ECLI:NL:RBNNE:2021:4859

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
9000104
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding wegens onvoldoende juridische grondslag en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap, eiseres in conventie, en een gedaagde die tevens eiser in voorwaardelijke reconventie was. De eiseres vorderde betaling voor werkzaamheden die zij had verricht, maar de kantonrechter verklaarde de dagvaarding nietig. Dit gebeurde omdat de dagvaarding niet voldeed aan de minimale wettelijke vereisten van artikel 111 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding als een 'obscuur libel' moest worden aangemerkt, omdat de eiseres niet voldoende feitelijke grondslagen had gepresenteerd en de gedaagde daardoor onredelijk in zijn belangen werd geschaad.

De kantonrechter wees erop dat de eiseres in haar dagvaarding niet de noodzakelijke feiten had vermeld die de basis vormden voor haar vordering. Dit gebrek in de dagvaarding maakte het voor de gedaagde moeilijk om adequaat verweer te voeren. De rechter besloot dat er geen aanleiding was om de eiseres een tweede kans te geven om haar stellingen te verduidelijken, aangezien de gedaagde al eerder de gelegenheid had gekregen om te reageren op de vorderingen.

De rechter verklaarde de dagvaarding nietig en veroordeelde de eiseres in de proceskosten, die zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 746,00 voor het salaris van de gemachtigde, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiseres onmiddellijk aan de proceskostenveroordeling moet voldoen, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 9000104 CV EXPL 21-431
Vonnis d.d. 26 oktober 2021
inzake
de besloten vennootschap [eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
eiseres in conventie, verweerster in voorwaardelijke reconventie,
hierna [eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] te noemen,
gemachtigde mr. D.A. IJpelaar,
tegen
[gedaagde conventie eiser in voorwaardelijke reconventie],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie, tevens eiser in voorwaardelijke reconventie,
hierna [gedaagde conventie eiser in voorwaardelijke reconventie] te noemen,
gemachtigde mr. B. Berghuis.

1.De verdere procesgang

1.1.
De verdere procesgang blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 13 april 2021 waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
  • de op 9 september 2021 door [gedaagde conventie eiser in voorwaardelijke reconventie] ingediende nadere producties;
  • de op 15 september 2021 ingediende conclusie van antwoord in reconventie;
  • de mondelinge behandeling op 29 september 2021 in aanwezigheid van partijen ([eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] deugdelijk vertegenwoordigd) en hun gemachtigden.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Als gesteld en erkend, dan wel niet (gemotiveerd) weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud van de overgelegde producties staat het volgende vast.
2.2.
[eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] is een bedrijf dat zich onder meer bezighoudt met het verhelpen van verstoppingen in het leidingstelsel en het plaatsen en legen van vetputten.
2.3.
[eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde conventie eiser in voorwaardelijke reconventie] ledigingswerkzaamheden verricht en een nieuwe vetput geplaatst en de werkzaamheden aan [gedaagde conventie eiser in voorwaardelijke reconventie] in rekening gebracht.

3.De vorderingen en de verweren daartegen

3.1.
[eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] meent in verband met de bij de feiten genoemde werkzaamheden nog een bedrag van € 8.931,63 van [gedaagde conventie eiser in voorwaardelijke reconventie] tegoed te hebben, thans vermeerderd met rente en incassokosten. In
conventievordert zij een en ander.
3.2.
[gedaagde conventie eiser in voorwaardelijke reconventie] stelt bij wijze van exceptief verweer dat de dagvaarding de juridische toets der kritiek niet kan doorstaan, zodat [eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] in haar vordering niet kan worden ontvangen. Los daarvan stelt [gedaagde conventie eiser in voorwaardelijke reconventie] dat hij niets dan wel slechts een lager bedrag aan [eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] verschuldigd is. Met de gevorderde incassokosten is hij het ook niet eens.
3.3.
In
voorwaardelijke reconventievordert [gedaagde conventie eiser in voorwaardelijke reconventie] vergoeding van geleden schade, door hem begroot op € 2.679,50 dan wel € 2.371,25.
3.4.
[eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] betwist dat zij jegens [gedaagde conventie eiser in voorwaardelijke reconventie] schadeplichtig is.

