ECLI:NL:RBNNE:2021:4924

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
18/275844-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag met ernstige gevolgen

Op 16 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 30 juli 2019 een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, geboren in 1995, reed als bestuurder van een personenauto over de Mej. A. Talmaweg en veroorzaakte een frontale botsing met een tegemoetkomende motorfiets. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tijdens het rijden op haar mobiele telefoon zat, wat heeft bijgedragen aan haar onvoorzichtige rijgedrag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de bestuurder van de motorfiets, die als gevolg van de aanrijding ernstige verwondingen opliep. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren, met de mogelijkheid van 45 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft geen onvoorwaardelijke rijontzegging opgelegd, aangezien de verdachte haar rijbewijs na het ongeval heeft ingeleverd. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden van het geval en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/275844-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 november 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 november 2021. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.G. Broekstra, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 30 juli 2019 te Witteveen, gemeente Midden-Drenthe als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Mej. A. Talmaweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, op de weghelft bestemd voor het - gezien verdachtes rijrichting - tegemoetkomend verkeer te rijden, althans onvoldoende rechts te rijden/houden op een moment dat de bestuurder van een motorfiets haar, verdachte, zeer dicht was genaderd, tengevolge waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, waarbij zij verdachte als degene die een motorrijtuig- in elk geval welk voertuig was uitgerust met een motor - bestuurt tijdens het rijden een mobiele telefoon heeft bediend, althans heeft vastgehouden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 30 juli 2019 te Witteveen, gemeente Midden-Drenthe als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Mej. A. Talmaweg, en toen op de weghelft bestemd voor het - gezien verdachtes rijrichting - tegemoetkomend verkeer heeft gereden, althans onvoldoende rechts heeft gereden/gehouden op een moment dat de bestuurder van een motorfiets haar, verdachte, zeer dicht was genaderd en/of waarbij zij verdachte als degene die een motorrijtuig- in elk geval welk voertuig was uitgerust met een motor - bestuurt tijdens het rijden een mobiele telefoon heeft bediend, althans heeft vastgehouden, tengevolge waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij die
bestuurder van die motorfiets, te weten [slachtoffer] , ernstig gewond is geraakt, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit en dat verdachte deels dient te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde feit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat het gebruik van de mobiele telefoon niet kan worden meegenomen bij de beoordeling of er sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend gedrag. Het laatste zinsdeel in de tenlastelegging over het gebruik van de mobiele telefoon zegt namelijk niets over de causaliteit van die handeling tot het ongeval. Mocht de rechtbank van mening zijn dat de causaliteit tussen het ongeval en het gebruik van de mobiele telefoon wel voldoende nauwkeurig in de tenlastelegging is beschreven, dan is de raadsvrouw van mening dat niet kan worden bewezen dat het bedienen of het vasthouden van de mobiele telefoon de oorzaak is geweest van het ongeval. Verdachte heeft verklaard dat zij de berichten weliswaar kort voor het ongeval heeft verstuurd maar dat zij dit deed terwijl zij stilstond met haar auto. Het is daarnaast niet duidelijk hoeveel tijd er zat tussen het laatste whatsappbericht van verdachte en het ongeluk. Uit het dossier volgt namelijk niet wanneer het ongeluk precies heeft plaatsgevonden. De telefoon van getuige [naam 1] is niet onderzocht. Het is daarom niet vast te stellen of de tijd op de telefoon van getuige [naam 1] overeenkomt met de werkelijke tijd.
