Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats] , eiser
het Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Het gaat hier om krimpscheuren in het voegwerk van het metselwerk.
-…- Als primaire oorzaak wordt thermische belasting genoemd. Weersinvloeden bepalen deze thermische belasting. Bij vorst en koude slagregens zal het metselwerk onderhevig zijn aan krimp. Bij opwarming door zonlicht zal metselwerk onderhevig zijn aan uitzetting. Dit is een continu aanwezig proces waar materialen aan bloot worden gesteld.-…- Per locatie is het verschillend hoe deze spanning wordt opgevangen en zich vertaalt in verschillende uitkomsten. Ook wordt aangegeven dat op dezelfde plekken bij de buurman geen scheuren aanwezig zijn. Dit verklaart des te meer dat het geen mijnbouwschade betreft. De woning van de buurman is ook onderhevig geweest aan dezelfde beving en daar zijn geen scheuren in waar genomen.
Dit gebrek betreft het onderlinge verschil in werking tussen het plaatmateriaal van de wanden, met scheurvorming op de stuiknaad als gevolg. Het verschil in werking is ontstaan omdat het plaatmateriaal van de wanden niet constructief verbonden is met elkaar. Werking van materialen is het krimpen en uitzetten van de materialen en ontstaat onder invloed van wisselingen in temperatuur en/of (lucht)vochtigheid. Door werking van de materialen zal de afstand tussen het plaatmateriaal van de wanden groter of kleiner worden. Hierdoor zal ter plaatse van de onderlinge aansluiting een scheur in de spackwerk afwerklaag ontstaan. Omdat spackwerk een steenachtig materiaal is, kan het deze werking niet opvangen met scheurvorming als gevolg. Het ontstaan of de verergering van de schade als gevolg van mijnbouwactiviteiten is uitgesloten.”