Op 14 oktober 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een bezwaarschrift tegen de afname en verwerking van het DNA-profiel van een minderjarige veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 2002, had een voorwaardelijke taakstraf van veertig uren opgelegd gekregen voor het medeplegen van een poging tot zware mishandeling. Het bezwaarschrift was ingediend op 20 augustus 2021 en richtte zich tegen de beslissing van de officier van justitie om DNA-materiaal af te nemen. De verdediging voerde aan dat de minderjarigheid van de veroordeelde en de aanstaande wetswijziging, die rekening zou houden met de leeftijd en opgelegde straf, een uitzonderingssituatie vormden die de verwerking van het DNA-profiel onterecht maakte.
De officier van justitie betwistte dit en stelde dat er geen wetsvoorstel was ingediend en dat de uitzonderingsgrond voor minderjarigen niet van toepassing was. De rechtbank oordeelde dat de wet geen ruimte biedt voor een generieke uitzondering voor minderjarigen en dat anticipatie op mogelijke toekomstige wetgeving niet gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeerde dat de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder de positieve ontwikkeling van de veroordeelde sinds het delict, de gevolgen van de DNA-verwerking disproportioneel zouden maken.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het bezwaarschrift gegrond en beval de officier van justitie om het celmateriaal van de veroordeelde te vernietigen. Deze beslissing is in lijn met de jurisprudentie van de Hoge Raad, die stelt dat de minderjarigheid van een veroordeelde in overweging moet worden genomen, maar dat dit niet automatisch leidt tot een uitzondering op de wet.