Voorts is de raadsvrouw van mening dat het te veel links rijden van verdachte een moment van onoplettendheid is geweest, zodat geen sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend gedrag. Uit het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse (hierna: VOA) van de politie blijkt dat er weinig tot geen zicht was voor de bestuurders. Gelet daarop kunnen de verklaringen van slachtoffer [slachtoffer] en getuige [naam 1] dat zij verdachte zagen aan komen rijden op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer niet kloppen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 2 november 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 30 juli 2019 reed ik als bestuurder van een personenauto over de Mej. A. Talmaweg. Ik ken deze weg goed omdat ik daar dagelijks reed onderweg van en naar mijn werk. Ik ben tegen een mij tegemoetkomende motorrijder aangereden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse d.d. 23 augustus 2019, opgenomen op pagina 25 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019200394 d.d. 19 september 2019, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Uit het onderzoek is gebleken dat de personenauto en de motorfiets hebben gereden op de Mej. A. Talmaweg. Gezien in de richting van Witteveen, de rijrichting van de personenauto, maakt kort na de toerit naar pand 18, de weg een bocht naar links. Ter hoogte daarvan is de bestuurster van de personenauto op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer komen te rijden en is in die bocht met de linker voorzijde in botsing gekomen met de tegemoetkomende motorfiets. Namelijk, het begin van aftekening van het banden- en krasspoor veroorzaakt door de linker voorband van de personenauto lag tussen de 0,85 meter en 1 meter vanaf de links gelegen rand van de rijbaan. De rijbaan had een breedte van 4,70 meter. De aanvang van deze sporen geven het botspunt aan. De motorfiets zal zich, gezien zijn rijrichting, rechts daarvan hebben bevonden. Dit geeft aan dat de motorfiets zich uiterst rechts van zijn weghelft heeft bevonden op het moment van botsing en zodoende, als de bestuurder daarvan al had kunnen reageren, geen of nauwelijks ruimte had om naar rechts uit te wijken zonder in de berm terecht te komen. Uit het aangetroffen botspunt is gebleken dat de bestuurster van de personenauto niet zoveel mogelijk rechts heeft gereden in deze bocht en zodoende de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht wat blijkt uit het ontstane ongeval. Door dit ongeval raakte de bestuurder van de motorfiets zwaar gewond en zijn achter op gezeten passagiere middelzwaar gewond.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (met fotobijlagen) d.d. 26 augustus 2021, opgenomen op pagina 78 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Aan mij zijn beelden verstrekt gemaakt van whatsappberichten op 30 juli 2019 met de telefoon van verdachte. Blijken kon, dat op 30 juli 2019 meerdere malen gebruik is gemaakt van de mobiele telefoon.
14.17.29
uur whatsappbeeldopname vanuit rijdende auto van de weg waarop gereden wordt.
14.17.30
uur whatsappbeeldopname vanuit rijdende auto van de weg waarop gereden wordt.
14.54
uur whatsapp Hoop dat ik genoeg heb
14.55
uur whatsapp Ja heb 30 getankt en pakje sigaretten gekocht. Maar denk het wel hoor.
15.05
uur whatsappbericht: Had dat genoeg
15.05
uur whatsappbericht: Dat moest zat zijn
15.06
uur beeldopname van telefoon van verdachte met whatsapp foto boodschappentas
op achterbank tijdens het rijden
15.06.39
uur whatsappfoto boodschappentas
15.06.40
uur whatsappfoto boodschappentas
15.07.10
uur whatsappfoto kapotte beker
15.07.23
uur whatsappfoto kapotte beker
15.07
uur beeldopname van telefoon van verdachte met whatsappfoto kapotte beker
in de auto.
15.09
uur whatsappbericht Had zat genoeg.
Op de foto van de boodschappentas in de auto van de verdachte [verdachte] op 30 juni 2019 om 15.06.40 uur is te zien, dat de auto rijdt tijdens het nemen van de whatsappfoto. Dit is te zien aan de gestreepte/vervaagde achtergrond van de zijruit van de auto.
