ECLI:NL:RBNNE:2021:4931

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
AWB LEE - 20 _ 2403
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing van de zaak naar de Belastingdienst na onvoldragen bezwaarfase en schending van het hoorrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 november 2021 uitspraak gedaan in een belastingkwestie tussen eiseres en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2016, die door de inspecteur was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een onvoldragen bezwaarfase, omdat eiseres onvoldoende gelegenheid was geboden om haar standpunten nader te onderbouwen. Dit was met name het gevolg van het niet ontvangen van belangrijke correspondentie van de Belastingdienst, waardoor eiseres niet in staat was om de benodigde bewijsstukken aan te leveren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet in de gelegenheid is gesteld om gehoord te worden, wat een schending van het hoorrecht met zich meebracht. Hierdoor kon de rechtbank niet anders dan het beroep van eiseres gegrond verklaren en de uitspraak op bezwaar vernietigen. De rechtbank heeft de zaak terugverwezen naar de Belastingdienst, met de opdracht om opnieuw te beslissen op het bezwaar, waarbij eiseres de kans moet krijgen om haar kostenaftrek te onderbouwen met de benodigde stukken. Tevens moet de Belastingdienst eiseres in de gelegenheid stellen om gehoord te worden. De rechtbank heeft bepaald dat de Belastingdienst het door eiseres betaalde griffierecht van € 48 moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/2403
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 16 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst Particulieren/kantoor Den Haag, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde van verweerder] ).

Procesverloop

Verweerder heeft voor het jaar 2016 met dagtekening 27 maart 2020 aan eiseres een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.985.
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 60 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar van 2 juli 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2021. Namens eiseres is niemand verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand verweerder] .

Overwegingen

Feiten
1.1.
Eiseres is geboren op [geboortedatum] , gehuwd met [partner van eiseres] en woonachting te [woonplaats] .
1.2.
In 2016 heeft eiseres een bedrag van € 34.500 aan inkomsten uit persoonsgebonden budget (hierna: PGB) ontvangen ten behoeve van de verzorging van haar zoons [naam zoon 1] en [naam zoon 2] .
1.3.
Eiseres heeft op 12 november 2017 aangifte IB/PVV 2016 gedaan. De inkomsten uit het PGB heeft eiseres als volgt opgegeven onder overige werkzaamheden:
Resultaat uit werkzaamheden door arbeid
PGB [naam zoon 1]
€ 16.470
PGB [naam zoon 2]
€ 18.030
Kosten bij resultaat uit werkzaamheden
€ 22.595
-/-
Netto resultaat uit werkzaamheden
€ 11.905
Eiseres heeft onder de eigenwoningregeling als saldo van inkomsten en aftrekposten eigen woning een bedrag van -/- € 6.285 aangegeven. Hiervan is € nihil aan eiseres toegerekend.
Eiseres heeft een bedrag van € 24.565 aan specifieke zorgkosten opgegeven, als volgt gespecificeerd:
Kosten medicijnen
€ 4.752
Uitgaven hulpmiddelen
€ 620
Afschrijvingskosten woningaanpassing/hulpmiddelen
€ 4.500
Uitgaven voor vervoer i.v.m. ziekte of invaliditeit
€ 2.243
Dieetkosten
€ 1.550
Extra uitgaven voor kleding en beddengoed
€ 1.350
Genees- en heelkundige hulp
€ 7.096
Reiskosten ziekenbezoek
€ 2.454
Totaal
€ 24.565
Drempel uitgaven specifieke zorgkosten
€ 1.550
-/-
Aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten
€ 23.015
Van het aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten is € 3.015 aan eiseres toegerekend.
Tot slot heeft eiseres een bedrag van € 4.010 als restant persoonsgebonden budget opgegeven.
1.4.
Naar aanleiding van de aangifte heeft verweerder met dagtekening 3 januari 2018 eiseres meegedeeld dat er geen voorlopige aanslag IB/PVV 2016 opgelegd zal worden. Met dezelfde dagtekening heeft verweerder aan eiseres een voorlopige aanslag Inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd berekend naar een bijdrage-inkomen van € 11.905.
1.5.
Bij brief van 2 april 2019 heeft verweerder – naar aanleiding van de aangifte IB/PVV 2016 – eiseres verzocht om informatie. Deze brief luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

