ECLI:NL:RBNNE:2021:5044

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
18/145768-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval met geweld tegen een 78-jarige bewoonster

Op 25 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1991, die betrokken was bij een woningoverval in Groningen. De overval vond plaats in de nacht van 12 op 13 april 2019, waarbij de 78-jarige bewoonster zwaar werd mishandeld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met medeverdachten de woning binnendrong en de bewoonster met geweld dwong tot afgifte van waardevolle spullen. De mishandeling leidde tot ernstig lichamelijk letsel bij het slachtoffer, waaronder breuken in het gezicht. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk de kans op geweld had aanvaard, gezien de omstandigheden van de inbraak en de aanwezigheid van de bewoonster. De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de impact van de overval op haar leven. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, waarbij de verdachte ook aansprakelijk werd gesteld voor de schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/145768-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 november 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 november 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Th. van Jaarsveld, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te Groningen, omstreeks 23.30 uur-04.30 uur, in elke geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aldaar aan de [straatnaam] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee met daarin US dollars en/of een kaartje en/of
een TV van het merk Philips en/of een doosje met daarin munten en speldjes en broches en/of een doosje met daarin een "van Nelle" lepel en/of twee dasspelden en/of een dasspelddoos en/of een gouden trouwring en/of een gouden zakhorloge en/of 50 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-in voormelde woning via een bovenlicht in te breken en/of de voordeur open te breken en/of
-op de slaapkamer van die [slachtoffer] en/of elders in de woning, die [slachtoffer]
meermalen, althans, eenmaal (met kracht) met gebalde vuisten en/of handen en/of een voorwerp tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de rechterarm en/of elders tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of die [slachtoffer] (met kracht) bij haar rechterarm beet te pakken en/of een kussen, althans een voorwerp, met kracht op het gezicht en/of op de
hals en/of het strottenhoofd van die [slachtoffer] te drukken en/of gedrukt te houden en/of op andere wijze geweld op/tegen het hoofd en/of op het gezicht en/of op de hals en/of op het strottenhoofd van die [slachtoffer] uit te oefenen en/of zulks terwijl die [slachtoffer] op haar bed lag, welk feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad, te weten een breuk in het linker jukbeen, breuken in de wand en bodem van de neusbijholten
zowel links als rechts en een breuk in de bodem van de rechter oogkas;
of
hij in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te Groningen, omstreeks 23.30 uur - 04.30 uur, in elke geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aldaar aan de [straatnaam] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met daarin US dollars en/of een kaartje en/of een TV van het merk Philips en/of een doosje met daarin munten en speldjes en broches en/of doosje met daarin een "van Nelle" lepel en/of twee dasspelden en/of een dasspelddoos en/of een gouden trouwring en/of een gouden zakhorloge en/of 50 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, door
-in voormelde woning via een bovenlicht in te breken en/of de voordeur open te breken en/of
-op de slaapkamer van die [slachtoffer] en/of elders in de woning, die [slachtoffer] meermalen, althans, eenmaal (met kracht) met gebalde vuisten en/of handen en/of een voorwerp tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de rechterarm en/of elders tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of die [slachtoffer] (met kracht) bij haar rechterarm beet te pakken en/of een kussen, althans een voorwerp, met kracht op het gezicht en/of op de
hals en/of op het strottenhoofd van die [slachtoffer] te drukken en/of gedrukt te houden en/of op andere wijze geweld op/tegen het hoofd en/of op het gezicht en/of op de hals en/of het strottenhoofd van die [slachtoffer] uit te oefenen en/of zulks terwijl die [slachtoffer] op haar bed lag, welk feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad, te weten een breuk in het linker jukbeen, breuken in de wand en bodem van de neusbijholten zowel links als rechts en een breuk in de bodem van de rechter oogkas;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , tezamen en in vereniging althans alleen, in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te Groningen, omstreeks het tijdvak 23.30 uur - 04.30 uur, in elke geval gedurende de voor de nachtrust bestemde
tijd in een woning gelegen aldaar aan de [straatnaam] , een portemonnee met daarin US dollars en/of een kaartje en/of een TV van het merk Philips en/of een doosje met daarin munten en speldjes en broches en/of doosje met daarin een "van Nelle" lepel en/of twee dasspelden en/of een dasspelddoos en/of een gouden trouwring en/of een gouden zakhorloge en/of 50 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of verdachte toebehoorde, te
weten aan [slachtoffer] heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] ,
-in voormelde woning via een bovenlicht heeft/hebben ingebroken en/of de voordeur heeft/hebben opengebroken en/of
-op de slaapkamer van die [slachtoffer] en/of elders in de woning, die [slachtoffer]
meermalen, althans, eenmaal (met kracht) met gebalde vuisten en/of handen en/of een voorwerp tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de rechterarm en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of die [slachtoffer] (met kracht) bij haar rechterarm beet heeft/hebben gepakt en/of een kussen, althans een voorwerp, (met kracht) op het gezicht en/of op de hals en/of op het strottenhoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben
gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of op andere wijze geweld op/tegen het hoofd en/of op het gezicht en/of op de hals en/of op het strottenhoofd van die [slachtoffer] heeft/ hebben uitgeoefend en/of zulks terwijl die [slachtoffer] op haar bed lag, welk feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad, te weten een breuk in het linker jukbeen, breuken in de wand en bodem van de neusbijholten zowel links als rechts en een breuk in de
bodem van de rechter oogkas, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te Groningen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door nabij die woning op de uitkijk te staan teneinde te kunnen waarschuwen
bij onraad en/of uit de woning weggenomen goederen aan te pakken en/of te vervoeren en/of in de auto te zetten, althans op enigerlei wijze opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft;
of
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , tezamen en in vereniging althans alleen, in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te Groningen, omstreeks het tijdvak 23.30 uur - 04.30 uur, in elke geval gedurende de voor de nachtrust bestemde
tijd in een woning gelegen aldaar aan de [straatnaam] , met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met daarin US dollars en/of een kaartje en/of een TV van het merk Philips en/of een doosje met daarin munten en speldjes en broches en/of doosje met daarin een "van Nelle" lepel en/of
twee dasspelden en/of een dasspelddoos en/of een gouden trouwring en/of een gouden zakhorloge, en/of 50 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , door
-in voormelde woning via een bovenlicht in te breken en/of de voordeur open te breken en/of
-op de slaapkamer van die [slachtoffer] en/of elders in de woning, die [slachtoffer] meermalen, althans, eenmaal (met kracht) met (gebalde) vuisten en/of handen en/of een voorwerp tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de rechterarm en/of elders tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of die [slachtoffer] (met kracht) bij haar rechterarm beet te pakken en/of een kussen, althans een voorwerp, met kracht op het gezicht en/of op de hals en/of op het strottenhoofd van die [slachtoffer] te drukken en/of gedrukt te houden en/of op andere wijze geweld op/tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of op de hals en/of op het strottenhoofd van die [slachtoffer] uit te oefenen en/of zulks terwijl die [slachtoffer] op haar bed lag, welk feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad, te weten een breuk in het linker jukbeen, breuken in de wand en bodem van de neusbijholten zowel links als rechts en een breuk in de bodem van de rechter oogkas, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te Groningen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door nabij die woning op de uitkijk te staan teneinde te kunnen waarschuwen bij onraad en/of uit de woning weggenomen goederen aan te pakken en/of te vervoeren en/of in de auto te zetten, althans op enigerlei wijze opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde diefstal met geweld, gepleegd in vereniging met de medeverdachten [medeverdachte 1] (verder: [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 3] (verder: [medeverdachte 3] ) en [medeverdachte 2] (verder: [medeverdachte 2] ). Naar het oordeel van de officier van justitie kan het feit - samengevat - op grond van het navolgende worden bewezen.
