ECLI:NL:RBNNE:2021:4490

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
196463 / HA ZA 20-2
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de gemeente voor wateroverlast en verzakkingen door verstopte hemelwaterafvoer

In deze zaak vordert eiser, eigenaar van een woning, schadevergoeding van de gemeente Eemsdelta wegens wateroverlast en verzakkingen op zijn perceel, die hij toeschrijft aan een verstopte hemelwaterafvoer. Eiser stelt dat de gemeente haar zorgplicht heeft geschonden door onvoldoende onderhoud aan de hemelwaterafvoer te verrichten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hemelwaterafvoer verstopt is geraakt door ingegroeid riet en dat er wateroverlast en verzakkingen zijn ontstaan. Eiser heeft deskundigenrapporten overgelegd die de oorzaak van de schade aan zijn woning en tuin aan de verstopping van de hemelwaterafvoer toeschrijven. De gemeente betwist de aansprakelijkheid en stelt dat er geen langdurige verstopping heeft plaatsgevonden en dat andere oorzaken verantwoordelijk zijn voor de schade. De rechtbank oordeelt dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de gemeente gebrekkig onderhoud heeft gepleegd, maar dat er nadere bewijslevering nodig is om het causaal verband tussen de verstopping en de schade vast te stellen. De rechtbank heeft besloten een onafhankelijke deskundige te benoemen om het causaal verband en de herstelkosten te onderzoeken. De zaak wordt naar de rol verwezen voor verdere procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/196463 / HA ZA 20-2
Vonnis van 13 oktober 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. S. van Gent te Zwolle,
en
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE EEMSDELTAals rechtsopvolger van
GEMEENTE DELFZIJL,
zetelend te Appingedam,
gedaagde,
advocaat mr. R. Snel te Groningen.
Partijen zullen hierna '' [eiser] '' en ''de gemeente'' genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek;
  • de akte van [eiser] ;
  • de antwoordakte van de gemeente.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken en/of op grond van de onbestreden inhoud van overgelegde producties het volgende vast.
2.2.
[eiser] is sinds 1999 eigenaar van de woning gelegen aan de [adres] (hierna: de woning).
2.3.
Om wateroverlast te voorkomen is er bij de aanleg van de tuin van [eiser] een drainagesysteem aangelegd, de kleilaag in de grond gebroken en een schelpenlaag in de kruipruimte aangebracht.
2.4.
De woning en de woningen aan de Zilverschoon met de huisnummers [nummers] zijn aangesloten op een gezamenlijke hemelwaterafvoer. De gemeente is beheerder van deze hemelwaterafvoer.
2.5.
Vanaf medio 2014 vertoont de grond om de woning verzakkingen bij de vijver in de tuin en aan de bestrating aan de noordzijde van de woning. Een schade-expert van Octa Adviseurs concludeert in februari 2015 dat de geconstateerde verzakkingen geen verband houden met aardbevingsproblematiek.
2.6.
Vanaf 2016 constateert [eiser] verzakkingen aan de zuidzijde van de woning. Er sterven verschillende plantensoorten af.
2.7.
Op 2 maart 2018 constateert [eiser] na een melding van zijn buurman dat de kruipruimte van zijn woning onder water staat.
2.8.
Omstreeks 9 maart 2018 hebben de buren van [eiser] water uit hun kruipruimte weggepompt, waardoor bij [eiser] ook het water uit de kruipruimte is verdwenen.
2.9.
Op 16 maart 2018 raakt [eiser] bekend met de verstopping van de hemelwaterafvoer met ingegroeid riet.
2.10.
Op 18 april 2018 stelt [eiser] de gemeente aansprakelijk voor de door hem geleden schade aan zijn woning en tuin als gevolg van de verstopte hemelwaterafvoer.
2.11.
