ECLI:NL:RBNNE:2021:4469

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
18/024642-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige onder zorgtoezicht en bezit van kinderporno

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met een minderjarige die aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd, alsook aan het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno. De verdachte, die in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 11 maart 2018 als taxichauffeur voor het slachtoffer fungeerde, heeft een speciale band opgebouwd met de minderjarige. Gedurende de bezoekregeling, die in samenspraak met de groepsleiding van het slachtoffer was vastgesteld, heeft de verdachte zich als een vaderfiguur gedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een afhankelijkheidsrelatie, waarbij de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de kwetsbaarheid van het slachtoffer, die een verstandelijke beperking had, en de ernst van de gepleegde feiten. De verdachte heeft de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden en de rechtbank heeft dit als zeer ernstig beoordeeld. De verdachte is ook veroordeeld tot het volgen van een ambulante behandeling en heeft een meldplicht bij de reclassering opgelegd gekregen.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, maar het beroepsverbod dat was geëist, niet opgelegd, omdat de verdachte inmiddels geen taxichauffeur meer was en er voldoende tijd was verstreken sinds de feiten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit van ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/024642-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 oktober 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 september 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. de Haan, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot en met 11 maart 2018 te Leeuwarden ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2000, door in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
- de penis van die [slachtoffer] zogenoemd af te trekken en/of aan te raken en/of
- de penis van die [slachtoffer] zogenoemd te pijpen, in elk geval in de mond te nemen en/of vervolgens te houden en/of
- de penis van die [slachtoffer] te ontbloten (door de onderbroek van die [slachtoffer] opzij te bewegen);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot en met 11 maart 2018 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden en/of (elders) in Nederland, een of meermalen door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, een persoon, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2000, waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden, hebbende verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
- de penis van die [slachtoffer] zogenoemd afgetrokken en/of aangeraakt en/of
- de penis van die [slachtoffer] zogenoemd gepijpt, in elk geval in de mond genomen en/of vervolgens gehouden en/of
- de penis van die [slachtoffer] ontbloot (door de onderbroek van die [slachtoffer] opzij te bewegen)
en bestaande dat misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of die misleiding hierin dat verdachte (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een psychisch overwicht welke verdachte (telkens), (mede) gelet op
- verdachtes leeftijd en/of
- de minderjarige leeftijd van die [slachtoffer] en/of
- verdachtes geestelijke ontwikkeling (en/of overwicht) en/of
- de (min of meer beperkte) geestelijk ontwikkeling van die [slachtoffer] en/of
- de ((mede) gelet op de hierboven en/of hieronder genoemde omstandigheden)
voor die [slachtoffer] ontstane afhankelijke situatie,
op die [slachtoffer] had en/of heeft verdachte die [slachtoffer] in voornoemde periode (telkens) geschenken (te weten (onder meer) ondergoed en/of een vest en/of (andere) kleding en/of shag en/of drank en/of geld en/of beltegoed en/of een of meerdere andere goed(eren)) gegeven en/of heeft verdachte die [slachtoffer] , wanneer deze om geld en/of (een) goed(eren) vroeg, de woorden toegevoegd: “Maar dan moet je daar wel wat voor doen.”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, (en heeft verdachte daarbij de penis van die [slachtoffer] aangewezen);

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat er met betrekking tot de in de tenlastelegging opgenomen seksuele handelingen, genoeg steunbewijs is voor de verklaring van [slachtoffer] . Als steunbewijs noemt de officier van justitie de getuigenverklaringen, de WhatsApp-gesprekken die in het dossier zitten en de foto’s die op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen waarop het geslachtsdeel van [slachtoffer] is te zien. De officier van justitie heeft daarnaast aangevoerd dat bewezen kan worden dat [slachtoffer] ‘aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwd’ was. Er waren afspraken gemaakt tussen verdachte en de instelling waar [slachtoffer] verbleef over het bezoek. Daarnaast kan uit het dossier worden afgeleid dat buiten de contacten in het weekend om, tussen verdachte en [slachtoffer] ook veelvuldig contact was via de chat. In deze chatgesprekken nam verdachte een verzorgende rol aan. Het contact heeft maanden geduurd en er zit een groot leeftijdsverschil tussen verdachte en [slachtoffer] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. In de eerste plaats is er onvoldoende bewijs ten aanzien van het bestanddeel ‘aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige’. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat geen sprake is geweest van een mate van afhankelijkheid tussen [slachtoffer] en verdachte of dat verdachte overwicht had op [slachtoffer] . De raadsman heeft hierbij verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 11 juli 2002 (NJB 2002, 106).