Inkomsten uit overig werk
In de aangifte is bij inkomsten uit overig werk een bedrag afgetrokken van € 22.595. Om te kunnen beoordelen of u recht hebt op aftrek van deze kosten, verzoek ik u mij de volgende informatie te sturen:
  • een specificatie van de kosten;
  • een toelichting waarom sprake was van zakelijke kosten;
  • de nota’s en betalingsbewijzen van de afgetrokken kosten.
1.6.
Bij brief van 17 juni 2019 heeft verweerder zijn verzoek om informatie herhaald.
1.7.
Bij brief van 1 juli 2019 heeft de partner van eiseres namens eiseres verzocht om uitstel voor het aanleveren van de verzochte informatie.
1.8.
Bij brief van 31 juli 2019 heeft de partner van eiseres namens eiseres gereageerd op het informatieverzoek. Daarbij zijn de kosten als volgt gespecificeerd:

Van het inkomen waarop een bedrag van €22.595 in mindering is gebracht het volgende:
Mijn vrouw ging als begeleider mee op reis naar Indonesie, de kosten van de tickets AMS-DPS retour €3200. Verzetten van de vertrekdatum ivm heimwee zoon €795. DPS-SIN retour € 700 hotelkosten Singapore €1200, toegangskaartjes diverse parken €1000.
De overige kosten zijn gemaakt voor uitjes met onze zoons waarvoor zorg werd verleend door mijn vrouw vanuit het PGB. Dit is niet apart te declareren via het PGB. daar kan men alleen uren declareren. Wel is het daarna af te trekken via de aangifte, advies van persaldo. Dit is dan ook gebeurd. Toegangskaartjes pretparken. dierentuinen en musea €4320. Reiskosten in Nederland inclusief afschrijving €6300.
Werkruimte €4800.
Lidmaatschappen €280.
De werkzaamheden die zij voor de jongens deed is begeleiding omdat de beide jongens
[aandoening] hebben. De werkzaamheden hebben het gehele jaar geduurd vanaf 1 januari tot en met 31 december.
Deze kosten heeft ze moeten maken om zo de werkzaamheden te kunnen uitvoeren.
Ik voeg de WOZ-beschikking met daarop de WOZ-waarde 2015 staat bij.
Specifieke zorgkosten:
Medicijnen.
[partner van eiseres] [geboortedatum] gebruik [naam medicijn] 2 capsules per dag a €105 per maand = €2600
[naam medicijn] €25
[naam zoon 2] [geboortedatum] gebruik [naam medicijn] 1 capsule per dag a €105 per maand = €1300
[eiseres] [geboortedatum] :
[naam medicijn] €160
[naam medicijn] €520
[naam medicijn] €92
[naam medicijn] €55
Totaal €4752
Hulpmiddelen
Aanschaf krukken tbv [naam zoon 2] €100
Rolstoel €520 (aanschaf in Singapore)
Reiskosten vervoer
12 maal 2 maal 200 km a 0,19 (longrevalidatie beatrixoord, haren elk weekend naar huis) = €912
23 maal 36 km a 0,19 (ziekenhuisbezoek Heerenveen) = €157
21 maal 200 km a 0,19 (ziekenhuis/arts bezoek Denpasar) = € 798
33 maal 30 km a 0,19 (huisarts/apotheek/bloedlab Singaraja) €376
Totaal €2243
Dieeten
[eiseres] [geboortedatum]
[aandoening] (longarts Heerenveen)
Overige [aandoening] (AMC)
[partner van eiseres] [geboortedatum]
Natriumbeperkt ivm [aandoening] (huisarts)
Extra uitgaven beddegoed ivm chronische ziekte
[naam zoon 2] en [partner van eiseres] ( [geboortedatum] en [geboortedatum] ) vaste bedrag €300 x 2 = €600
[eiseres] ( [geboortedatum] ) hebben we extra uitgaven voor gehad en dan mag je €750 aftrekken.
Totaal €1350
Reiskosten bezoek
51 maal Beatrixoord 200 km a 0,19 = € 1938
10 maal Denpasar 200 km a 0,19 = €380