Op 2 juli 2018 onderzoekt schade-expert Dekra (hierna: Dekra) op verzoek van de verzekeraar van de gemeente (hierna: de verzekeraar) de schade van [eiser] en de oorzaak daarvan. Dekra heeft die bevindingen neergelegd in een rapport van 22 oktober 2018. Dekra concludeert, voor zover hier van belang:
''Er is door verzekerde vastgesteld dat ten gevolge van de maaiwerkzaamheden in opdracht van verzekerde de rioolbuis niet rechtstreeks is beschadigd. Wel is tijdens het maaien van de rietkraag langs de sloot met zwaar materiaal grond weggedrukt, steeds verder richting de uitmonding van de buis. Het riet kon daardoor voor de buis gaan groeien en er zelfs binnenin. Riet zoekt water op en heeft zo een behoorlijke verstopping veroorzaakt. Het is niet ondenkbeeldig dat deze situatie ervoor gezorgd heeft dat tijdelijk wateroverlast is ontstaan bij en onder de woningen van wederpartijen. Dat kan een deel van de klachten van wederpartijen verklaren. Of de verzakkingen ook hierdoor kunnen zijn veroorzaakt valt te betwijfelen en is door wederpartijen niet aangetoond.''
2.12.
Op 31 januari 2019 bericht de verzekeraar [eiser] dat de gemeente geen aansprakelijkheid erkent.
2.13.
Op 23 mei 2019 heeft op verzoek van [eiser] een contra-expertise plaatsgevonden door [naam] Linde10 (hierna: [naam] ). [naam] heeft zijn bevindingen neergelegd in een contra-expertiserapport van 4 juli 2019. [naam] concludeert, voor zover hier van belang:
''Naar mijn stellige mening is de oorzaak van de schade de wateroverlast gedurende een lang(re) periode als gevolg van de verstopte schoonwater-rioleringsbuis van de Gemeente Delfzijl. Het water kon niet worden afgevoerd en werd zelfs via de rioolbuis en de drainagebuizen die om de woning van [eiser] en door de tuin liggen, aangevoerd.''
''Uit eigen onderzoek is mij gebleken dat er geen andere oorzaken zijn die de hier opgetreden schade hebben kunnen veroorzaken dan de wateroverlast gedurende lange(re) tijd.''

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, om:
- de gemeente te veroordelen om aan [eiser] een bedrag van € 61.010,72 te betalen aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2018, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van algehele voldoening;
- de gemeente te veroordelen aan [eiser] de buitengerechtelijke kosten van € 1.385,11 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
- de gemeente te veroordelen aan [eiser] de nakosten ten bedrage van € 157,00 zonder betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, vermeerderd met € 82,00 in geval van betekening, te betalen;
- de gemeente te veroordelen aan [eiser] de proceskosten te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.
3.2.
De gemeente heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van [eiser] en concludeert tot afwijzing van deze vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten en, voor zover dat het geval is, met de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Allereerst merkt de rechtbank op dat het vonnis lang op zich heeft laten wachten. De oorzaak hiervan is dat de rechter aan wie de zaak aanvankelijk was toegedeeld een functie bij het hof heeft aanvaard, waarna de zaak "verweesd" is. De rechtbank betreurt dit. Om de verloren tijd enigszins in te halen zal hierna voorrang worden gegeven aan deze zaak.
4.2.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de gemeente aansprakelijk is voor de door [eiser] gestelde schade aan zijn woning en tuin. [eiser] heeft zijn vordering gegrond op artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Voor aansprakelijkheid op grond van dat artikel dient voldaan te zijn aan een vijftal eisen, te weten: een onrechtmatige gedraging, toerekenbaarheid van de daad aan de dader, schade, een causaal verband tussen de daad en de schade en relativiteit.
4.3.
Tussen partijen staat vast dat de hemelwaterafvoer verstopt is geraakt door ingegroeid riet en dat er bij en rondom de woning van [eiser] wateroverlast en verzakkingen zijn ontstaan. Tegen de achtergrond van artikel 6:162 BW is tussen partijen evenwel in geschil of er sprake is van een onrechtmatige gedraging c.q. of de gemeente in strijd heeft gehandeld met haar zorgplicht, of er een causaal verband is tussen de verstopte hemelwaterafvoer en de door [eiser] geleden schade en wat de hoogte van deze schade is.