Op basis van DNA dat is aangetroffen in een bloedspoor achter het bed van het slachtoffer, op goederen die afkomstig zijn uit de woning van het slachtoffer, en op de tape waarmee de bewegingssensor van de buitenlamp van de woning was afgeplakt zijn verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] bij en in de woning te brengen waar de overval heeft plaatsgevonden. Op basis van getuigenverklaringen, een anonieme tip en de analyse van telefoongegevens is ook [medeverdachte 2] bij de woning te brengen.
Bovendien zijn bij de overval weggenomen goederen in de woningen van verdachten in Duitsland aangetroffen.
Uit de resultaten van een Duits onderzoek kan voorts worden afgeleid dat deze verdachten vaker met elkaar op pad zijn gegaan om inbraken te plegen, waarbij grote overeenkomsten zijn met de wijze waarop de inbraak in de woning van het slachtoffer heeft plaatsgevonden.
De officier van justitie heeft verder aangegeven dat het medeplegen niet alleen ziet op de inbraak maar ook op het toepassen van geweld op het slachtoffer door [medeverdachte 1] . Verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat geweld zou volgen bij het aantreffen van een bewoner.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken en subsidiair, dat verdachte in elk geval van het toepassen van geweld moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
[medeverdachte 1] heeft de meest dominante rol gespeeld bij de uitvoering van het feit. Het was zijn plan om te gaan inbreken. Van belang daarbij is de vraag op welk moment verdachte een bijdrage aan het feit is gaan leveren.
De verdediging gaat ervan uit dat [medeverdachte 1] het geweld tegen het slachtoffer heeft gebruikt toen hij voor de eerste keer in de woning van het slachtoffer is binnen geweest. Verdachte bevond zich toen nog in de auto, en kan dus in elk geval niet als medepleger van het geweld worden beschouwd. Toen [medeverdachte 1] voor de tweede keer naar de woning is gegaan, is verdachte met hem meegegaan en is hij buiten de woning gebleven. Toen [medeverdachte 1] weer naar buiten kwam heeft verdachte een aantal door [medeverdachte 1] uit de woning weggenomen goederen aangenomen en in de auto geplaatst.
Verdachte heeft zich met dit handelen schuldig gemaakt aan niet meer dan medeplichtigheid aan diefstal.
Niet bewezen kan worden dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de toepassing van geweld op het slachtoffer door [medeverdachte 1] . Verdachte wist van tevoren niet dat er iemand in de woning aanwezig was. De omstandigheid dat verdachte zich niet heeft teruggetrokken toen het plan bij [medeverdachte 1] ontstond om te gaan inbreken is onvoldoende om medeplegen aan te nemen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van het ten laste gelegde de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen en zakelijk weergegeven bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten.

Bewijsoverwegingen

Op grond van de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen staat vast staat dat [slachtoffer] (hierna te noemen: het slachtoffer) in de nacht van 12 op 13 april 2019 in haar woning aan de [straatnaam] te Groningen ernstig is mishandeld en dat er spullen uit haar woning zijn ontvreemd die later zijn teruggevonden in de woningen van verdachte en de medeverdachten.
Verdachte heeft over het hem ten laste gelegde het volgende verklaard. [1]
Ik ben op 12 april 2019 met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de auto naar Groningen gereden. [medeverdachte 3] was de chauffeur. We zijn steeds samen opgetrokken en hebben alcohol gedronken en drugs (cocaïne en hasj) gebruikt. [medeverdachte 1] was in ieder geval onder invloed van alcohol; hij kan kwaad en agressief worden als hij onder invloed is; dat heb ik eerder ook wel met hem meegemaakt. [medeverdachte 1] was van plan om te gaan inbreken. Wij reden langs verschillende woningen en bij een woning waar geen licht brandde moesten we van hem stoppen. Dit was na middernacht.
[medeverdachte 1] verliet de auto en wij reden een stukje verder. [medeverdachte 3] heeft de auto ongeveer vijf à zeven huizen verderop geparkeerd. [medeverdachte 2] stapte toen uit en liep weg. [medeverdachte 1] kwam terug naar de auto, maar ging toen weer terug naar het huis en ik ben met hem meegegaan. [medeverdachte 1] ging er naar binnen om in te breken. Ik wist dus van tevoren dat dat zijn plan was. Ik bleef buiten de woning staan. [medeverdachte 1] kwam met een televisie en andere spullen de woning uit. Ik heb de televisie van hem overgenomen, samen met een dasspeld en lepeltjes. Ik ben naar de vuilcontainers gelopen en heb de televisie daarachter verstopt. De dasspeld heb ik daar weggegooid. Toen heb ik [medeverdachte 3] gebeld om te zeggen dat hij moest komen om mij en de televisie op te halen. Ik heb de televisie en de lepeltjes in de auto gelegd. Dit heeft al met al in elk geval een uur geduurd. Het klopt dat de televisie later in de woning in Duitsland - waar ik met [medeverdachte 3] verbleef - is aangetroffen.
De rechtbank heeft geen aanleiding om aan verdachtes verklaring, voor zover hiervoor weergegeven, te twijfelen.
De verklaring van verdachte dat [medeverdachte 1] de woning van het slachtoffer is ingegaan wordt onder meer ondersteund door de omstandigheid dat het DNA van [medeverdachte 1] is aangetroffen in een bloedspoor achter het bed van het slachtoffer. [2] De rechtbank gaat er daarom van uit dat [medeverdachte 1] in de woning is geweest. Uit de verklaringen van verdachte en de andere medeverdachten dat zij zelf niet in de woning geweest zijn leidt de rechtbank verder af dat [medeverdachte 1] ook degene is geweest die het geweld tegen het slachtoffer heeft gebruikt.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de handelingen die verdachte heeft verricht het primair ten laste gelegde medeplegen van een diefstal met geweld opleveren. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Verdachte wist van het plan van [medeverdachte 1] om te gaan inbreken, hij is met [medeverdachte 1] meegegaan naar de woning en is gedurende de geruime tijd die de inbraak in beslag heeft genomen in de buurt gebleven, kennelijk onder meer om spullen aan te pakken van [medeverdachte 1] . Bovendien heeft hij na afloop min of meer evenredig gedeeld in de buit.
Daarmee is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] , en was de intellectuele en materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht om tot het bewijs van medeplegen te komen.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen bovendien af dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ook als medeplegers van deze inbraak kunnen worden aangemerkt en dat verdachte dat feit tezamen en in vereniging met
anderenheeft gepleegd. [3]
Alles overwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte samen met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] , uitvoering heeft gegeven aan het vooraf door hen gemaakte plan om in te breken in de woning van het slachtoffer.