20 maal Heerenveen ziekenhuis 36 km a 0,19 = €136
Totaal €2454
Geneeskundige hulp
Ik heb in mijn aantekeningen staan dat de kosten bestaan uit de volgende nota’s, allen betaald in Indonesie. De nota’s zelf heb ik nog niet gevonden maar ik zal daar binnenkort nogmaals naar zoeken. Zodra ik die vind zal ik ze naar u opsturen.
[eiseres] [geboortedatum]
Nota arts plus behandeling €1690
Nota arts plus behandeling €1252
Nota arts plus onderzoeken €304
Nota ziekenhuis DPS €2519
[partner van eiseres] [geboortedatum]
Nota arts plus medicatie €332
[naam zoon 2]
Nota rontgenfoto €88
Nota behandeling arts €311
Overige kosten zoals maaltijden €600
Totaal €7069
Persoonsgebonden aftrek
Mij was het helaas ontgaan dat ik de kosten voor verbouwing tbv de invaliditeit van mijn vrouw niet meer mocht aftrekken. Indien dat zo is leg ik mij daarbij neer.
Wel heb ik telkens een discussie over het PGA ik loop en achter de feiten aan telkens als ik aangifte moet doen omdat dan nog niet bekend is wat ik daadwerkelijk kan doorschuiven naar het volgende jaar. Tevens heb ik voor 2013 eens goed laten uitzoeken wat het exacte PGA behoorde te zijn. Toen bleek mijn vermoeden ook juist dat ik bijna €25.000 aan PGA was kwijtgeraakt door een besluit van een inspecteur. Dit is toen gecorrigeerd echter voor 2014 wer naar beneden bijgesteld met bijna €25.000 door weer een andere inspecteur. Ik heb toen getracht dit uit te leggen telefonisch echter dat is met een hoop miscommunicatie op niets voor mij uitgelopen. Voor het jaar 2015 heb ik dit nogmaals maar nu schriftelijk weer aangekaart met de brief van het herstel met alle berekeningen van uw belastingdienst erbij zodat dit nu eens goed zou worden hersteld. Ik hoop dan ook dat dit nu eindelijk definitief is doorgevoerd. Zou u dat aub in uw beoordeling mee willen nemen. Indien u de brief met herberekening nodig hebt hoor ik dat graag.
Daarnaast heb ik nog een vraag voor u. Wij krijgen beide een uitkering van het UWV en zij hebben in hun wijsheid besloten een fors bedrag aan inkomen over de jaren 2013-2017 terug te vorderen van ons. Aangezien deze jaren reeds zijn aangegeven is mijn vraag wanneer en hoe ik die bedragen kan aftrekken? Het UWV heeft aangegeven dat dit via de belastingdienst te regelen is. Indien ik dit kan opvoeren in het PGA hoe moet ik dat dan in de aangifte verwerken, zodat ik niet weer tegen muren aan ga lopen. Of is dit nog in de aangifte van 2016 te verwerken? Indien u het exacte bedrag per jaar per persoon nodig hebt hoor ik dat graag van u.
Hopelijk heb ik zo voldoende informatie verstrekt. Mocht u nog iets missen hoor ik dat graag van u.
1.9.
Bij brief van 12 februari 2020 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld voornemens te zijn bij het opleggen van de aanslagen IB/PVV en ZVW 2016 af te wijken van haar aangifte. Deze brief luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

“1. Afwijking van de aangifte

Inkomen uit werk en woning (box 1)

Inkomsten uit overig werk
In de aangifte heeft u kosten aangegeven voor een bedrag van € 22.595. Uit uw reactie blijkt dat het kosten gemaakt zijn voor uitjes en in de familiesfeer.
Hierdoor heeft u geen recht op aftrek van kosten. Ik ben van plan om op dit punt van de aangifte af wijken met een bedrag van € 22.595.