Door slachtoffer [naam 1] is op 30 juli 2019 om 15.10 uur gebeld met 112 en deze oproep is binnengekomen bij de Landelijke Eenheid en er is door getuige [naam 1] gemeld, dat zij zojuist betrokken was geweest bij een ernstige aanrijding. De melding is vervolgens doorgezet naar de ambulancedienst van Noord Nederland en verwerkt door de meldkamer van de politie Eenheid Noord-Nederland op 30 juli 2019 te 15.11 uur.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 27 augustus 2019, opgenomen op pagina 105 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Op dinsdag 30 juli 2019 ben ik vertrokken om te gaan zwemmen. Ik ben samen met mijn collega [slachtoffer] op zijn motor vertrokken. We reden aan de rechterzijde van de weg en naderden een bocht naar rechts. Voor de bocht aan de rechterzijde zag ik in de berm een auto geparkeerd staan. Deze stond strak tegen de weg aan. Opeens zag ik dat een auto ons tegemoet kwam rijden. Deze reed eerst op zijn eigen weghelft. Ik zag dat deze auto uit de bocht kwam en in vloeiende beweging naar links bleef rijden, dit gezien vanuit de rijrichting van de auto. De auto kwam op onze weghelft. Ik dacht: Die trekt nog wel bij, maar deze bleef gewoon doorrijden. Ik zag dat [slachtoffer] aan het afremmen was, ik zag dat hij langzamer ging rijden en ik zag dat hij helemaal naar rechts tegen de berm ging rijden. Verder kon hij ook niet naar rechts, want daar stond de geparkeerde auto. Toen de auto dichterbij kwam, dacht ik: Doet hij dit expres? Straks rijdt hij ons aan. Want eerst reed hij op zijn eigen weghelft, maar later kwam hij steeds meer onze kant oprijden naar onze weghelft. Hij kon nog gemakkelijk uitwijken. Dus het verbaasde mij ook erg, dat hij ons aanreed. Ik zag dat de auto niet afremde.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 13 augustus 2019, opgenomen op pagina 107 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Ik hoorde een auto aan komen rijden. Ik hoorde de motorrijder roepen. Ik zag dat de motor toen ook al bijna stilstond. Dat was schuin achter de geparkeerde auto. De motor stond nog wel op de weg, maar uiterst rechts. Ik zag dat de motor niet verder naar rechts kon, omdat daar de auto geparkeerd stond. Op dat moment reed een auto, welke ons tegemoet kwam, tegen de motor aan.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d. 20 augustus 2019 opgenomen op pagina 109 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik zag dat auto al van verre aan komen op mijn weghelft. Ik heb dit al wel vaker meegemaakt, maar dan gaan ze altijd op tijd weer naar hun kant. Deze keer was dat dus niet het geval en voordat ik het kon beseffen, was het BAM. Een frontale aanrijding. Ik kon niet uitwijken, want precies op de plek waar het was gebeurd, stond een auto geparkeerd in de berm. Ik kon geen kant op. Ik reed ongeveer 40 a 50 kilometer per uur. Ik reed eerst 60, maar had al door dat ze op mijn weghelft reed en verminderde daarom al snelheid. Ik had pijn en heb mijn been recht gelegd. Ik zag dat er een stuk bot naast me lag. Toen ik de bocht naderde, zag ik de auto al aankomen. Het gebeurde volgens mij in de bocht. Ik had al 4 a 5 seconden door dat ze op mijn weghelft reed. Zij reageerde dus die tijd niet. Ze zat dus al op mijn weghelft toen ik haar zag en bleef steeds verder naar links rijden. Voor wat betreft mijn herstel, hebben ze gezegd dat het ongeveer 6 weken duurt voordat ik een glas water kan en mag tillen. Mijn been, misschien na 12 weken rust kan ik weer lopen. En na anderhalf jaar volledig herstel. Maar dan moet het allemaal wel goed gaan. Ik mis nog een stuk uit mijn kniegewricht en dat moet mijn kraakbeen opvullen, anders wordt het een kunstgewricht.
7. Een geneeskundige verklaring, op 21 augustus 2019 opgemaakt en ondertekend door dr. E.F.M. Veldhuis, chirurg, voor zover inhoudend, als verklaring:
Uitwendig waargenomen letsel:
1. Open bovenbeen fractuur LI.
2. Open onderbeen fractuur LI.
3. Kuitbeen Fractuur LI.
4. Ellepijp fractuur LI.
Operatief behandeld. Geschatte duur van genezing: maanden / jaren.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 juli 2019, opgenomen op pagina 112 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: Kunt u mij vertellen hoe deze weg eruit ziet?