Geweld
Ten aanzien van de vraag of het opzet van de verdachte zich ook heeft uitgestrekt tot het door [medeverdachte 1] toegepaste geweld overweegt de rechtbank als volgt.
Voor een bewezenverklaring van medeplegen van geweld is niet noodzakelijk dat verdachten zelf een aandeel in het gepleegde geweld hebben gehad. Vast moet komen te staan dat zij (al dan niet voorwaardelijk) opzet op het geweld hebben gehad. [4]
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier het ontstaan van een gewelddadige confrontatie tijdens een woninginbraak - is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachten hebben ingebroken in de nachtelijke uren. De rechtbank is van oordeel dat bij een inbraak in een bewoonde woning in de nachtelijke uren altijd een gerede kans bestaat dat een bewoner zal worden aangetroffen. De rechtbank gaat daarom voorbij aan de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij er – al dan niet op grond van een mededeling van [medeverdachte 1] - van uitging dat er niemand in de woning aanwezig was.
Naar algemene ervaringsregels is de kans dat er in zo’n geval een confrontatie met die bewoner zal plaatsvinden, die mogelijk uitmondt in het gebruik van geweld om de bewoner (tijdelijk) uit te schakelen, aanmerkelijk. Dit geldt in dit geval te meer, nu [medeverdachte 1] die avond onder invloed van in ieder geval alcohol en mogelijk ook drugs verkeerde en verdachte wist dat [medeverdachte 1] zich in zo'n toestand agressief kan gedragen.
Dat [medeverdachte 1] op enig moment kenbaar gewond [5] uit de woning kwam, heeft verdachte er niet van weerhouden om samen met de medeverdachten de buit naar Duitsland te vervoeren en te verdelen. De rechtbank beschouwt ook dit als een teken dat verdachte zich aan het door [medeverdachte 1] gebruikte geweld heeft gecommitteerd. De verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat hij de verwondingen van [medeverdachte 1] eerst op de terugweg in de auto heeft gezien, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er bij de uitvoering van de inbraak geweld door [medeverdachte 1] zou gaan worden gebruikt.
Het verweer van de raadsman dat voorwaardelijk opzet op het geweld niet kan worden bewezen, wordt verworpen.
Het verweer van de raadsman dat [medeverdachte 1] al tijdens een eerste bezoek aan de woning van het slachtoffer is ingegaan en waarschijnlijk toen ook al het geweld tegen haar heeft gebruikt, terwijl verdachte zich toen nog in auto bevond, kan niet slagen. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat [medeverdachte 1] pas bij zijn tweede bezoek aan de woning - en dus in aanwezigheid van verdachte - de tape bij zich had waarmee hij de bewegingssensor van de buitenlamp heeft afgeplakt. De rechtbank gaat er daarom van uit dat [medeverdachte 1] (die de eerste keer bij de woning kennelijk de bewegingssensor van de buitenlamp had waargenomen) pas in het bijzijn van verdachte daadwerkelijk de woning is binnengegaan
Alles overziend acht de rechtbank de ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging wettig en overtuigend bewezen.
Partiële vrijspraak
De forensisch arts heeft in het letselrapport aangegeven dat er geen specifieke letselkenmerken zijn te duiden die een aanwijzing geven over de manier waarop, of
eventuele objecten waarmee, de geweldsinwerking op het slachtoffer heeft plaatsgevonden.
Dit betekent dat niet is te bewijzen dat het slachtoffer met een voorwerp is geslagen zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Afgaande op de zichtbare letsels is volgens de forensisch arts evenmin aan te tonen (noch uit te sluiten) dat er sprake is geweest van smoren door middel van een kussen, zodat ook dit onderdeel van de tenlastelegging niet kan worden bewezen en verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te Groningen, omstreeks 23.30 uur - 04.30 uur, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aldaar aan de [straatnaam] , tezamen en in vereniging met anderen, een portemonnee met daarin US dollars en een kaartje en een TV van het merk Philips en een doosje met daarin munten en speldjes en broches en een doosje met daarin een "van Nelle" lepel en twee dasspelden en een dasspelddoos en een gouden trouwring en een gouden zakhorloge en 50 euro, dat geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
-in voormelde woning via een bovenlicht in te breken en
-op de slaapkamer van die [slachtoffer] , die [slachtoffer] meermalen met kracht met gebalde vuisten en/of handen tegen het hoofd en in het gezicht en tegen de rechterarm en elders tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of die [slachtoffer] met kracht bij haar rechterarm beet te pakken en/of op andere wijze geweld op/tegen het hoofd en op het gezicht en op de hals en op het strottenhoofd van die [slachtoffer] uit te oefenen, zulks terwijl die [slachtoffer] op haar bed lag, welk feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad, te weten een breuk in het linker jukbeen, breuken in de wand en bodem van de neusbijholten zowel links als rechts en een breuk in de bodem van de rechter oogkas.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Primair:
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een lagere straf dan geëist door de officier van justitie. Rekening dient te worden gehouden met zijn positie in de groep van de medeverdachten. Hij was vooral een meeloper en zou uit zichzelf nooit een dergelijk feit hebben gepleegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woningoverval, waarbij de 78-jarige bewoonster zwaar is mishandeld.
Eén van de medeverdachten is - terwijl hij zwaar onder invloed verkeerde van alcohol en verschillende soorten drugs - 's nachts door middel van braak, al dan niet alleen, de woning van het slachtoffer ingegaan. In de woning is het slachtoffer, ondanks dat zij fysiek geen enkele bedreiging voor een inbreker vormde, dusdanig zwaar mishandeld dat zij geruime tijd buiten bewustzijn is geraakt, zodat de inbraak verder ongestoord kon plaatsvinden. In de woning is een complete ravage aangericht in de kennelijke zoektocht van de medeverdachte(n) naar geld en goederen om mee te kunnen nemen. Uiteindelijk bestond de buit onder meer uit geld, sieraden en een televisie.
Uit de stukken en de schriftelijke slachtofferverklaring die zich in het dossier bevindt blijkt dat de impact van het voorval op het slachtoffer enorm is, zowel fysiek als mentaal. Zij heeft een breuk in het linker jukbeen, breuken in de wand en bodem van de neusbijholten zowel links als rechts en een breuk in de bodem van de rechter oogkas opgelopen. Verder durfde zij, nadat zij in het ziekenhuis enigszins van de ergste verwondingen was hersteld, niet meer naar haar woning terug te keren uit angst voor herhaling van wat zich daar had afgespeeld. Terwijl zij tot het moment van de overval een zelfstandig leven leidde woont zij nu, noodgedwongen, in een verzorgingshuis.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde woningoverval volgt dat uit het oogpunt van normhandhaving en vergelding slechts kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstaf van langere duur. Volgens de oriëntatiepunten van het LOVS geldt als uitgangspunt voor een woningoverval met meer dan licht geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de strafduur in aanmerking dat verdachte in Letland eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
De rechtbank houdt er verder rekening mee dat het slachtoffer een zeer kwetsbare persoon betrof en dat sprake was van zeer fors geweld. Verder is het feit gepleegd in vereniging met anderen, in een woning en gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd. Hoewel de rechtbank de diefstal met geweld en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer ten volle toerekent aan verdachte, heeft zij bij de straftoemeting rekening gehouden met het feit en dat niet verdachte, maar één van de medeverdachten het geweld op het slachtoffer heeft uitgeoefend. Verder heeft deze zelfde medeverdachte het voortouw in de uitvoering van het feit genomen en heeft verdachte daarin een meer ondergeschikte rol gespeeld.
