je ook chatten met elkaar maar dan met profiel foto. Hij begon op een gegeven moment met steeds rare seksuele dingen te zeggen. Eerst was het gewoon flirten en daarna vroeg hij om naaktfoto's. We waren toen al best lang aan het chatten en toen vond ik hem ook leuk, zeg maar echt leuk. Ik stuurde toen ook een naaktfoto van mij naar hem. Volgens mij was het een foto van mijn hele lichaam maar volgens mij zonder mijn hoofd. Die foto stuurde ik naar hem toen. Ik deed dat met mijn telefoon en de timer. Hij stuurde toen eerst een foto van zijn benen.
Toen vroeg hij om meer foto's. Hij vroeg ook foto's van toen ik onder de douche stond. Die heb ik ook gestuurd. Dat waren foto's van mijn borsten en vagina en met mijn gezicht er op. Ik was toen 11 jaar en ik vond het best wel raar.
Hij bedacht altijd verhalen wat hij met mij zou doen. Bijvoorbeeld hij wilde met
mij onder de douche. Hij wilde seks met mij hebben. Hij bedacht er dan een heel
verhaal bij. Hij zou me vingeren en ik zou hem moeten pijpen en zo en seks hebben met
hem. Met seks bedoel ik neuken.
Hij trok zich af en had daar een filmpje van gemaakt en naar mij gestuurd. Hij vroeg
eerst een foto van mij en daarna stuurde hij dat filmpje. Ik denk dat ik hem een filmpje heb gestuurd. Ik denk dat ik mij op dat filmpje heb gevingerd. Ik denk ook wel dat ik een filmpje heb gestuurd dat ik mijn borsten aanraak.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 20 maart 2019, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 28 februari 2019 heb ik, verbalisant, samen met de digitaal rechercheur onderzoek gedaan naar de telefoon van [slachtoffer]. (…)
Verder hebben wij een chatgesprek aangetroffen van Facebook messenger, op 9 december 2018, waarin [verdachte] zegt dat hij naakt in bed ligt.
[slachtoffer] zegt dat ze onzeker is waarna [verdachte] zegt dat ze dat niet hoeft te zijn omdat
ze een mooi lichaam heeft.
Het vervolg van het gesprek op 9 december 2018 zal ik woordelijk uitwerken:
[verdachte]: Ziet er leuk uit, sexy, spannend, verleidelijk, teder, maar ook ondeugend
vanuit je ogen, de glinstering
[slachtoffer]: Aw, lief hoor
[verdachte]: Is gewoon zo, dusss als ik nu bij je lag, whahaha
[slachtoffer]: Xd :)
[verdachte]: Dan mocht je met mijn pik spelen, terwijl ik je kutje vinger, Grommmmm, Lol.
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt als volgt.
Aangeefster heeft verklaard dat tijdens de chatgesprekken met verdachte, hij steeds meer seksueel getinte opmerkingen ging maken en naar naaktfoto’s en filmpjes vroeg en dat zij naar aanleiding hiervan bedoelde foto’s en filmpjes naar verdachte heeft verstuurd. Zij had ook foto’s van verdachte ontvangen. De verklaring van aangeefster wordt deels ondersteund door zowel de verklaring van verdachte als het Facebook-chatgesprek tussen verdachte en aangeefster. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij al in het begin van het contact met aangeefster seksueel getinte gesprekken heeft gehad met haar. Dit contact bestond ook uit het over en weer naar elkaar versturen van foto’s. Verder blijkt uit verdachtes verklaring dat hij wist dat aangeefster minderjarig was. Daarnaast sluit het aangetroffen chatbericht aan bij de verklaring van aangeefster, nu daaruit blijkt dat verdachte degene is die initiatief neemt met het versturen van seksueel getinte berichten. Dit chatgesprek heeft weliswaar plaatsgevonden nadat het bedoelde beeldmateriaal door aangeefster naar verdachte is verstuurd, maar ter zitting is gebleken dat dit bericht kenmerkend is voor het chatcontact dat er was tussen verdachte en aangeefster.