A: Dichte, donkere weg. Klinkers die alles behalve recht in de weg liggen. Veel
bochten en de bomen staan heel dicht aan de weg. En het is afgelegen en volledig
onverlicht. Het ligt een beetje tussen niemandsland.
V: Kunt u mij vertellen hoe vaak u op deze weg rijdt?
A: 2x per dag. Heen en weer terug naar mijn werk.
Bewijsoverwegingen
Feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 30 juli 2019 als bestuurder van een personenauto over de Mej. A. Talmaweg reed. Verdachte kwam uit de richting van Aalden en reed in de richting van Witteveen. Het was op dat moment helder en droog weer. Verdachte volgde kort na de oprit naar het perceel van nummer 18 de bocht naar links. Naar eigen zeggen kende verdachte de bocht goed omdat zij daar dagelijks reed onderweg van en naar haar werk. Verdachte is vervolgens met haar voertuig links gaan rijden en is geheel op de rijstrook bestemd voor het haar tegemoetkomende verkeer terechtgekomen. Daar is verdachte frontaal in botsing gekomen met een haar tegemoetkomende motorfiets. Als gevolg van deze botsing is de bestuurder van de tegemoetkomende motorfiets, [slachtoffer] , ernstig gewond geraakt. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte vlak voor het ongeval whatsappberichten heeft verstuurd met haar mobiele telefoon.
Aanmerkelijk mate verwijtbaar onvoorzichtig of onoplettend gedrag
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Schuld in vorenbedoelde zin kan pas worden aangenomen wanneer sprake is van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
De rechtbank is - anders dan de raadsvrouw - van oordeel dat verdachte de motorfiets tijdig had kunnen waarnemen en daarop had kunnen anticiperen. Dat leidt de rechtbank af uit de verklaringen van slachtoffer [slachtoffer] , getuige [naam 1] en getuige [naam 2] . Slachtoffer [slachtoffer] en getuige [naam 1] hebben verklaard dat zij zagen dat verdachte aan kwam rijden en dat zij op de verkeerde weghelft reed, namelijk de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer. Slachtoffer [slachtoffer] heeft verklaard dat hij daarom zijn snelheid minderde en dat hij verwachtte dat de personenauto tijdig naar de juiste weghelft zou rijden. Getuige [naam 2] bevestigt in haar verklaring dat de bestuurder van de motorfiets vaart minderde en uiterst rechts ging rijden. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de getuigenverklaringen, acht deze geloofwaardig en betrouwbaar. Uit deze verklaringen leidt de rechtbank af dat - ondanks de conclusie van het VOA dat er voorafgaande aan de botsing geen of nauwelijks zicht was - de auto van verdachte zichtbaar moet zijn geweest en dat verdachte meer dan een kort moment op de linkerweghelft heeft gereden.
De rechtbank stelt, onder verwijzing naar hetgeen de Hoge Raad heeft bepaald in zijn arrest van 1 juni 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO5822) vast, dat het hierboven beschreven verkeersgedrag in beginsel de gevolgtrekking kan dragen dat verdachte zich aanmerkelijk onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te wijten is. Dit kan in het concrete geval evenwel anders zijn indien omstandigheden zijn aangevoerd en aannemelijk zijn geworden waaruit volgt dat van schuld in vorenbedoelde zin niet kan worden gesproken. De rechtbank stelt vast dat van dergelijke omstandigheden niet is gebleken.