In de tweede plaats is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de ten laste gelegde seksuele handelingen ‘aftrekken’, ‘aanraken’, ‘pijpen’ en ‘in de mond nemen’. Verdachte ontkent deze handelingen te hebben gepleegd.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich eveneens op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 28 september 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben aan aantal jaren geleden de taxichauffeur van [slachtoffer] geweest. Ik bracht hem elke dag van de zorginstelling naar school. In die tijd hebben we een vriendschapsband opgebouwd. Ik had een speciale band met [slachtoffer] . Ik had een vaderlijk gevoel bij hem. Hij vond het fijn dat hij papa tegen mij kon zeggen. Met de begeleiding van [slachtoffer] is de afspraak gemaakt dat hij één keer in de 14 dagen bij ons langs zou komen op de zondag. De begeleiding is toen een keer bij ons geweest voor een kennismakingsgesprek. In het begin kwam hij trouw één keer in de 14 dagen langs. Na ongeveer vijf maanden werd dit minder en op een gegeven moment is hij weggebleven.
[slachtoffer] zijn kleren waren kapot dus hij heeft sokken, ondergoed, een trui en schoenen van ons gehad. Wij haalden ook speciaal voor hem shag. Ik heb samen met hem beltegoed gekocht omdat ik het belangrijk vond dat hij kon bellen als er iets zou gebeuren. Het klopt dat ik zijn lievelingsbroek, een camouflagebroek, heb gerepareerd. Ik heb in zijn lies drie sterretjes getekend en ik heb daar een foto van gemaakt. Ik heb op zijn borst i love you pap met een hondenpootje getekend. Het klopt dat de massage heeft plaatsgevonden. Ik heb toen tijgerbalsem op de rug van [slachtoffer] gesmeerd. Het klopt dat ik [slachtoffer] zijn haar heb geknipt. Eerst in de woonkamer en daarna zijn we naar de badkamer gegaan. De foto’s van het geslachtsdeel van [slachtoffer] die op mijn telefoon staan, heb ik gemaakt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 juni 2018, opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018058917 d.d. 21 november 2018 inhoudend als verklaring van [naam 1] :
[slachtoffer] heeft een laag IQ en een hechtingsstoornis. Ik doe aangifte van seksuele mishandeling tegen [verdachte] . [slachtoffer] heeft het me op 11 maart 2018 om 17.09 uur verteld via Instagram, toen ik hem vroeg of hij [verdachte] niet moest laten weten dat hij weer boven water was. Hij zei: “nee, daar wil ik niet meer naar toe want hij heeft mij misbruikt”.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 13 maart 2018, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van [naam 2] en [naam 3] :
Kort en zakelijk samengevat vertelde [slachtoffer] ons het volgende:
Ik kom sinds december van 2017 bij [verdachte] (de rechtbank verstaat, gelet op de inhoud van de verklaring: [verdachte] ) thuis. Ik bezoek hem elke twee weken op de zondag tussen 09:00 uur in de ochtend en 20:00 uur in de avond. Ik woon in een woonvorm van [instelling 1] . Dat is vanwege mijn verstandelijke beperking. Ongeveer vijf maanden geleden is mijn vader overleden aan kanker. Ik ken [verdachte] als taxichauffeur. Hij was altijd de chauffeur van de taxi die mij van de zorginstelling waar ik verbleef naar de school bracht, waar ik in die tijd op zat. In overleg met mijn gezinsvoogd [naam 4] en de groepsleiding van [instelling 1] werd afgesproken dat ik één keer per twee weken op zondags naar [verdachte] en zijn gezin ging om daar de zondag te brengen. Ik vond dat leuk want ik miste het gezinsleven enorm omdat ik niet meer thuis woonde en mijn vader inmiddels ook overleden was. Het was gezellig bij [verdachte] en