ECLI:NL:RBNNE:2021:4401

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
LEE 20/2683
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van extra kinderbijslag op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW+) en de voorwaarden voor recht op dubbele kinderbijslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van extra kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW+). Eiseres, wettelijk vertegenwoordigd door haar bewindvoerder, had een aanvraag ingediend voor een extra bedrag aan kinderbijslag over het jaar 2019. De aanvraag werd door de Sociale Verzekeringsbank afgewezen, omdat eiseres niet het gehele jaar dubbele kinderbijslag had ontvangen. Eiseres ontving tot en met het derde kwartaal dubbele kinderbijslag voor haar kind met intensieve zorg, maar vanaf het vierde kwartaal was deze kinderbijslag beëindigd omdat het kind niet meer bij haar thuis woonde.

Eiseres stelde dat de biologische vader van het kind vanaf het vierde kwartaal wel recht had op dubbele kinderbijslag, en dat er dus gedurende het hele jaar recht op dubbele kinderbijslag voor het kind was. De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 7a van de AKW alleen recht op dubbele kinderbijslag bestaat voor een kind dat tot het huishouden van de verzekerde behoort. Daarnaast moet de verzekerde over elk kwartaal van het desbetreffende jaar recht hebben gehad op dubbele kinderbijslag. Aangezien eiseres over het vierde kwartaal geen dubbele kinderbijslag had ontvangen, voldeed zij niet aan de voorwaarden voor AKW+.

De rechtbank concludeerde dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagde, omdat het niet relevant was dat het kind gedurende het jaar tot het huishouden van één van de ouders behoorde. De rechtbank benadrukte dat de wet geen ruimte biedt voor een belangenafweging bij de toekenning van AKW+ als niet het hele kalenderjaar dubbele kinderbijslag is genoten. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/2683

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

wettelijk vertegenwoordigd door haar bewindvoerder W.A. van der Meer,
h.o.d.n. ThuisinBewind
(gemachtigde: mr. Y. Schippers),
en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. E.M. Mulder).

Procesverloop

In het besluit van 15 juli 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres
om een extra bedrag aan kinderbijslag over het jaar 2019 op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) afgewezen.
In het besluit van 5 augustus 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Op 6 juli 2020 heeft eiseres een extra bedrag aan kinderbijslag (AKW+) aangevraagd. Verweerder heeft deze aanvraag in het primaire besluit afgewezen, omdat eiseres niet over het hele jaar 2019 dubbele kinderbijslag heeft ontvangen. Zij ontving tot en met het derde kwartaal dubbele kinderbijslag voor een kind met intensieve zorg. Vanaf het vierde kwartaal is de dubbele kinderbijslag voor dit kind, [naam kind] , beëindigd, omdat zij vanaf 21 augustus 2019 niet meer bij eiseres thuis woont. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard in het bestreden besluit, waartegen zij vervolgens beroep heeft ingesteld.
2. In het beroepschrift stelt eiseres zich op het standpunt dat verweerder haar aanvraag van AKW+ had moeten toewijzen, omdat de andere ouder (de biologische vader [naam vader] ) vanaf het vierde kwartaal wel recht had op dubbele kinderbijslag. Er was dus gedurende een heel jaar recht op dubbele kinderbijslag voor [naam kind] . Daarom had het extra bedrag aan kinderbijslag uitbetaald kunnen worden aan één van de verzekerden (eiseres of de vader). Eiseres heeft de eerste drie kwartalen van 2019 dubbele kinderbijslag gehad en ook alle kosten voor de kinderen gedragen. Eiseres meent dat het ook onredelijk is dat zij in zo'n geval geen recht zou hebben op een deel van de AKW+ over 2019.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1.
Op grond van artikel 7a, eerste lid, van AKW bestaat alleen recht op dubbele kinderbijslag voor een kind dat tot het huishouden van de verzekerde behoort. Op grond van artikel 7a, tweede lid, van de AKW dient een verzekerde, om recht te hebben op AKW+, in ieder geval over ieder kwartaal van het desbetreffende jaar een tot uitbetaling gekomen recht te hebben gehad op dubbele kinderbijslag. Met andere woorden: het kind moet het gehele beoordelingsjaar tot het huishouden van de aanvrager hebben behoord en er moet het gehele beoordelingsjaar aan die aanvrager dubbele kinderbijslag zijn betaald. Uitsluitend dan bestaat er recht op AKW+.
3.2.
Niet in geschil is dat eiseres over het vierde kwartaal van 2019 geen dubbele kinderbijslag heeft ontvangen, omdat [naam kind] niet het gehele kalenderjaar tot haar huishouden heeft behoord. De aanvrager oftewel de verzekerde, in dit geval eiseres, moet zélf aan de voorwaarden voldoen. Dat is hier niet het geval. Omdat het recht op dubbele kinderbijslag over een volledig kalenderjaar een noodzakelijke voorwaarde is voor het recht op AKW+, volgt hieruit dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres over 2019 geen recht had op AKW+.
3.3.
Dit wordt niet anders door de beroepsgrond van eiseres dat het kind in ieder geval gedurende het gehele jaar tot het huishouden van één van de ouders of de verzekerden behoorde. Dat kan er namelijk niet toe leiden dat eiseres zelf over het hele kalenderjaar dubbele kinderbijslag heeft ontvangen, zodat zij niet aan de toekenningsvoorwaarden voor AKW+ voldoet. Het lag op de weg van eiseres dit argument te gebruiken om alsnog dubbele kinderbijslag over het vierde kwartaal van 2019 te verkrijgen, waarna mogelijk eveneens recht op AKW+ zou bestaan over 2019. Eiseres heeft dit tot dusver nagelaten. De beroepsgrond slaagt dus niet.
3.4.
Eiseres stelt ook dat het onredelijk is dat zij geen recht zou hebben op een deel van de AKW+. De rechtbank realiseert zich dat de (financiële) gevolgen van het bestreden besluit voor eiseres fors zijn. De kinderbijslag is een belangrijke bron van inkomsten om ouders in de opvoeding en ontwikkeling van hun kinderen te ondersteunen. Tegelijkertijd stelt de rechtbank vast dat de kinderbijslag niet het karakter draagt van een laatste financieel vangnet. Artikel 7a van de AKW biedt geen ruimte voor een belangenafweging bij de toekenning van AKW+ als niet het hele kalenderjaar dubbele kinderbijslag is genoten. Ook deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in aanwezigheid van B. de Vogel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.