Daarnaast blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte vlak voor het ongeval whatsappberichten heeft verstuurd met de onder haar in beslag genomen mobiele telefoon. De rechtbank acht de verklaring van verdachte - dat zij kort voor het ongeval stilstond - ongeloofwaardig. Uit de foto van de boodschappentas - die verdachte enkele minuten voor het ongeval heeft verstuurd - blijkt dat verdachte op haar telefoon zat terwijl zij aan het rijden was. Verdachte heeft daarnaast ongeveer een minuut voor het ongeval een whatsappbericht verstuurd. Dat het ongeval een minuut later plaatsvond blijkt uit het feit dat om 15:10 uur met de telefoon van getuige [naam 1] naar 112 is gebeld. De rechtbank is van oordeel dat het tijdstip op de telefoon van getuige [naam 1] overeenkomt met de werkelijke tijd nu de 112 melding om 15:11 uur verwerkt is. De rechtbank acht niet geloofwaardig dat verdachte binnen een minuut vanuit stilstand het ongeluk heeft kunnen veroorzaken dan wel heeft veroorzaakt. Anders dan de raadsvrouw ziet de rechtbank dan ook wel een causaal verband tussen het ten laste gelegde bedienen van de mobiele telefoon en het ongeval. Het is immers een algemeen bekend feit dat iemand die zijn telefoon bedient tijdens het autorijden in sterke mate is afgeleid van het verkeer.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte in aanmerkelijke mate onvoorzichtig rijgedrag heeft vertoond. Daarmee is sprake van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het letsel dat door de aanrijding bij het slachtoffer
[slachtoffer] is ontstaan, te weten open boven- en onderbeen fractuur, kuitbeenfractuur, ellepijp fractuur, zwaar lichamelijk letsel betreft in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Dit betekent dat bewezen kan worden verklaard dat aan het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op 30 juli 2019 te Witteveen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Mej. A. Talmaweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
door aanmerkelijk onvoorzichtig op de weghelft bestemd voor het - gezien verdachtes rijrichting - tegemoetkomend verkeer te rijden, op een moment dat de bestuurder van een motorfiets haar, verdachte, zeer dicht was genaderd, tengevolge waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, waarbij zij verdachte als degene die een motorrijtuig bestuurt tijdens het rijden een mobiele telefoon heeft bediend;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 primair:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 90 uren indien niet naar behoren verricht te vervangen door 45 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte kan een taakstraf uitvoeren, maar wel zeer beperkt in aantal uren per dag. Voorts verzoekt de raadsvrouw om geen onvoorwaardelijke rijontzegging op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Verdachte heeft op 30 juli 2019 als bestuurder van haar personenauto door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag een frontale botsing veroorzaakt met een haar tegemoetkomende motorfiets. Zij heeft dat niet gewild of expres gedaan, maar feit is dat het aan haar schuld te wijten is dat het is gebeurd. De bestuurder van de motorfiets heeft hierbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring volgt dat het slachtoffer nog dagelijks wordt geconfronteerd met de gevolgen van het ongeluk. Het slachtoffer kan door de schade aan zijn linkerbeen onder andere niet meer motorrijden, rennen, fietsen, hurken of snowboarden. Naast het fysieke letsel heeft het slachtoffer ook geestelijk een klap gehad.
De rechtbank hecht bij de strafoplegging belang aan de oriëntatiepunten die zijn ontwikkeld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Volgens deze oriëntatiepunten is het uitgangspunt bij het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld bij verdachte en zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer oplegging van een taakstraf van 120 uren en daarnaast een onvoorwaardelijke ontzegging motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden.
Uit de justitiële documentatie van verdachte van 11 oktober 2021 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld, zij heeft een blanco strafblad. Verdachte heeft op zitting aangegeven dat zij graag haar excuses wilde aanbieden aan het slachtoffer, maar dat zij dit door omstandigheden niet heeft gedaan. De rechtbank ziet en begrijpt dat het verkeersongeval ook gevolgen heeft gehad voor verdachte. De rechtbank acht het desondanks betreurenswaardig dat verdachte niet haar excuses heeft aangeboden aan het slachtoffer.
De rechtbank acht gelet op het blanco strafblad, het lange tijdverloop tussen het ongeval en de zitting, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de eis van de officier van justitie een taakstraf voor de duur van 90 uren indien niet naar behoren verricht te vervangen door 45 dagen hechtenis passend en geboden. De rechtbank ziet - net zoals de officier van justitie - geen aanleiding om een rijontzegging op te leggen nu verdachte haar rijbewijs na het ongeval heeft ingeleverd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22b, 22c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 90 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 45 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mr. T.P. Hoekstra en mr. C. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. J.D. Zwaagstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 november 2021.
Mr. C. Brouwer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.