zijn vrouw [naam 5] . [verdachte] vond dat ik dan samen met hem een tatoeage moest zetten in de vorm van een sterretje. Wij zouden dan samen een tatoeage laten zetten en [verdachte] bedacht dat die dan geplaatst diende te worden in de omgeving van de lies. [verdachte] wilde op die plek met fineliner aangeven waar die tatoeage dan geplaatst moest worden en trok dan mijn onderbroek ( [slachtoffer] draagt tijdens het gesprek een boxer) en mijn joggingbroek naar beneden. Daarbij begon hij aan mijn piemel te zitten en begon hij mij te masturberen. Dat deed hij in de woonkamer van het huis waar [verdachte] met zijn gezin woont. Het kwam ook wel voor dat hij dat deed in de keuken. Hij deed het iedere keer dat ik daar was. [verdachte] wilde mij wel altijd aanraken. Het is ook een keer voorgekomen dat [verdachte] mij een massage gaf. [verdachte] kwam achter mij staan en masseerde mijn rug en nek. Daarbij ging hij heel stiekem met zijn hand naar mijn piemel. Het is ook een keer geweest dat [verdachte] met mij in de badkamer was. Hij knipte mijn haar en hij had mijn broek en onderbroek weer naar beneden. Hij liet iets vallen en toen hij voorover bukte had hij zomaar opeens zijn mond om mijn piemel. De belangrijkste afspraken zijn dat ik daar niet mag blijven slapen, dat ik niets van hem of zijn gezin krijg en dat ik er daar geen alcohol mag drinken. Ik kreeg wel elke keer een pakje shag en ik heb een keer een Alcatel telefoon gekregen. Hij is al een jaar lang geen chauffeur meer van mij. Ik ging er wel heel graag naar toe omdat ik het gezinsleven erg miste. Ik zag in [verdachte] een tweede vaderfiguur. Ik kreeg later een bericht met de vraag of ik door [verdachte] misbruikt werd. Dat bericht was van een vriendin van [naam 6] , dat is de dochter van [verdachte] . Ik heb hierop gezegd dat het klopte.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen uitwerken studioverhoor d.d. 17 september 2019, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
[verdachte] zag dat ik een gat in mijn joggingbroek had en hij wou het wel naaien, Vervolgens gaat hij met zijn hele hand onder mijn onderbroek. Wij waren van plan om een tattoo te laten zetten. Gewoon een sterretje of een hartje. Hij deed gewoon letterlijk mijn hele onderbroek naar beneden. En toen ging hij weer aan mijn piemel zitten, weer eraan trekken zeg maar. Hij had eerst mijn broek genaaid en daarna een sterretje getekend.
V: Wanneer gaat hij op jouw lies tekenen? Dat is hier in de keuken?
A: Ja. Hij heeft daar een sterretje getekend. Hij trok mijn onderbroek niet helemaal naar beneden, maar een klein stukje. Hij heeft ook nog foto's gemaakt van mijn piemel.
A: Ja iets van 4 á 5 foto’s. Hij zei dat hij een foto ging maken van mijn lies vanwege die sterretjes. Tegelijkertijd zat hij eraan.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 juli 2018, opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring [naam 7] :
[naam 6] vertelde dat haar moeder hun had gezien, [verdachte] en [slachtoffer] . [slachtoffer] had geen onderbroek meer aan en [verdachte] ook niet. [verdachte] was zichzelf aan het afrukken toen hij naar [slachtoffer] keek. Nadat ze het mij heeft verteld zijn we naar mijn huis gegaan. Hier heeft zij het nogmaals verteld. Hier waren mijn moeder en haar vriendin [naam 8] en mijn oude begeleidster [naam 9] van [instelling 2] bij.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 9 juli 2018, opgenomen op pagina 82 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 10] :
V: Wat heeft [naam 6] jou over de toestand bij hun thuis, en dan hebben we het nu over het misbruik, verteld?