4.De beoordeling

In conventie

4.1.
De kantonrechter zal eerst ingaan op het exceptieve verweer van [gedaagde conventie eiser in voorwaardelijke reconventie].
4.2.
Artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) schrijft voor dat de dagvaarding de gronden van de eis moet vermelden. Daaronder moet worden verstaan de feitelijke grondslag van de vordering en dus een complex aan feiten dat in verband is gebracht met de ingeroepen rechtsgevolgen. Volgens artikel 120 lid 1 Rv moet het voorschrift op straffe van nietigheid worden nageleefd. Als de gedaagde in het geding verschijnt, zo is in artikel 122 lid 1 Rv. bepaald, en hij beroept zich op de nietigheid van het exploot van dagvaarding, dan verwerpt de rechter dat beroep indien naar zijn oordeel het gebrek de gedaagde niet onredelijk in zijn belangen heeft geschaad. Ook kan de rechter op grond van lid 2 van artikel 122 Rv, zo daartoe gronden zijn, het herstel van het gebrek op kosten van de eiser bevelen.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter voldoet de dagvaarding niet aan het minimumvereiste van artikel 111 lid 2 onder d Rv, zodat er sprake is van een ‘obscuur libel’. Zoals [eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] heeft haar vordering heeft gepresenteerd lijkt het namelijk alsof er sprake is van een eenvoudige kwestie waarbij zij werkzaamheden heeft verricht die [gedaagde conventie eiser in voorwaardelijke reconventie] zonder reden weigert te vergoeden (een zogenaamde incassodagvaarding). Uit het verweer van [gedaagde conventie eiser in voorwaardelijke reconventie] blijkt echter dat er veel meer aan de hand is dan [eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] in haar dagvaarding heeft doen voorkomen en dat de weigering van [gedaagde conventie eiser in voorwaardelijke reconventie] om te betalen alles te maken heeft met die in de dagvaarding niet vermelde feitelijke omstandigheden. [eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] had die feitelijke omstandigheden dan ook in haar dagvaarding moeten vermelden. Verder heeft [eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] in haar dagvaarding overwegend volstaan met de verwijzing naar bijlagen, zonder haar stellingen voldoende te duiden. Voor het geval [eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] meent dat de kantonrechter haar stellingen en standpunten maar uit deze producties kan (moet) afleiden, slaat zij de plank mis. Een procespartij kan namelijk niet volstaan met een enkele verwijzing naar door hem in het geding gebrachte stukken, maar dient aan te geven welke stellingen hij op basis van die stukken inneemt en waar die stellingen in die stukken steun vinden of onderbouwd worden (vgl. Gerechtshof Leeuwarden, 17 november 2009, ECLI:NL:GHLEE:2009:BK3727). Ook op dat punt is [eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] derhalve tekortgeschoten.
4.4.
Door de wijze waarop [eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] haar dagvaarding heeft ingekleed, wordt [gedaagde conventie eiser in voorwaardelijke reconventie] naar het oordeel van de kantonrechter onredelijk in zijn belangen geschaad. Waar in de dagvaarding zowel de feitelijke grondslag van de vordering (een juiste, complete weergave van de feiten) als de daarop gebaseerde stellingname van [eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] ontbreekt, is het voor [gedaagde conventie eiser in voorwaardelijke reconventie] namelijk lastig om concreet verweer te voeren. Ook voor [gedaagde conventie eiser in voorwaardelijke reconventie] is het namelijk niet duidelijk wat [eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] in de dagvaarding aan haar vordering ten grondslag wenst te leggen en waartegen hij zich zal moeten verweren.
4.5.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om [eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] de kans te geven haar stellingen alsnog aan te voeren. Redengevend is dat ook de voorwaardelijke reconventionele vordering van [gedaagde conventie eiser in voorwaardelijke reconventie] (schadevergoeding) betrekking heeft op de bij de feiten genoemde werkzaamheden. Bij tussenvonnis van 13 april 2021, waarbij de mondelinge behandeling is gelast, is [eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] in de gelegenheid gesteld om een conclusie van antwoord in reconventie in te dienen. [eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] heeft dus al de kans gehad om de gebreken in de dagvaarding te repareren. [eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] heeft vervolgens wel een conclusie van antwoord in reconventie ingediend, maar bedoelde reparatie is daarbij achterwege gebleven. [eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] is zelfs helemaal niet ingegaan op het exceptieve verweer.
4.6.
Op grond van voorgaande overwegingen zal de dagvaarding nietig worden verklaard.
4.7.
Dit brengt mee dat [eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] de proceskosten in conventie dient te dragen. Aan nakosten zal het hierna te noemen, in kantonprocedures gebruikelijke forfaitaire bedrag worden toegewezen. De gevorderde rente over de (na)kosten is toewijsbaar.
De voorwaardelijke reconventie
4.8.
De vordering in reconventie is voorwaardelijk ingesteld, namelijk voor het geval de vordering van [eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] volledig of gedeeltelijk wordt toegewezen. Gezien het voorgaande is deze voorwaarde niet ingetreden. Aan de beoordeling van de reconventionele vordering komt de kantonrechter daarom niet toe.
4.9.
Wanneer aan de voorwaarde waaronder een reconventionele vordering is ingesteld niet is voldaan, geldt als uitgangspunt dat in reconventie geen proceskostenveroordeling wordt uitgesproken. De vordering is immers niet behandeld, zodat geen van beide partijen als in reconventie in het ongelijk gestelde partij kan worden beschouwd en een proceskostenveroordeling in reconventie achterwege moet blijven (zie Hoge Raad, 11 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9673). Er zijn geen redenen aangevoerd die maken dat een proceskostenveroordeling niettemin toch zal moeten worden uitgesproken.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart de dagvaarding nietig;
5.2.
veroordeelt [eiser conventie, gedaagde voorwaardelijke reconventie] in de kosten van het geding, aan de zijde van [gedaagde conventie eiser in voorwaardelijke reconventie] tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 746,00 voor salaris van de gemachtigde, alsmede op een bedrag van € 124,00 aan nakosten, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis voor het geval deze kosten alsdan niet zullen zijn betaald;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema, kantonrechter, en op 26 oktober 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
c688