Onrechtmatige gedraging
4.4.
De stellingen van [eiser] komen erop neer dat de gemeente onvoldoende of gebrekkig onderhoud heeft verricht aan de hemelwaterafvoer en dat zij daarmee haar plicht om zorg te dragen voor een goed functionerend rioolstelsel heeft geschonden. Volgens [eiser] vloeit deze zorgplicht voort uit het ongeschreven recht ten aanzien van de zorgvuldigheid die zich in het maatschappelijk verkeer betaamt en kan hiervoor ook een grondslag gevonden worden in artikel 3.5 en 3.6 van de Waterwet. [eiser] onderbouwt zijn stelling dat de gemeente haar zorgplicht heeft geschonden onder meer met een verwijzing naar het deskundigenrapport van Dekra, waarin geconcludeerd wordt dat de hemelwaterafvoer door maaiwerkzaamheden die in opdracht van de gemeente zijn uitgevoerd, verstopt is geraakt met riet. [eiser] heeft daarbij gesteld dat er in de buurt al eerder problemen zijn geweest met (andere) hemelwaterafvoeren als gevolg van slecht onderhoud door de gemeente, maar dat de gemeente vervolgens ten aanzien van de hemelwaterafvoer voor onder meer zijn woning, geen adequate maatregelen heeft genomen om problemen en schade te voorkomen.
4.5.
De gemeente betwist de stellingen van [eiser] en stelt zich op het standpunt dat de gemeente heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht. De gemeente benoemt daarbij dat er geen sprake is geweest van (onderhouds)gebreken aan de hemelwaterafvoer, dat de gemeente regelmatig onderhoudswerkzaamheden heeft verricht en na de meldingen op 5 en 14 maart 2018 acuut heeft gehandeld en dat de eerdere klachten ten aanzien van (andere) hemelwaterafvoeren in de buurt geen verband houden met de hemelwaterafvoer waarop de woning van [eiser] is aangesloten. De gemeente neemt daarbij in aanmerking dat het beleid van de gemeente er niet op gericht hoeft te zijn om elke schade te voorkomen. De gemeente heeft betwist dat de zorgplichten uit artikel 3.5 en 3.6 van de Waterwet van toepassing zijn.
4.6.
Voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van een onrechtmatige gedraging in de zin van artikel 6:162 BW, is bepalend of de gemeente haar zorgplicht jegens [eiser] heeft geschonden. Deze zorgplicht wordt nader ingevuld door de artikelen 3.5 en 3.6 van de Waterwet. Deze artikelen regelen de hemelwaterzorgplicht en de grondwaterzorgplicht, zoals deze tot 22 december 2009 waren opgenomen in de artikelen 9a en 9b van de Wet op de Waterhuishouding. Op de gemeente rust op grond van artikel 3.5 Waterwet een inspanningsplicht om zorg te dragen voor een doelmatige inzameling (voor zover particulieren het hemelwater niet redelijkerwijs zelf kunnen afvoeren) en verwerking van afvloeiend hemelwater. Uit de parlementaire geschiedenis ten aanzien van de hemelwaterzorgplicht blijkt dat deze zorgplicht in beginsel niet meer omvat dan het door de gemeente aanbieden van een voorziening, waarin het hemelwater kan worden geloosd (Kamerstukken II 2005-2006, 30 578, nr. 3, par. 10). Op de voet van artikel 3.6 Waterwet heeft de gemeente ook een inspanningsplicht om maatregelen te treffen om structurele nadelige gevolgen van de grondwaterstand zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
4.7.
