15.09uur whatsappbericht Had zat genoeg.
Op de foto van de boodschappentas in de auto van de verdachte [verdachte] op 30 juni 2019 om 15.06.40 uur is te zien, dat de auto rijdt tijdens het nemen van de whatsappfoto. Dit is te zien aan de gestreepte/vervaagde achtergrond van de zijruit van de auto.
Door slachtoffer [naam 1] is op 30 juli 2019 om 15.10 uur gebeld met 112 en deze oproep is binnengekomen bij de Landelijke Eenheid en er is door getuige [naam 1] gemeld, dat zij zojuist betrokken was geweest bij een ernstige aanrijding. De melding is vervolgens doorgezet naar de ambulancedienst van Noord Nederland en verwerkt door de meldkamer van de politie Eenheid Noord-Nederland op 30 juli 2019 te 15.11 uur.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 27 augustus 2019, opgenomen op pagina 105 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Op dinsdag 30 juli 2019 ben ik vertrokken om te gaan zwemmen. Ik ben samen met mijn collega [slachtoffer] op zijn motor vertrokken. We reden aan de rechterzijde van de weg en naderden een bocht naar rechts. Voor de bocht aan de rechterzijde zag ik in de berm een auto geparkeerd staan. Deze stond strak tegen de weg aan. Opeens zag ik dat een auto ons tegemoet kwam rijden. Deze reed eerst op zijn eigen weghelft. Ik zag dat deze auto uit de bocht kwam en in vloeiende beweging naar links bleef rijden, dit gezien vanuit de rijrichting van de auto. De auto kwam op onze weghelft. Ik dacht: Die trekt nog wel bij, maar deze bleef gewoon doorrijden. Ik zag dat [slachtoffer] aan het afremmen was, ik zag dat hij langzamer ging rijden en ik zag dat hij helemaal naar rechts tegen de berm ging rijden. Verder kon hij ook niet naar rechts, want daar stond de geparkeerde auto. Toen de auto dichterbij kwam, dacht ik: Doet hij dit expres? Straks rijdt hij ons aan. Want eerst reed hij op zijn eigen weghelft, maar later kwam hij steeds meer onze kant oprijden naar onze weghelft. Hij kon nog gemakkelijk uitwijken. Dus het verbaasde mij ook erg, dat hij ons aanreed. Ik zag dat de auto niet afremde.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 13 augustus 2019, opgenomen op pagina 107 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Ik hoorde een auto aan komen rijden. Ik hoorde de motorrijder roepen. Ik zag dat de motor toen ook al bijna stilstond. Dat was schuin achter de geparkeerde auto. De motor stond nog wel op de weg, maar uiterst rechts. Ik zag dat de motor niet verder naar rechts kon, omdat daar de auto geparkeerd stond. Op dat moment reed een auto, welke ons tegemoet kwam, tegen de motor aan.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d. 20 augustus 2019 opgenomen op pagina 109 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik zag dat auto al van verre aan komen op mijn weghelft. Ik heb dit al wel vaker meegemaakt, maar dan gaan ze altijd op tijd weer naar hun kant. Deze keer was dat dus niet het geval en voordat ik het kon beseffen, was het BAM. Een frontale aanrijding. Ik kon niet uitwijken, want precies op de plek waar het was gebeurd, stond een auto geparkeerd in de berm. Ik kon geen kant op. Ik reed ongeveer 40 a 50 kilometer per uur. Ik reed eerst 60, maar had al door dat ze op mijn weghelft reed en verminderde daarom al snelheid. Ik had pijn en heb mijn been recht gelegd. Ik zag dat er een stuk bot naast me lag. Toen ik de bocht naderde, zag ik de auto al aankomen. Het gebeurde volgens mij in de bocht. Ik had al 4 a 5 seconden door dat ze op mijn weghelft reed. Zij reageerde dus die tijd niet. Ze zat dus al op mijn weghelft toen ik haar zag en bleef steeds verder naar links rijden. Voor wat betreft mijn herstel, hebben ze gezegd dat het ongeveer 6 weken duurt voordat ik een glas water kan en mag tillen. Mijn been, misschien na 12 weken rust kan ik weer lopen. En na anderhalf jaar volledig herstel. Maar dan moet het allemaal wel goed gaan. Ik mis nog een stuk uit mijn kniegewricht en dat moet mijn kraakbeen opvullen, anders wordt het een kunstgewricht.
7. Een geneeskundige verklaring, op 21 augustus 2019 opgemaakt en ondertekend door dr. E.F.M. Veldhuis, chirurg, voor zover inhoudend, als verklaring:
Uitwendig waargenomen letsel:
1. Open bovenbeen fractuur LI.
2. Open onderbeen fractuur LI.
3. Kuitbeen Fractuur LI.
4. Ellepijp fractuur LI.
Operatief behandeld. Geschatte duur van genezing: maanden / jaren.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 juli 2019, opgenomen op pagina 112 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: Kunt u mij vertellen hoe deze weg eruit ziet?