Voorts heeft verdachte zich ter terechtzitting schuldbewust getoond en heeft hij in zekere zin, zij het voor een juridisch anders te kwalificeren feit, verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen.
De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat verdachte gedurende de voorlopige hechtenis ernstig ziek is geweest en een hartoperatie heeft moeten ondergaan.
Alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Een strafafdoening als bepleit door de raadsman doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van het feit.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.612,50 ter vergoeding van materiële schade en € 3.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot algehele toewijzing van de vordering met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel toepassing van de hoofdelijkheidsbepaling.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op zijn standpunt dat verdachte van het geweld moet worden vrijgesproken, primair geconcludeerd dat alleen de materiële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Voor het geval de rechtbank tot bewezenverklaring van medeplegen komt heeft de raadsman geen opmerkingen over de vordering.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte € 5.112,50 niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 april 2019.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/145768-20, primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 5.112,50(zegge: vijfduizend en honderd en twaalf euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 5.112,50 (zegge: vijfduizend en honderd en twaalf euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2019, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 60 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 1.612,50 aan materiële schade en € 3.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. M.B.W. Venema, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 november 2021.

Bewijsmiddelen

1. De door verdachte ter terechtzitting van 11 november 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben op 12 april 2019 met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de auto naar Groningen gereden. [medeverdachte 3] was de chauffeur. We zijn steeds samen opgetrokken en hebben alcohol gedronken en drugs (cocaïne en hasj) gebruikt. [medeverdachte 1] was in ieder geval onder invloed van alcohol; hij kan kwaad en agressief worden als hij onder invloed is; dat heb ik eerder ook wel met hem meegemaakt. [medeverdachte 1] was van plan om te gaan inbreken. Wij reden langs verschillende woningen en bij een woning waar geen licht brandde moesten we van hem stoppen. Dit was na middernacht.
[medeverdachte 1] verliet de auto en wij reden een stukje verder. [medeverdachte 3] heeft de auto ongeveer vijf à zeven huizen verderop geparkeerd. [medeverdachte 2] stapte toen uit en liep weg. [medeverdachte 1] kwam terug naar de auto, maar ging toen weer terug naar het huis en ik ben met hem meegegaan. [medeverdachte 1] ging er naar binnen om in te breken. Ik wist dus van tevoren dat dat zijn plan was. Ik bleef buiten de woning staan. [medeverdachte 1] kwam met een televisie en andere spullen de woning uit. Ik heb de televisie van hem overgenomen, samen met een dasspeld en lepeltjes. Ik ben naar de vuilcontainers gelopen en heb de televisie daarachter verstopt. De dasspeld heb ik daar weggegooid. Toen heb ik [medeverdachte 3] gebeld om te zeggen dat hij moest komen om mij en de televisie op te halen. Ik heb de televisie en de lepeltjes in de auto gelegd. Dit heeft al met al in elk geval een uur geduurd. Het klopt dat de televisie later in de woning in Duitsland - waar ik met [medeverdachte 3] verbleef - is aangetroffen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 april 2019, opgenomen op pagina 1 e.v. (deel 2) van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer BVH 2019092626, d.d. 27 oktober 2020, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 13 april 2019, omstreeks 16:45 uur, kreeg ik de melding om te gaan naar de [straatnaam] te Groningen. De meldster die met de meldkamer had gebeld klonk verward volgens de meldkamer. Ik hoorde van de meldkamer dat de meldster had verteld dat er mogelijk was ingebroken afgelopen nacht en dat ze mogelijk zou zijn mishandeld. Ik kwam om 16:50 uur aan bij het pand [straatnaam] in Groningen. Ik zag dat rechtsboven het raam aan de voorzijde een klein raampje kapot was. Ik zag dat de voordeur
van de woning open stond. Ik zag een vrouw zitten op een stoel aan een tafel. Ik schrok van de vrouw want ik zag ernstig aangezichtsletsel bij de vrouw. Ik zag dat de vrouw op leeftijd was. Ik zag verschillende blauwe paarse plekken om beide ogen van de vrouw. Ik zag dat deze blauwe plekken opgezwollen waren. Ik zag dat het linkeroog van de vrouw bloed doorlopen was. Ik zag dat de neus opgezwollen was, het leek alsof de neus van de vrouw gebroken was. Ik zag dat de lippen van de vrouw onder opgedroogd bloed zaten en dat ze opgezwollen waren. Ik zag opgedroogd bloed in de mond van de vrouw. Ik zag blauwe plekken zowel links als rechts boven, naast en onder de mond van de vrouw. Tevens zag ik nog meer opgedroogd bloed op het voorhoofd van de vrouw.
(p. 2) Ik hoorde dat ze vertelde dat ze hoofdpijn had en last had van haar mond. Ik hoorde dat ze vertelde dat ze duizelig was. Ik vroeg aan haar wat er was gebeurd. Ik hoorde dat ze vertelde dat ze dit niet wist. Ik hoorde dat ze zei dat haar hele woning overhoop was gehaald. Ik zag dat de hele woning doorzocht was. Ik hoorde dat het slachtoffer vertelde dat er een raam kapot was en wees naar het kapotte raam aan de voorzijde van de woning. Ik zag inderdaad dat het raam kapot was. Ik zag dat in de slaapkamer alles overhoop lag en op de grond lag. Ik zag dat er 2 kussen op het bed lagen op het hoofdeinde. Ik zag dat het linker kussensloop doordrenkt was met rood bloed. Ik zag op het bed ook delen van een kunstgebit liggen. Ik zag dat het kunstgebit in meerdere stukken lag. Ook zag ik een deel van het kunstgebit op de grond liggen links van het bed.
Ik hoorde dat ze vertelde dat ze gisteravond, 12 april 2019 omstreeks 23:30 uur, naar bed is gegaan. Ze vertelde dat ze haar woning in goede en nette staat achterliet en dat ze in bed ging liggen. Het volgende wat ze zich kan herinneren is dat ze wakker werd met het gevoel alsof ze haar kunstgebit nog in had. Toen ze goed voelde, voelde ze dat haar mond opgezet was en had ze last van haar gezicht. Ze zag vervolgens dat de slaapkamer overhoop gehaald was. Ze is naar de woonkamer gelopen en heeft de politie gebeld. Ik zei tegen het slachtoffer dat het al bijna 17:00 uur was. Ik vroeg aan het slachtoffer of ze eerder nog wakker is geworden. Ik hoorde dat ze vertelde dat ze zich dat niet kon herinneren, de laatste herinnering was dat ze op bed ging.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 mei 2019, opgenomen op pagina 76 e.v. (deel 2) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
(p. 77) Ik doe aangifte van diefstal uit mijn woning in de voor de nachtrust bestemde tijd d.m.v. braak en inklimming, waarbij ik zwaar mishandeld werd.