De rechtbank ziet in de verklaring van verdachte en de door hem verstuurde berichten bevestiging dat het is gegaan zoals aangeefster heeft verklaard en vindt de verklaring van aangeefster dan ook betrouwbaar. De lezing van verdachte dat aangeefster ongevraagd foto’s en filmpjes waarop zij naakt is te zien heeft verstuurd, acht de rechtbank niet geloofwaardig.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat verdachte kinderpornografisch materiaal in bezit heeft gehad.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 9 december 2018 in Nederland, meerdere afbeeldingen, te weten meerdere foto's en filmpjes van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit: het door [slachtoffer] die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, al dan niet onder de douche, (nadrukkelijk) tonen van haar ontblote lichaam en borsten en vagina waarbij de afbeeldingen aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking hebben en/of strekken tot seksuele prikkeling en [slachtoffer] die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, die haar borsten betast en [slachtoffer] die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt die haar vagina betast.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaar met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en een taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en heeft geen strafmaatverweer aangevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 20 januari 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 19 oktober 2021, alsmede met de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen; dat hij dat materiaal - naar eigen zeggen - terstond na de ontvangst daarvan heeft verwijderd doet aan het in bezit hebben niet af. Op verzoek van verdachte heeft het toen elfjarige slachtoffer naaktfoto’s en seksueel getinte filmpjes van zichzelf gemaakt en naar verdachte verstuurd. Deze afbeeldingen zijn als kinderpornografisch aan te merken. De strafbaarstelling van het in bezit hebben van kinderporno heeft als achtergrond de bescherming van jeugdigen tegen seksueel misbruik en tegen de nadelige gevolgen die het maken en verspreiden van opnames van seksueel gedrag met zich brengen.
De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat bedoelde kinderpornografisch afbeeldingen op zijn initiatief zijn vervaardigd. Verdachte is aan de belangen van het slachtoffer voorbij gegaan en handelde enkel ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. In plaats van als volwassene het minderjarige slachtoffer te beschermen, maakte hij schaamteloos misbruik van het vertrouwen dat zij hem had geschonken door zich voor te doen als een 15 jarige.
Bij het bepalen van de strafmodaliteit slaat de rechtbank acht op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor de bestraffing van het bezit van kinderporno wordt als oriëntatiepunt vastgesteld een taakstraf van 240 uren en een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan een kort gedeelte onvoorwaardelijk.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat er in vergelijking met veel andere kinderpornozaken, geen sprake is van een grote hoeveelheid afbeeldingen. Het gaat in deze zaak om enkele afbeeldingen en er zijn geen aanwijzingen dat deze met derden zijn gedeeld. In strafmitigerende zin betrekt de rechtbank ook het reclasseringsrapport over verdachte waaruit blijkt dat de kans op recidive laag is en dat er weinig indicaties zijn voor een behandeling om herhaling te voorkomen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het opleggen van bijzondere voorwaarden niet geboden. De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het ongewenst lange tijdsverloop tussen inzending van het proces-verbaal en de berechting. Voorts neemt de rechtbank in ogenschouw dat verdachte niet eerder voor enig zedendelict is veroordeeld.
Op basis van wat hiervoor overwogen is, acht de rechtbank passend en geboden een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar op te leggen. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van 80 uren opleggen. De rechtbank komt tot oplegging van een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, aangezien de rechtbank verdachte vrijspreekt van het onder 1 ten laste gelegde.

Benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft zich namens zijn dochter [slachtoffer] als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.563,58 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit (feit 2) waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Een taakstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], namens
[slachtoffer],niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Depping, voorzitter, mr. E. Läkamp en M.A.A. van Capelle, rechters, bijgestaan door mr. D.M.A. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 november 2021.
Mr. E. Läkamp is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.