Op 18 november 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen de Natuur en Milieufederatie Groningen en Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening tegen de ontheffing van de Wet Natuurbescherming (Wnb) die is verleend voor de woningbouw op het Suikerunieterrein. De ontheffing is verleend om een woonwijk, de Suikerzijde, te realiseren en een natuurcompensatiegebied aan te leggen. De verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij vrezen dat de werkzaamheden onomkeerbare schade aan de beschermde diersoorten in het gebied zullen toebrengen.
De voorzieningenrechter heeft op 4 november 2021 de zaak behandeld en op basis van de ingediende stukken en de verhandelingen op de zitting geoordeeld dat er voldoende spoedeisend belang is bij het verzoek van de verzoekers. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de ontheffing van de Wnb noodzakelijk is voor de realisatie van de woningbouw, maar dat er twijfels bestaan over de rechtmatigheid van het besluit. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om het bestreden besluit te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is de provincie Groningen veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoekers, inclusief de kosten van het deskundigenrapport.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen bij het verlenen van ontheffingen onder de Wnb, vooral als het gaat om de bescherming van flora en fauna. De voorzieningenrechter heeft aangegeven dat er nader onderzoek nodig is naar de gevolgen van de ontheffing voor de betrokken diersoorten en dat de belangen van de verzoekers zwaarder wegen dan die van de provincie en de derde-partij, de gemeente Groningen.