(p. 84) V: Wat voor waardevolle spullen heeft u in uw huis?
A: Op dat moment had ik ongeveer 50 euro.
(p. 86) V: Waren er nog sieraden in huis?
A: Mijn man had vaak van die mooie dasspelden. Zilveren dasspelden. De gouden ring van mijn man ligt in het laadje van ons bedmeubel.
(p. 87) V: Die ring die van uw man was. Stond er ook iets ingegraveerd?
A: Ja, stond in wanneer wij verloofd waren.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2019, opgenomen op pagina 2020 e.v. (deel 14) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 1 mei 2019 werd door mij voor een doorzoeking binnengetreden in perceel [straatnaam] te Groningen. Tijdens het opnemen van de aangifte bleek dat niet duidelijk was welke goederen waren weggenomen. In haar aangifte gaf bewoonster aan welke (waardevolle) spullen waar in de woning zouden moeten liggen.
(p. 2021) • Gouden trouwring met daarin de verlovingsdatum [datum] en de naam [naam 6] gegraveerd. Zou liggen in laadje van bedmeubel.
Werd niet aangetroffen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 mei 2019, opgenomen op pagina 110 e.v. (deel 2) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op maandag 6 mei 2019, tussen 16:00 uur en 18:00 uur, bevond ik mij in verzorgingstehuis de Pelster alwaar slachtoffer [slachtoffer] verblijft. Ik toonde foto’s van sieraden welke wij bij de doorzoeking op 1 mei 2019 in de woning van het slachtoffer hebben aangetroffen. Ik hoorde haar het volgende zeggen:
“De sieraden die u mij op de foto’s toont herken ik als zijnde mijn eigen sieraden, dan wel de
sieraden van mijn overleden man, dan wel sieraden van overleden familieleden van mijn man en mij. Het enige sieraad wat er niet bij zit, en wat niet op een foto staat, is de gouden ring van mijn overleden man.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2019, opgenomen op pagina 2028 e.v. (deel 14) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op donderdag 14 november 2019 omstreeks 06.00 uur werden door de politie Emsland/Grafschaft Bentheim twee woningen betreden ter aanhouding en doorzoeking, zijnde:
[plaats] , [straatnaam] , zijnde het woonadres van [medeverdachte 2] , geboren
[geboortedatum] -1979 en het verblijfadres van [medeverdachte 1] , geboren [geboortedatum] -1979
en
[plaats] , [straatnaam] , zijnde het woonadres van [medeverdachte 3] , geboren
[geboortedatum] -1963 en [verdachte] , geboren [geboortedatum] -1991.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , was aanwezig op het adres, [straatnaam] te [plaats] . Ik zag dat er door medewerkers van de zoekploeg diverse goederen in beslag werden genomen, waaronder een grijze etui/portemonnee met als inhoud buitenlandse valuta (Amerikaanse dollar biljetten ) en een kaartje in de vorm van een hartje met de tekst “Voor Moeder”. Op de achterzijde van het kaartje stond handgeschreven “1996 [naam 1] en [naam 2] " .
(p. 2029) Ik hoorde dat door de Duitse collega werd gezegd, dat hij de grijze etui/portemonnee had aangetroffen in het wandmeubel in de woonkamer bij andere persoonlijke spullen van [medeverdachte 2] . Verder werden er onder andere aangetroffen en inbeslaggenomen doosjes met daarin munten en/of sieraden/speldjes .
Ik, verbalisant Harkema, was aanwezig op het adres [straatnaam] te [plaats] . Ten tijde van het betreden van de woning, werd in de woning [medeverdachte 3] aangetroffen. Ik zag tijdens de zoeking dat een televisie, merk Philips, model 37PFL3807H/12, in beslag werd genomen , omdat het serienummer was weggekrast. Ik hoorde dat de aanwezige [medeverdachte 3] in het Duits zei dat de televisie van [verdachte] was.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 mei 2020, opgenomen op pagina 178 e.v. (deel 2) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag 14 mei 2020 toonde ik het slachtoffer foto’s van goederen welke bij een doorzoeking in Duitsland in beslag zijn genomen en waarvan wij denken dat het haar eigendommen zijn. Ik hoorde haar het volgende zeggen:
Die grijze portemonnee. Het geld wat erin zit is nog van onze vakantie in Amerika en Canada. En dat hartje met de namen [naam 2] en [naam 1] erop geschreven. Die televisie die u mij op de foto laat zien moet wel die van mij zijn. Ik had zo’n televisie. Ik had een Philips. U laat mij nu het rode doosje met inhoud zien. Ik herken meteen de vlinder broches. De munten in het doosje kunnen buitenlandse munten zijn van mijn man. Ik kan niet goed zien uit welk land deze munten komen maar wij zijn onder andere naar Amerika en Canada geweest. Ik heb de munten altijd bewaard. En dat doosje met dat blauwe vilt daar zat een munt in. Het speldje met daarop Lethbridge was ook van ons. Het speldje van het CDA was ook van mijn man. Dat speldje van Geigy-Agro was van de boerderij van mijn man. En ook het speldje welke groen/wit van kleur is herken ik als ons eigendom. Het witte doosje met daarin het schepje is een theeschepje. Het gouden horloge was van mijn man.
8. Een geneeskundige verklaring van de GGD, op 15 april 2019 opgemaakt en ondertekend door drs. J.E. Keizer, arts maatschappij en gezondheid, opgenomen op pagina 613 e.v. (deel 5) van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als zijn/haar geneeskundige verklaring:
Betrokkene, [slachtoffer] , is op 13 april 2019 gezien in het kader van een letselonderzoek.
(p. 614) Aangezicht
Uitgebreide blauw verkleuringen van de huid. Ook gelegen in beide oogkassen (brilhematoom), met een uitgesproken subconjunctivale bloeding in het linker oog. Vorm afdruk neusvleugels van een brilmontuur op beide zijden van de neusrug. De blauwverkleuring verloopt naar beneden langs de naso-labiale plooien naar beide mondhoeken.
Vanuit de mondhoeken verlopen de verkleuring via beide labio-mandibulaire plooien naar de onderzijde van het hoofd richting de hals. De buitenzijde van de bovenlip is blauw verkleurd.
Op de rechterwang, verlopen twee horizontale krassen, de bovenste, vlak onder het jukbeenlangs gebogen, met een lengte van 4 centimeter. De onderste kras verloopt in het verlengde van de onderste kaaklijn, richting het rechteroor en meet ongeveer 4 centimeter. In de mondholte binnenzijde van de onderste lip is een beschadiging van het slijmvlies te zien. Op de rechter onderzijde van de tong bevindt zich een bloeduitstorting. In de linker wenkbrauw verloopt schuin naar buiten omlaag een snijverwonding van 1 1/2 cm lang. Het rechterneusgat, aan de voorzijde bevind zich een kleine scherpbegrensde snijwond.
(p. 616) Hals
Uitgebreide blauwe verkleuring huid van de hals (oppervlakte beslaat o.a. het gehele strottenhoofd). Verloopt van de donkerpaars verkeurde kaakranden puntvorming in de richting van het borstbeen.
Bloeduitstorting.