A: Dat haar moeder haar vader en [slachtoffer] betrapt heeft zonder ondergoed aan, in de slaapkamer. [naam 6] was helemaal overstuur toen ze het vertelde.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juli 2018, opgenomen op pagina 87 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [naam 3] :
Op woensdag 11 juli 2018 heb ik verbalisant per telefoon en met haar toestemming als getuige gehoord [naam 9] . Zij is werkzaam bij [instelling 2] . Begin 2018 heeft [naam 9] bij de haar bekende [naam 7] thuis, een vriendin van haar gesproken. Het ging om [naam 6] . [naam 6] had [naam 9] het volgende verteld:
- dat er “misbruik” bij hun thuis afspeelt
- dat er bij hun thuis vaak een jongen thuis komt via een regeling, die verstandelijk beperkt is;
- dat haar vader “dingen bij hem doet”.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 juli 2018, opgenomen op pagina 99 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 6] :
V: Had je dan gedacht dat [naam 7] over zichzelf had verklaard of over [slachtoffer] ?
A: Ik had wel met een man verwacht maar niet met [slachtoffer] . Want die kwam altijd om de twee weken bij ons en er was altijd vader/zoon relatie. Ik heb hem 1 keer uit de keuken zien komen met een stijve. Ik zat in de woonkamer op de bank. Mijn moeder was er volgens mij ook. Mijn vader was bij de eethoektafel. [slachtoffer] ging drinken pakken uit de koelkast. Ik zag dat hij een stijve had. Ja mijn vader was ook in de keuken. Toen ging papa weer in de kamer zitten en [slachtoffer] was nog in de keuken.
V: Hoeveel tijd zat er tussen dat [slachtoffer] na je vader in de kamer terug kwam?
A: twee minuten, maximaal.
V: Hoe ging jouw vader met [slachtoffer] om?
A: [slachtoffer] was voor hem als een zoon.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juli 2018, opgenomen op pagina 173 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [naam 2] :
Het gaat om de berichtenreeks tussen [slachtoffer] en degene tegen wie de aangifte is gedaan ([verdachte] )
31-01-18, 19:35 – [slachtoffer]: hoe laat en welke dag moet ik komen
31-01-18, 19:35 – [verdachte] : moet je zelf weten schat
31-01-18, 19:48 – [verdachte] : Ik zie je zaterdag
31-01-18, 19:50 – [verdachte] : Hou van je
31-01-18, 19:51 – [slachtoffer]: is goed hou ook van jou
03-02-18, 17:49 – [slachtoffer]: ik ben de armband kwijt pap
04-02-18, 13:17 – [verdachte] : Sneu schat dat je hem kwijt bent
04-02-18, 13:55 – [slachtoffer]: vind je het goed dat ik straks lang kom want ik ben nu toch in de stad
04-02-18, 14:17 – [verdachte] : Ja is goed schat
04-02-18, 14:18 – [verdachte] : Maar krijg geen problemen
04-02-18, 14:18 – [slachtoffer]: nee ze denken dat ik tot 5 uur in de stad ben dus kom wel goed
24-02-18, 16:21 – [verdachte] : Tot morgen
24-02-18, 16:21 – [slachtoffer]: is goed pap
24-02-18, 16:40 - [slachtoffer]: Ik ben er morgen gewoon maar je moet wel even de krukken klaar leggen
24-02-18, 16:41 - [verdachte] : Doe ik
24-02-18, 16:42 - [verdachte] : Is goed mijn jongen
24-02-18,16:42 - [verdachte] : Ik hou van jou
24-02-18, 16:42 – [slachtoffer]: ik ook van jou.