Persoonsgebonden aftrek

Specifieke zorgkosten
U heeft € 3.015 in aftrek genomen voor zorgkosten. De zorgkosten zijn onvoldoende aangetoond met facturen, betaalbewijzen, overzicht van zorgverzekeraar, een Dieetverklaring ondertekend door een arts. Ik ben van plan om van uw aangifte af te wijken op dit punt met een bedrag van € 3.015.
1.10.
Bij brief van 5 maart 2020 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld voornemens te zijn om bij het opleggen van de aanslagen IB/PVV en ZVW 2016 ook af te wijken van de aangegeven € 4.010 restant persoonsgebonden aftrek. Deze brief luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

“Restant PGA

In de aangifte heeft u een bedrag van C 4.010 aangegeven als restant persoonsgebonden aftrek. Echter is de bezwaarfase van 2015 nog niet afgerond. Om een juiste beslissing te kunnen maken is de uitspraak op bezwaar van 2015 nodig. Een definitieve aanslag dient opgelegd te worden binnen 3 jaar na afloop van het kalenderjaar, met eventueel verleend uitstel. Omdat de termijn binnenkort verloopt en er nog geen uitspraak is op bezwaar 2015. Zal ik op dit punt de aangifte corrigeren en vaststellen op nihil.
1.11.
Met dagtekening 27 maart 2020 heeft verweerder de aanslag IB/PVV 2016 opgelegd. Daarbij is verweerder afgeweken van de aangifte van eiseres overeenkomstig zijn aankondigingen.
Vooraf
2. De rechtbank heeft eiseres bij aangetekende brief van 23 september 2021 uitgenodigd voor de zitting van 15 november 2021. Uit de gegevens van het track&trace-systeem van PostNL volgt dat de uitnodiging op 25 september 2021 is bezorgd. De partner van eiseres heeft op 2 november 2021 per e-mail de rechtbank verzocht om de behandeling van de beroepszaak van eiseres uit te stellen. Bij brief van 8 november 2021, welke eveneens per email is verstuurd, heeft de rechtbank dat verzoek afgewezen.
Geschil
3.1.
Het inhoudelijke geschil betreft het antwoord op de vraag of de aanslag op een te hoog bedrag is vastgesteld. Meer specifiek is in geschil of verweerder bij het opleggen van de aanslag:
(i) de kostenaftrek bij de inkomsten uit overige werkzaamheden terecht heeft geweigerd;
(ii) de aftrek specifieke zorgkosten terecht heeft geweigerd;
(iii) terecht geen restant persoonsgebonden aftrek in aanmerking heeft genomen.
3.2.
Eveneens is in geschil of verweerder terecht belastingrente in rekening heeft gebracht.
Standpunten
4. Eiseres stelt dat verweerder ten onrechte de kostenaftrek bij de overige werkzaamheden en de aftrek voor specifieke zorgkosten heeft geweigerd. Volgens eiseres heeft verweerder haar in de bezwaarprocedure onvoldoende in de gelegenheid gesteld om de kosten met stukken te onderbouwen. Eiseres stelt na de indiening van het bezwaarschrift telefonisch contact te hebben gehad met een belastingambtenaar waarbij zou zijn toegezegd dat zij een brief zou krijgen waarin uitgelegd zou worden welke stukken er nog ontbraken. Deze brief of andere correspondentie van verweerder stelt eiseres niet te hebben ontvangen. Ten aanzien van de belastingrente stelt eiseres dat het haar niet aangerekend mag worden dat verweerder zo lang heeft gedaan over het opleggen van de aanslag. De belastingrente is daarom ten onrechte in rekening gebracht, aldus eiseres.
5. Verweerder stelt dat hij de kostenaftrek bij de overige werkzaamheden en de aftrek voor specifieke zorgkosten terecht heeft geweigerd. Eiseres heeft – na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld – geen bewijsstukken van de gestelde kosten overgelegd. Verweerder stelt verder dat hij ten onrechte geen restant persoonsgebonden aftrek in aanmerking heeft genomen. De in 2016 nog resterende persoonsgebonden aftrek uit voorgaande jaren bedraagt volgens verweerder € 20.215 en kan nog op de aanslagen IB/PVV 2016 van eiseres en haar partner verrekend worden. Daarbij hebben eiseres en haar partner nog de mogelijkheid om zelf de onderlinge verdeling te kiezen. Ten aanzien van de belastingrente stelt verweerder dat deze terecht in rekening is gebracht.