(p. 617) Rechter arm
Een drietal losse bloeduitstortingen op de rechter arm. De bovenste bevindt zich aan de zijkant van de bovenarm, onder het schoudergewricht. Er zijn verschillende tinten van de blauwe kleur te onderscheiden over een oppervlakte van ongeveer horizontaal 3 cm bij verticaal 3 centimeter. Middelste, is de kleinste (2 bij 2cm), de blauw verkleuring heeft een lichtere tint dan de andere twee bloeduitstortingen. Hij bevindt zich 8 cm onder de bovenste, ook aan de buitenzijde van de bovenarm.
Onderste is de grootste, deze forse bloeduitstorting is gelokaliseerd aan de achterzijde en binnenzijde van de onderarm, onder het ellebooggewricht. Het oppervlak meet ongeveer 10 cm verticaal bij 6 cm horizontaal. Het letsel bestaat ook uit verschillende tinten blauw/ paarse verkleuring. Het deel welke zich het dichtstbij het ellenboog bevind is een schaafwond ter grote van 1 bij een 1/2 cm. De kern van de bloeduitstorting vertoont een afdruk/ patroon van een cirkel met een kruis er in.
9. Een forensisch medische letselrapportage van de GGD, op 9 februari 2021 opgemaakt en ondertekend door drs. T. van Mesdag, forensisch arts, opgenomen bij voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als zijn/haar geneeskundige verklaring:
Hoe zijn de letsels ontstaan?
Zoals aangegeven in de door collega Keizer opgestelde letselbeschrijving zijn de letsels meest waarschijnlijk ontstaan als gevolg van van buitenaf inwerkend stomp geweld. Door de veelheid aan letsels op verschillende plaatsen in het gelaat en in de hals is het aannemelijk dat er sprake is van meerdere afzonderlijke geweldsinwerkingen. Een toedracht die gekenmerkt wordt door een enkele impact op het gelaat zoals een val op de grond of tegen een object acht ik daarom zeer onwaarschijnlijk.
In hoeverre en op welke manier kunnen de letsels het buiten bewustzijn van het slachtoffer verklaren?
De neuroloog constateerde licht traumatisch schedelhersenletsel (LTSH) na mishandeling waarbij sprake was van geheugenverlies (post-traumatische amnesie, in het kort PTA).
Het is gelet op de definitie van LTSH aannemelijk dat aangeefster maximaal 30 minuten bewusteloos is geweest.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 april 2019, opgenomen op pagina 16 e.v. (deel 2) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op zaterdag 13 april 2019, te 17:35 uur kwam ik ter plaatse op de [straatnaam] te Groningen.
(p. 17) Collega [verbalisant 2] van de geüniformeerde politie heeft meerdere interviews afgenomen van buurtbewoners die aanwezig waren. Hieruit kwamen de volgende gegevens naar voren die anders waren dan het normale beeld van deze buurt.
Er werd een personenauto met Litouws kenteken met daarin twee uitziende Oostblokkers gezien in de nachtelijke uren, omstreeks 01:00 uur.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek woning d.d. 3 juli 2020, opgenomen in het forensisch dossier (deel 20) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op zaterdag 13 april 2019 om 18:00 uur kwamen wij, naar aanleiding van een gekwalificeerde diefstal met geweld in/uit woning, voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [straatnaam] te Groningen.
(p. 3) Aan voorzijde van de woning was te zien dat een bovenlicht, links van de voordeur, kapot was. Het glas was uit het bovenlicht gehaald en lag voor een deel in de woonkamer en in de voortuin. In de voordeur was een van de vier gele ramen uit de voordeur gehaald. Hierbij waren de glaslatten verwijderd. Het glas werd door ons in de voortuin en in de haag in de voortuin aangetroffen. Door middel van handreiking had men een deurklopper die aan de binnenzijde van de deur zat afgebroken. Deze deurklopper werd buiten de woning, links naast de voordeur aangetroffen en veiliggesteld. Tevens was geprobeerd een deurpaneel onder uit de voordeur te verwijderen.
Boven de voordeur hing een buitenlamp. Deze buitenlamp was voorzien van een bewegingssensor. Over de bewegingssensor zat een stuk bruine tape geplakt, kennelijk om de bewegingssensor uit te schakelen.
Er waren meerdere braaksporen te zien op het bovenlicht.
(p. 5) Slaapkamer
Op de muur achter het bed en op de buitenmuur waren meerdere bloedsporen zichtbaar. Er werden van deze bloedsporen meerdere bemonsteringen genomen. Deze bemonsteringen bleken allemaal bloed te zijn. De bemonsteringen werden veiliggesteld voor eventueel vervolgonderzoek.
Op het hoofdeind van het bed werd een bovengebit, met bloed, aangetroffen. Deze was in tweeën gebroken. Onder het nachtkastje, aan de beslapenzijde van het bed, werd een ondergebit aangetroffen. Ook hierop was bloed aanwezig. Het gebit bleek van het slachtoffer te zijn. Op het nachtkastje lagen papieren in een plastic insteekhoed. Op deze insteekhoed was bloed aanwezig.
Onder de verwarming, nabij de wastafel, werd een bril aangetroffen. Op deze bril was bloed zichtbaar. De bril werd veiliggesteld voor eventueel vervolgonderzoek. De bril bleek later van het slachtoffer te zijn. Als het slachtoffer gaat slapen legt ze de bril naast zich op het kussen neer.
In de ruimte tussen het bed en de wastafel werden meerdere bloedspatten aangetroffen op de grond. Deze bloeddruppels liepen vanaf het bed naar de deur van de slaapkamer.
Op de wastafel en het wastafel meubel werden bloedvlekken en bloedvegen aangetroffen. Vanaf het bed werden de beide kussenslopen apart van elkaar, veiliggesteld voor eventueel vervolg DNA-onderzoek. Op beide kussenslopen werd bloed aangetroffen.
Onder het bed werd een kussen, sierkussen, aangetroffen. Op dit kussen was in een hoek van het kussen bloed zichtbaar.
(p. 6) De volgende sporen en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of
nader onderzoek veiliggesteld:
(p. 8) Spoornummer : PL0100-20190 92 62 6-52210
SIN : AAHC1051NL
Spooromschrijving : Bloed
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Plaats veiligstellen : Bloed looppad achter het bed
(p. 9) Goednummer : PL0100-2019092626-1127306
SIN : AAHC1042NL
Object : Plakband
Merk/type : Breed
Kleur : Bruin
Bijzonderheden : Op sensor buitenlamp naast voordeur
12. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.04.23.021 (aanvraag 011), d.d. 18 september 2020, opgenomen op pagina 719 e.v. (deel 5) van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. J.L.W. Dieltjes, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:

(p. 720) Tabel 2 Interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek

SIN
(omschrijving)
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAHC1051NL#01
(bloed looppad achter het bed)
verdachte [medeverdachte 1]
kleiner dan 1 op 1 miljard
13. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.04.23.021 (aanvraag 001), d.d. 26 april 2019, opgenomen op pagina 636 e.v. ( deel 5) van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. J.L.W. Dieltjes, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn haar verklaring:
Onderzoek naar biologische sporen Tape AAHC1042NL.