Voor beide zorgplichten geldt, zoals ook blijkt uit de parlementaire geschiedenis, dat de gemeente bij de concrete invulling en uitvoering van haar taken de nodige beleidsvrijheid heeft en dat de gemeente niet hoeft te garanderen dat elke wateroverlast voorkomen wordt. De grondwaterzorgplicht van gemeenten strekt bovendien niet zover dat zij gehouden zijn om maatregelen te nemen op percelen die in particulier eigendom zijn. Wel mag van de gemeente verwacht worden dat zij zorg draagt voor een adequaat beheer van de aangelegde voorzieningen. Tot dit beheer behoren in ieder geval onderhoud, regelmatige inspectie, tijdige vervanging en financiële reserveringen. Of de gemeente in de uitvoering van haar taken is tekortgeschoten, dient van geval tot geval te worden bepaald aan de hand van de gebruikelijke criteria voor aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad (zie de uitspraak van Gerechtshof Den Haag 4 juni 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2344).
4.8.
De rechtbank stelt voorop dat de gemeente uitvoering heeft gegeven aan haar zorgplichten uit de Waterwet door een hemelwaterafvoer aan te leggen, waarop onder andere de door [eiser] aangelegde drains zijn aangesloten. In zoverre heeft [eiser] op zijn eigen terrein maatregelen getroffen om hemelwater af te voeren en een te hoge grondwaterstand te voorkomen en heeft de gemeente hiervoor ook voorzieningen getroffen. Voor de beantwoording van de vraag of de gemeente haar zorgplicht jegens [eiser] heeft geschonden zal evenwel van belang zijn of de gemeente, in aanmerking genomen de concrete omstandigheden van het geval en de verschillende bij zijn beleid betrokken belangen en zijn beperkte middelen, beneden de ondergrens van de zorg van een goed beheerder van de hemelwaterafvoer is gekomen. Uit de stellingen van [eiser] en de onderbouwing daarvan met het, in opdracht van de (verzekeraar van de) gemeente verrichte, deskundigenrapport van Dekra is de rechtbank voldoende gebleken dat de gemeente gebrekkig onderhoud heeft gepleegd rondom de hemelwaterafvoer, waardoor deze verstopt is geraakt. De gemeente heeft dit onderdeel van het rapport van Dekra naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd betwist. Uitgaande van de in het Dekra rapport getrokken conclusies ten aanzien van de in opdracht van de gemeente verrichte maaiwerkzaamheden, blijkt reeds daaruit dat de gemeente in haar onderhoudswerkzaamheden onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking, op grond van de onderbouwde stellingen van [eiser] die door de gemeente onvoldoende zijn betwist, dat de gemeente door meerdere meldingen uit de buurt op de hoogte was van de waterproblematiek in de straat en de risico's die ingegroeid riet met zich kunnen brengen voor hemelwaterafvoeren. Tegen die achtergrond is de stelling van de gemeente dat zij na de meldingen van de verstopte hemelwaterafvoer acuut heeft gehandeld ook niet relevant, omdat de verstopping bij het plegen van juist onderhoud niet had plaatsgevonden. Een en ander rechtvaardigt de conclusie dat de gemeente beneden ondergrens van de zorg is gekomen die van haar, als goed beheerder van de hemelwaterafvoer, verwacht mocht worden.
Schade en causaal verband
4.9.
Volgens [eiser] zijn er door de verstopping van de hemelwaterafvoer verzakkingen en wateroverlast ontstaan. [eiser] heeft zijn stellingen dat er sprake is van een causaal verband met name gegrond op het deskundigenrapport van [naam] en de daarin getrokken conclusie dat de oorzaak van de schade aan de tuin en woning van [eiser] alleen gevonden kan worden in de verstopping bij de uitloop van de hemelwaterafvoer. Volgens de deskundige zijn hem geen andere oorzaken gebleken voor de bij [eiser] opgetreden schade en volgt het bestaan van het causaal verband ook uit de bevindingen en conclusies van de overgelegde deskundigenrapportage van Dekra. [eiser] heeft ter onderbouwing van de hoogte van zijn schade offertes overgelegd voor het herstellen van de schade aan zijn tuin, kruipruimte en garagevloer en verwezen naar het rapport van [naam] , dat de hoogte van de totale herstelkosten onderschrijft.