Beoordeling
6. De rechtbank stelt voorop dat op eiseres de bewijslast rust om aannemelijk te maken dat zij de gestelde kosten daadwerkelijk heeft gemaakt. Dit geldt voor zowel de kosten die binnen het resultaat uit overige werkzaamheden zijn aangegeven als voor de specifieke zorgkosten.
Bezwaarbehandeling
7.1.
De stelling van eiseres dat haar onvoldoende de gelegenheid is geboden om haar bezwaar (nader) te onderbouwen, treft naar het oordeel van de rechtbank doel. Uit de dossierstukken volgt dat verweerder twee brieven heeft opgesteld. Een brief met dagtekening 11 mei 2020 waarin hij de beslistermijn van het bezwaar met zes weken verlengt en een brief met dagtekening 8 juni 2020 met daarin een informatieverzoek en een voorgenomen uitspraak op bezwaar. Naar de rechtbank begrijpt stelt eiseres laatstgenoemde brief niet te hebben ontvangen. Verweerder heeft ter zitting verklaard de verzending van die brief niet te kunnen bewijzen.
7.2.
Gelet op het voorgaande moet het er naar het oordeel van de rechtbank voor worden gehouden dat eiseres de brief van 8 juni 2020 niet heeft ontvangen. Dat betekent dat eiseres in de bezwaarfase niet de gelegenheid is geboden om haar standpunten nader te onderbouwen. Er heeft ook geen hoorgesprek plaatsgevonden. Eiseres is daar ook niet voor uitgenodigd. Naar het oordeel van de rechtbank is er daarom in algemene zin sprake van een onvoldragen bezwaarfase, en meer specifiek schending van het hoorrecht.
7.3.
Voor het in stand laten van de uitspraak op bezwaar door middel van toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht is naar het oordeel van de rechtbank geen plaats. Naar het oordeel van de rechtbank kan namelijk niet worden gezegd dat eiseres niet is benadeeld door de gang van zaken. [1] Er bestaat tussen partijen immers verschil van mening over de van belang zijnde feiten en de waardering daarvan, met name welke kosten door eiseres gemaakt zijn. Eiseres heeft dan ook belang bij een zorgvuldige bezwaarbehandeling. De rechtbank zal om die reden het beroep gegrond verklaren en de uitspraak op bezwaar vernietigen. Omdat eiseres de rechtbank niet heeft verzocht om de zaak aan zich te houden en zelf af te doen, en omdat ook niet kan worden gezegd dat eiseres ook zonder dat zij opnieuw in de bezwaarfase wordt gehoord in het gelijk moet worden gesteld, zal de rechtbank de zaak terugwijzen naar verweerder en hem opdragen om – met inachtneming van deze uitspraak – opnieuw te beslissen op het bezwaar. Daarbij zal verweerder eiseres in de gelegenheid moeten stellen om de kostenaftrek nader te onderbouwen met stukken alsmede haar de mogelijkheid bieden om gehoord te worden.
Conclusie
8. Het beroep is gegrond gelet op hetgeen overwogen onder 7.1. tot en met 7.3. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar, wijst de zaak terug naar verweerder en draagt hem op opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van deze uitspraak. [2] Als gevolg van deze terugwijzing komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van deze zaak.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 48 vergoedt.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 16 november 2021 door mr. G. Kattenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Raateland, griffier. De beslissing, evenals de rechtsmiddelenverwijzing, wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
w.g. griffier w.g. rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Hoge Raad 23 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2829.
2.Vergelijk onder andere Hoge Raad 18 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7495.