De rugzijde van de tape is in zijn geheel bemonsterd en als AAHC1042NL#01 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
Op de kleefzijde van de tape is een dactyloscopisch spoor #D01 waargenomen. Dit dactyloscopische spoor is bemonsterd en als AAHC1042NL#02 veiliggesteld voor DNA-onderzoek.
14.
Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.04.23.021 (aanvraag 003), d.d. 20 juni 2019, opgenomen op pagina 641 e.v. ( deel 5) van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. J.L.W. Dieltjes, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Het DNA-onderzoek aan bemonstering AAHC1042NL#02 van dactyloscopisch spoor #D01 op de kleefzijde van de tape is herhaald met als doel van het DNA in deze bemonstering een informatiever DNA-mengprofiel te verkrijgen.

(p. 642) Tabel 2 Interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek

SIN
(omschrijving)
Beschrijving DNA-
profiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAHC1042NL#02
(dactyloscopisch
spoor #D01)
DNA-mengprofiel
afgeleid DNA-hoofdprofiel:
onbekende man B
kleiner dan 1 op 1 miljard
Het afgeleide DNA-hoofdprofiel AAHC1042NL#02 (gekoppeld aan onbekende man B) is op
14 juni 2019 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Sindsdien wordt
het vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen.
151. Een schriftelijk bescheid, te weten een brief van het NFI d.d. 18 juni 2019, met als onderwerp "Match met buitenlands profiel", opgenomen op pagina 644 (deel 5) van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Er is een match gevonden tussen het DNA-profiel uit Nederland met code AAHC1042NL#02 en het DNA-profiel uit Denemarken met code P 2010-56731.
152 (p. 13 relaas, deel 20) Op 27 juni 2019 werd naar aanleiding van het internationaal rechtshulp verzoek door de Deense autoriteiten doorgegeven dat het DNA-profiel P2010-56731 gekoppeld is aan:
[medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] .
Uit de informatie bleek dat [medeverdachte 1] zijn naam had veranderd. Deze persoon wordt in het dossier verder genoemd: [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] .
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van analyse Duitse mobiele telefoonnummers en IMEI-nummer d.d. 9 juni 2020, opgenomen op pagina 1541 e.v.
deel 9) van voornoemd dossier, inhoudend als van verbalisant:
(p. 1542) Het Duitse telefoonnummer [telefonnummer] staat op naam van [medeverdachte 1] en heeft als gebruikers [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [naam 3] .
(p. 1546) Het Duitse nummer [telefonnummer] staat op naam van [medeverdachte 2] , met als regelmatige/doorgaande gebruiker [medeverdachte 1] .
(p. 1548) Het Duitse nummer [telefonnummer] staat op naam van Ivan Ivanov met gebruiker [medeverdachte 3] .
(p. 1553) Het Duitse nummer [telefonnummer] staat op naam van [verdachte] , gebruiker [verdachte] .
(p. 1556) Het toestel met IMEI-nummer [nummer] zou gekoppeld zijn aan het Duitse mobiele telefoonnummer [telefonnummer] op naam van [medeverdachte 2] met als regelmatige/doorgaande gebruiker [medeverdachte 1] .
(p. 1557) Naar aanleiding van de analyse van de historische verkeersgegevens in combinatie met de verkregen informatie uit Duitsland omtrent genoemde Duitse mobiele telefoonnummers, vermoedt het onderzoeksteam dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] tussen 12 april 2019 21:31:47 uur en 13 april 2019 04:06:46 uur op dan wel in de nabijheid van de [straatnaam] te Groningen waren.
(p. 1558) Uit de historische verkeersgegevens (B-analyse) valt te lezen dat er onderling contact dan wel poging contact is geweest tussen genoemde data en tijdstippen 12 april 2019 21:31:47 uur en 13 april 2019 04:06:46 uur.
Uit de Nederlandse B-analyse blijkt dat het Duitse mobiele telefoonnummer [telefonnummer] met als vermoedelijke gebruiker [medeverdachte 2] op 12 april 2019 om 19:44:44 uur een mast in Winschoten aanstraalde. Op 12 april 2019 om 20:08:03 uur werd door het Duitse mobiele telefoonnummer [telefonnummer] met als vermoedelijke gebruiker [medeverdachte 3] de mast aan het Kattegat te Groningen aangestraald. Ongeveer anderhalf uur later werd de mast aan de Zuilen 267 te Groningen aangestraald door het Duitse mobiele telefoonnummer [telefonnummer] / toestel met IMEI-nummer [nummer] met als vermoedelijke gebruiker [medeverdachte 1] en de mast aan de Virulystraat 14 te Groningen door het Duitse mobiele telefoonnummer [telefonnummer] met als vermoedelijke gebruiker [verdachte] , waaruit blijkt dat de verdachten zich mogelijk op en/of in de nabijheid van de plaats delict ophielden.
Op 13 april 2019 om 04:42:55 uur werd door het Duitse mobiele telefoonnummer [telefonnummer] met als vermoedelijke gebruiker [verdachte] de mast aan het Kattegat te Groningen aangestraald en om 04:54:28 uur de mast aan de Industrieweg 15 te Zuidbroek.
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 april 2019, opgenomen op pagina 206 e.v. (deel 2) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 4] :
O: Tijdens het buurtonderzoek heeft u aangegeven dat u op zaterdag 13 april 2019 een Litouws voertuig heeft zien staan.
A: Ik ben de eigenaar van [bedrijf 1] , gevestigd aan de [straatnaam] , mijn woonhuis is direct naast de garage gevestigd.
(p. 207) A: Rond 1 uur liet ik de hond uit. Ik ben naar de overkant gelopen en ben ik richting [bedrijf 2] gegaan. Toen ging de hond even wat doen, dus ik draaide mij om en ik zie een auto mijn erf oprijden. Hij kwam vanaf de stoplichten, draaide het erf op en ging met de neus de andere kant opstaan. Ik loop tot zo’n beetje het viaduct en ben weer terug gelopen. Ik zag geen licht meer branden van die auto. Eerst hadden ze de lampen wel even aangelaten. Maar dat hele stuk zijn ze dus daar blijven staan. Toen ik hier weer voor kwam.
O: Getuige wijst naar de zijkant van zijn garagebedrijf.
A: Het was een BMW met een Litouws kenteken 2 mannen erin, waarvan de bijrijder, met een grijs vest met zo’n capuchon op, erin zat en het waren ok echt eh ja buitenlandse medeburgers om maar even netjes te zeggen.
A: Het waren geen hele jonge mensen.
V: En op welke afstand heeft u de personen gezien?
A: Nou ik ben langs de auto gelopen, nog geen meter afstand. En ik ben naar het woonhuis gegaan, ben onder de douche gestapt en na het douchen stond de auto nog op dezelfde plek met de verlichting uit. De auto stond met de neus in de richting van de stoplichten.
(p. 208) A: Deze heeft hier sowieso een 20 minuten gestaan wat ik zeker weet.
V: Hoe laat ging u ongeveer op bed?
A: Ik zou zeggen rond 01:15 - 01:20 uur
18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 19 april 2019, opgenomen op pagina 231 e.v. (deel 2) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 5] , wonende aan de [straatnaam] te Groningen:
V: We hebben begrepen dat jij een vrouw hebt gezien bij een container welke in de straat
stond. Welke datum was dit?