4.10.
De gemeente heeft de stellingen van [eiser] en de conclusies uit het deskundigenrapport van [naam] betwist. Volgens de gemeente kunnen de wateroverlast en verzakkingen van de grond om de woning van [eiser] niet het gevolg zijn van de, volgens de gemeente kortstondige, verstopping van de hemelwaterafvoer in maart 2018. Volgens de gemeente vindt dit standpunt zijn bevestiging in het deskundigenrapport van Dekra. De gemeente betwist nadrukkelijk dat er sprake is geweest van een langdurige verstopping en dat de hemelwaterafvoer vóór maart 2018 verstopt heeft gezeten. Ook betwist de gemeente dat de door [eiser] genoemde verzakkingen vanaf 2014 en de ondergelopen kruipruimte van [eiser] veroorzaakt zijn door de verstopte hemelwaterafvoer. De gemeente heeft bovendien betoogd dat voor de verzakkingen en wateroverlast andere, aanzienlijk waarschijnlijker oorzaken zijn, die gelegen zijn in de combinatie van een van nature hoge waterstand, gebreken in de drainage van [eiser] , inklinking van de grond, al dan niet in combinatie met constructiefouten van het gebouw en een lekke kruipruimte en het tussen 3 en 9 maart 2018 met kracht mechanisch wegpompen van water door de buurmannen van [eiser] . De gemeente heeft verder de omvang van de door [eiser] gestelde schade betwist en verweer gevoerd tegen enkele specifieke schadeposten.
4.11.
Gezien de conclusie van de door de (verzekeraar van de) gemeente zelf ingeschakelde deskundige dat de rioolbuis verstopt is geraakt en dit mogelijk heeft gezorgd voor wateroverlast en de conclusie van de door [eiser] ingeschakelde deskundige [naam] , die aangeeft dat naar zijn stellige overtuiging de wateroverlast is veroorzaakt door een langdurige verstopping van de schoonwater-rioleringsbuis van de gemeente, heeft [eiser] naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan zijn stelplicht. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de gemeente van het causaal verband en de hoogte van de schade is echter nadere bewijslevering nodig. De rechtbank zal [eiser] daarom in de gelegenheid stellen om aan te tonen dat de gestelde schade is veroorzaakt door de verstopping van de hemelwaterafvoer en, indien dat causaal verband is aangetoond, wat de kosten zijn van het herstellen van de schade.
4.12.
Tegen deze achtergrond ziet de rechtbank aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen, die wordt verzocht onderzoek te doen naar het causaal verband en, indien en voor zover de verstopping aan de hemelwaterafvoer schade aan de tuin en woning van [eiser] heeft veroorzaakt, te onderzoeken wat de kosten zijn voor het herstellen van deze schade.
4.13.
Voordat de rechtbank overgaat tot de benoeming van een deskundige, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de aard van de deskundigheid en de persoon van de te benoemen deskundige en de aan deze te stellen vragen. De rechtbank zal de zaak hiervoor naar de rol verwijzen. De rechtbank geeft partijen daarbij in overweging om in overleg te gaan over de te benoemen deskundige en daartoe een eensluidend voorstel te doen. Indien partijen geen overeenstemming bereiken, dienen partijen aan te geven waarom de door de andere partij voorgestelde deskundige niet kan worden benoemd. De rechtbank zal dan een keuze maken tussen de voorgestelde deskundigen dan wel zelf een deskundige benaderen en benoemen.
4.14.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige.
4.15.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat in artikel 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is opgenomen, dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de eisende partij moet worden voldaan. Dit voorschot zal daarom door [eiser] moeten worden bepaald. In het eindvonnis zal worden beslist wie van partijen de kosten van de deskundige uiteindelijk moet dragen.
4.16.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat de zaak op de rol zal komen van 24 november 2021 voor het nemen van een akte door beide partijen, waarin zij zich, zoals opgenomen onder overweging 4.12, uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Griffioen en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2021.
RG