Bewijsoverweging

Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. [slachtoffer] , een jongen met een verstandelijke beperking, was gedurende de ten laste gelegde periode een jongen van 17 jaar oud. Vanuit de zorginstelling waar hij verbleef werd hij met de taxi naar school gebracht. [verdachte] was zijn taxichauffeur en op deze manier hebben verdachte en [slachtoffer] elkaar leren kennen. In de periode dat verdachte de taxichauffeur van [slachtoffer] was, hebben ze een speciale band opgebouwd. [slachtoffer] miste het gezinsleven en ging graag naar de familie van verdachte toe. Om deze reden is in overleg met de gezinsvoogd en de groepsleiding van [slachtoffer] afgesproken dat [slachtoffer] één keer in de 14 dagen bij de familie van verdachte mocht doorbrengen. Hiervoor heeft tevens een kennismakingsgesprek met de groepsleiding bij de familie van verdachte thuis plaatsgevonden en zijn er afspraken gemaakt over het geven van spullen en slapen. Verdachte noemde [slachtoffer] meermalen schat, liet meermalen weten dat hij van [slachtoffer] hield en hij kocht kleren, shag en beltegoed voor hem. Hij behandelde [slachtoffer] als een van zijn eigen kinderen. Na een periode van ongeveer vijf maanden kwam [slachtoffer] minder vaak langs. Nadat hij in maart 2018 een keer is weggelopen, vertelt hij zijn moeder dat hij niet meer terug wil naar verdachte omdat verdachte hem had misbruikt.
De raadsman heeft betoogd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is ten aanzien van de ten laste gelegde seksuele handelingen. De rechtbank overweegt dat de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte meermalen aan zijn penis heeft gezeten, zijn penis heeft ontbloot en in de mond heeft genomen, wordt ondersteund door de verklaring van [naam 7] (de vriendin van [naam 6] ), de verklaring van de moeder van [naam 7] en de verklaring van [naam 9] . Ook heeft de rechtbank hierbij acht geslagen op de foto die op de telefoon van verdachte is aangetroffen en de in het dossier weergegeven app-gesprekken tussen [slachtoffer] en verdachte. Aldus staat volgens de rechtbank wettig en overtuigend vast dat er ontucht heeft plaatsgevonden.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of dit ontucht heeft plaatsgevonden in een situatie waarin [slachtoffer] was toevertrouwd aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat voor strafbaarheid op grond van artikel 249, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) sprake moet zijn van een element van afhankelijkheid bij de minderjarige enerzijds en een element van overwicht bij de dader anderzijds. Dit overwicht moet op meer berusten dan de feitelijke omstandigheden zoals het verschil in leeftijd of lichaamskracht. Het moet uit die afhankelijkheid voortkomen, welke afhankelijkheid juist wordt gecreëerd doordat het kind aan de ander wordt toevertrouwd door de ouders of verzorgers. Het overwicht gaat dus met misbruik van vertrouwen gepaard. De strekking van artikel 249 Sr is dan ook bescherming te verlenen aan minderjarigen die als gevolg van die afhankelijkheid en dat overwicht minder weerstand aan de dader kunnen bieden dan anderen (Vgl. HR 7 januari 1997, NJ 1997/361; HR 26 juni 1990, ECLI:NL:HR:1990:AD1168, NJ 1991/95).
In de onderhavige zaak heeft de ontucht zich afgespeeld bij verdachte thuis alwaar [slachtoffer] eens in de 14 dagen kwam op basis van een “bezoekregeling”. Teneinde deze bezoekregeling plaats te laten vinden heeft een kennismakingsgesprek bij de familie van verdachte thuis plaatsgevonden. [slachtoffer] en verdachte kenden elkaar omdat verdachte de voormalig taxichauffeur van [slachtoffer] was. Ze verschilden ruim dertig jaar in leeftijd van elkaar. [slachtoffer] miste het gezinsleven en vond dit bij de familie van verdachte. [slachtoffer] noemde verdachte papa en verdachte heeft [slachtoffer] behandeld als een van zijn eigen kinderen. [slachtoffer] heeft zelf ook verklaard dat hij in verdachte een tweede vaderfiguur zag. Verdachte was op de hoogte van de persoonlijke omstandigheden en kwetsbaarheid van [slachtoffer] .