A: Het was op zaterdag 13 april.
V: Hoe laat was het?
A: Ik was om 01:30 uur thuis en kort daarvoor zag ik haar want zij stond bij een container die voor mijn huis stond.
(p. 232) A: Ik heb haar gezien en heb mijn fiets op de oprit gezet. Heb toen mijn fiets op slot gezet. Ik heb me omgedraaid om te kijken of ik haar nog zag. Toen zag ik dat de vrouw naar de autogarage liep. Dit is een garagebedrijf aan het eind van de straat.
V: Hoe zag deze container eruit?
A: Is een lichtgrijze container. Het is geen normale afvalcontainer. Meer voor groter afval.
(p. 233) V: Wat voor postuur had de vrouw?
A: Wat kleiner en wat breder. Ja mijn moeder noemt het was gezet.
V: Wat was de lengte van de vrouw?
A: 1.65 lang dus.
V: Wat was de leeftijd van de vrouw?
A: Ik dacht zelf om en nabij 40 jaar.
V: Wat voor kleur haar had de vrouw?
A: Zwart.
(p. 234) V: Wat was de vrouw bij de container aan het doen?
A: Ik heb geen flauw idee. Ik hoorde wel wat gerommel maar toen had ik haar nog niet
gezien.
V: Hoe klonk dat gerommel dan?
A: Alsof iemand wat bij mijn container aan het doen was. Ik hoorde niet het open en
dichtklappen van de deksel van mijn container maar meer een gerommel wat je wel hoort
in een container.
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 23 juni 2020, opgenomen op pagina 1730 e.v. (deel 11) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] :
(p. 1733) V: Op welk adres sta jij momenteel officieel ingeschreven?
A: [straatnaam] , [plaats] .
A: Ik heb altijd op dat adres gewoond.
(p. 1734) V: Met wie heb je een relatie?
A: Met [medeverdachte 1] .
(p. 1740) A: Wij zijn met [medeverdachte 3] naar Nederland gereden. En nog een keer in april.
V: Wanneer was het in april?
A: Dat moet dan de 13de zijn geweest.
V: Met wie waren jullie naar Nederland gegaan?
A: Ik, mijn man, [verdachte] en [medeverdachte 3] .
V: Waar gingen jullie in april naartoe in Nederland?
A: Naar Groningen. We zijn naar een bar gegaan.
(p. 1741) V: Wat betreft het bezoek in de bar. Je spreekt over jezelf en jouw man. Waar waren [medeverdachte 3] en [verdachte] ?
A: Die waren ook daar.
(p. 1743) V: In wat voor voertuig zijn jullie naar Groningen gegaan?
A: In een BMW 3-serie.
V: Van wie is die auto?
A: Zover ik weet was die van zijn dochter.
V: En 'zijn' is?
A: [medeverdachte 3] .
20. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 24 juni 2020, opgenomen op pagina 1749 e.v. (deel 11) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] :
(p. 1752) V: Zijn jullie op 12 april 2019 met de BMW, destijds met kenteken [kenteken] , naar Groningen gereden?
A: Ja, dat heb ik al verteld.
(p. 1753) V: Wie maakte in de avond/nacht van 12 op 13 april 2019 gebruik van de telefoon met telefoonnummer [nummer] ?
A: Dat kan ik zijn geweest, dat ik hem gebeld. Het kan ook omgekeerd zijn, dat hij het heeft gebruikt. Ik weet het niet.
V: Met ‘hij’ bedoel je [medeverdachte 1] ?
A: Ja.
(p. 1761) OV: We hebben een getuige die omstreeks 01:30 uur thuis kwam. Zij zag toen bij
diezelfde container een vrouw staan. Wij vermoeden dat jij die vrouw wel moet zijn geweest. Ook omdat jij die avond en nacht samen met [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 1] was.
V: Reageer hier eens op?
A: Het kan zijn, dat iemand mij heeft gezien, terwijl ik mijn man aan het zoeken was.
21. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 4 juli 2020, opgenomen op pagina 1855 e.v. (deel 12) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] :
(p. 1872) A: Op die avond hebben ze me omgepraat om mee te gaan. Ik weet niet hoe de stad heet maar ze hebben me omgepraat.
OV: Groningen?
OV: Verdachte knikt bevestigend.
A: [medeverdachte 2] bedacht altijd alles. [medeverdachte 1] was verliefd ofzo en hij deed alles wat zij hem opdroeg. Hierna kwamen wij naar de stad.
A: Ze gingen hasj roken en daarna drinken. Hierna zeiden ze laten wij naar huizen gaan waar wat te stelen valt. We reden langzaam langs een bepaalde straat. Toen de auto nog bewoog sprong [medeverdachte 1] uit de auto en rende ergens naar toe. Hierna belde hij mij en zei waar we heen moesten rijden. [medeverdachte 2] ging naar hem toe en ze zeiden tegen ons dat wij moesten wachten in de auto. Ik en [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) zaten in de auto. [verdachte] probeerde tot drie keer toe ook uit mijn auto te springen om naar hem toe te gaan. Toen rukte [verdachte] zich los en rende [verdachte] naar [medeverdachte 1] toe. Voordat [medeverdachte 1] weg ging nam hij uit mijn auto de tape mee. Daarna waren [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] ongeveer een uur afwezig. Daarna hebben ze mij gebeld en gezegd waar ik naar toe moest rijden. Ik ben daar naar toe gereden. Bij een prullenbak hadden zij een voorwerp gehaald. [verdachte] bracht een televisie naar de auto en zette deze in de kofferbak. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] stapten ook in de auto. [medeverdachte 1] zijn gezicht was kapot geslagen. Bij zijn wenkbrauw ofzo.
22. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 5 juli 2020, opgenomen op pagina 1879 e.v. (deel 12) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] :
A: Later zei hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) nog iets over de verwonding. Hij ging naar binnen in de woning of kamer, draaide zich om en bezeerde zijn gezicht. Hij viel op een nachtkastje.
(p. 1881) V: Zijn jullie in de BMW 3 serie met kenteken [kenteken] naar Groningen gereden?
A: Ja, inderdaad, met deze auto, met deze kentekenplaat.
(p. 1883) O: Jij vertelde gisteren dat [medeverdachte 1] uit jouw auto tape had meegenomen en niet verteld had wat hij daarmee ging doen.
V: Hoe zag die tape eruit?
A: Donkerbruin van kleur.
V: Lag de tape al in de auto, voordat jullie uit Duitsland vertrokken?
A: Ik heb het altijd in de auto liggen.
(p. 1884) A: Het enige wat ik weet wat uit de auto was meegenomen, was de tape. Ik kwam pas later te weten, dat ze het wilden gebruiken voor afplakken.
(p. 1886) V: Hoe droeg zij (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ) haar haar?
A: Ze heeft dezelfde lengte haar als u: tot op de schouders. Niet pikzwart, maar wel donker.

Voetnoten

1.Bewijsmiddel 1, integraal opgenomen.
2.Bewijsmiddelen 11 en 12.
3.Bewijsmiddelen 1, 16, 17, 18, 21 en 22.
4.Hoge Raad 20 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY0267.
5.Bewijsmiddel 21.