A: Dichte, donkere weg. Klinkers die alles behalve recht in de weg liggen. Veel
bochten en de bomen staan heel dicht aan de weg. En het is afgelegen en volledig
onverlicht. Het ligt een beetje tussen niemandsland.
V: Kunt u mij vertellen hoe vaak u op deze weg rijdt?
A: 2x per dag. Heen en weer terug naar mijn werk.
Bewijsoverwegingen
Feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 30 juli 2019 als bestuurder van een personenauto over de Mej. A. Talmaweg reed. Verdachte kwam uit de richting van Aalden en reed in de richting van Witteveen. Het was op dat moment helder en droog weer. Verdachte volgde kort na de oprit naar het perceel van nummer 18 de bocht naar links. Naar eigen zeggen kende verdachte de bocht goed omdat zij daar dagelijks reed onderweg van en naar haar werk. Verdachte is vervolgens met haar voertuig links gaan rijden en is geheel op de rijstrook bestemd voor het haar tegemoetkomende verkeer terechtgekomen. Daar is verdachte frontaal in botsing gekomen met een haar tegemoetkomende motorfiets. Als gevolg van deze botsing is de bestuurder van de tegemoetkomende motorfiets, [slachtoffer] , ernstig gewond geraakt. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte vlak voor het ongeval whatsappberichten heeft verstuurd met haar mobiele telefoon.
Aanmerkelijk mate verwijtbaar onvoorzichtig of onoplettend gedrag
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Schuld in vorenbedoelde zin kan pas worden aangenomen wanneer sprake is van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
De rechtbank is - anders dan de raadsvrouw - van oordeel dat verdachte de motorfiets tijdig had kunnen waarnemen en daarop had kunnen anticiperen. Dat leidt de rechtbank af uit de verklaringen van slachtoffer [slachtoffer] , getuige [naam 1] en getuige [naam 2] . Slachtoffer [slachtoffer] en getuige [naam 1] hebben verklaard dat zij zagen dat verdachte aan kwam rijden en dat zij op de verkeerde weghelft reed, namelijk de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer. Slachtoffer [slachtoffer] heeft verklaard dat hij daarom zijn snelheid minderde en dat hij verwachtte dat de personenauto tijdig naar de juiste weghelft zou rijden. Getuige [naam 2] bevestigt in haar verklaring dat de bestuurder van de motorfiets vaart minderde en uiterst rechts ging rijden. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de getuigenverklaringen, acht deze geloofwaardig en betrouwbaar. Uit deze verklaringen leidt de rechtbank af dat - ondanks de conclusie van het VOA dat er voorafgaande aan de botsing geen of nauwelijks zicht was - de auto van verdachte zichtbaar moet zijn geweest en dat verdachte meer dan een kort moment op de linkerweghelft heeft gereden.
De rechtbank stelt, onder verwijzing naar hetgeen de Hoge Raad heeft bepaald in zijn arrest van 1 juni 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO5822) vast, dat het hierboven beschreven verkeersgedrag in beginsel de gevolgtrekking kan dragen dat verdachte zich aanmerkelijk onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te wijten is. Dit kan in het concrete geval evenwel anders zijn indien omstandigheden zijn aangevoerd en aannemelijk zijn geworden waaruit volgt dat van schuld in vorenbedoelde zin niet kan worden gesproken. De rechtbank stelt vast dat van dergelijke omstandigheden niet is gebleken. Daarnaast blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte vlak voor het ongeval whatsappberichten heeft verstuurd met de onder haar in beslag genomen mobiele telefoon. De rechtbank acht de verklaring van verdachte - dat zij kort voor het ongeval stilstond - ongeloofwaardig. Uit de foto van de boodschappentas - die verdachte enkele minuten voor het ongeval heeft verstuurd - blijkt dat verdachte op haar telefoon zat terwijl zij aan het rijden was. Verdachte heeft daarnaast ongeveer een minuut voor het ongeval een whatsappbericht verstuurd. Dat het ongeval een minuut later plaatsvond blijkt uit het feit dat om 15:10 uur met de telefoon van getuige [naam 1] naar 112 is gebeld. De rechtbank is van oordeel dat het tijdstip op de telefoon van getuige [naam 1] overeenkomt met de werkelijke tijd nu de 112 melding om 15:11 uur verwerkt is. De rechtbank acht niet geloofwaardig dat verdachte binnen een minuut vanuit stilstand het ongeluk heeft kunnen veroorzaken dan wel heeft veroorzaakt. Anders dan de raadsvrouw ziet de rechtbank dan ook wel een causaal verband tussen het ten laste gelegde bedienen van de mobiele telefoon en het ongeval. Het is immers een algemeen bekend feit dat iemand die zijn telefoon bedient tijdens het autorijden in sterke mate is afgeleid van het verkeer.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte in aanmerkelijke mate onvoorzichtig rijgedrag heeft vertoond. Daarmee is sprake van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het letsel dat door de aanrijding bij het slachtoffer
[slachtoffer] is ontstaan, te weten open boven- en onderbeen fractuur, kuitbeenfractuur, ellepijp fractuur, zwaar lichamelijk letsel betreft in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Dit betekent dat bewezen kan worden verklaard dat aan het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.