Gelet op het voorstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat aangever aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. [slachtoffer] stond gedurende die ene dag per 14 dagen onder de hoede van verdachte waardoor hij – mede omdat verdachte zijn oud-taxichauffeur was en een vaderrol aannam – zich tegenover de veel oudere verdachte in een afhankelijke positie heeft bevonden en hij onvoldoende weerstand heeft kunnen bieden aan die afhankelijkheid ontleende overwicht op hem. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Hij in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 11 maart 2018 te Leeuwarden ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2000, door in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
- de penis van die [slachtoffer] aan te raken en
- de penis van die [slachtoffer] in de mond te nemen en vervolgens te houden en
- de penis van die [slachtoffer] te ontbloten door de onderbroek van die [slachtoffer] opzij te bewegen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Primair: Ontucht plegen met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op het tijdsverloop en het advies van de reclassering gepleit voor een geheel voorwaardelijke straf. Verdachte is bereid en in staat om zich te houden aan de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten die hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met een minderjarige die aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd en het vervaardigen en het in bezit hebben van kinderporno. Verdachte heeft met het slachtoffer een speciale band opgebouwd in de periode dat hij zijn taxichauffeur was. Gedurende de bezoekregeling die in samenspraak met de groepsleiding van [slachtoffer] is vastgesteld, was sprake van een vader-zoon relatie.
Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van een kwetsbaar slachtoffer. Bij het slachtoffer was sprake van een verstandelijke beperking en hij was minderjarig. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk. Bepaalde groepen personen, zoals mensen met een verstandelijke beperking en minderjarigen, dienen in hun eigen tempo te leren omgaan met hun seksualiteit en moeten daarbij kunnen vertrouwen op personen van wie zij afhankelijk zijn. Dit is dan ook de reden waarom de wetgever seksuele handelingen of gedragingen tussen deze ongelijkwaardige partijen strafbaar heeft gesteld.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met het tijdsverloop en het feit dat verdachte nog niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat verdachte meerdere psychische klachten heeft ontwikkeld nadat hij is aangehouden. Op vrijwillige basis heeft verdachte hulp gezocht en tot op heden wordt verdachte nog steeds behandeld en krijgt hij medicatie voor zijn psychische problemen. De reclassering adviseert om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en het verbod om werkzaamheden als taxichauffeur/vervoerder van minderjarigen te verrichten. De rechtbank zal dit advies volgen met uitzondering van het beroepsverbod. Ten tijde van de bewezen verklaarde feiten was verdachte niet meer de taxichauffeur van [slachtoffer] . Inmiddels zijn er drieënhalf jaar verstreken en in de tussenliggende periode heeft verdachte geen werkzaamheden verricht als taxichauffeur en heeft hij zich niet nogmaals schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten. De rechtbank acht het daarom niet passend om een beroepsverbod op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf worden de bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling gekoppeld.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot drie maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering Nederland, [straatnaam] te Leeuwarden en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang die instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd een individuele ambulante behandeling volgt die zich richt op zedendelinquenten. Indien de huidige behandelaar [instelling 3] onvoldoende mogelijkheden biedt om voorgaande behandeling te voegen in de behandeling die al gaande is, moet de behandeling uitgevoerd worden door Forensische Psychiatrie van de GGZ, of een soortgelijke zorgverlener, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en aanwijzingen die hij in het kader van de behandeling zal krijgen.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema voorzitter, mr. K. Bunk en mr. J.H.S. Kroeze, rechters, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 oktober 2021.
mr. J.H.S. Kroeze is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.