ECLI:NL:RBNNE:2021:4001

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
17 september 2021
Zaaknummer
21/365
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen schadevergoeding door Instituut Mijnbouwschade Groningen voor schade aan woning door mijnbouwactiviteiten

In deze zaak hebben eisers, eigenaren van een boerderij in [plaats], beroep ingesteld tegen de hoogte van de schadevergoeding die het Instituut Mijnbouwschade Groningen heeft toegekend voor schade aan hun woning. De schade betreft onder andere scheurvorming in de plafonds, veroorzaakt door roest van de bevestigingsmaterialen en mogelijk verergerd door trillingen van mijnbouwactiviteiten. Deskundige Rademaker heeft geadviseerd om een schadevergoeding van € 3.470,92 toe te kennen, wat door verweerder is overgenomen. De rechtbank oordeelt dat de eisers niet kunnen aantonen dat de schade volledig door mijnbouwactiviteiten is veroorzaakt, maar dat deze slechts zijn verergerd. De rechtbank volgt het advies van de deskundigen en concludeert dat de schadevergoeding terecht is vastgesteld. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/365

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 september 2021 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , te [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. G.P. Wempe),
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder

(gemachtigden: mr. T.W. Franssen en mr. S.C. Goldbohm).

Procesverloop

In het besluit van 5 juni 2020 (het primaire besluit) heeft de minister van Economische Zaken en Klimaat (de minister) aan eisers op grond van het Besluit mijnbouwschade Groningen een schadevergoeding van in totaal € 30.492,34 inclusief rente toegekend wegens schade aan de woning op het perceel [adres] te [plaats] .
Op 1 juli 2020 is de Tijdelijke wet Groningen in werking getreden. Op grond van artikel 2, eerste lid, van deze wet is er een Instituut Mijnbouwschade Groningen (Instituut). Op grond van artikel 21, eerste lid, van deze wet worden de besluiten die zijn genomen door de deelcommissie mijnbouwschade aangemerkt als besluiten van het Instituut. Op grond van het vierde lid van artikel 21 neemt het Instituut de zaken over in de staat waarin ze zich bevinden. De rechtbank duidt in deze uitspraak daarom zowel de minister als het Instituut als verweerder aan.
In het besluit van 11 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op verzoek van de rechtbank hebben eisers bij brief van 27 mei 2021 nadere informatie ingediend.
Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2021. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Tevens is ing. C.N. Dobbe, deskundige van schade-expertisebureau CED (Dobbe), verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Zij overweegt daartoe het volgende.
1.1.
Het pand op het perceel [adres] te [plaats] betreft een boerderij van het bouwjaar 1899. Het is een karakteristiek pand gelegen binnen het beschermd dorpsgezicht van [plaats] . Eisers zijn sinds 2004 eigenaar en wonen daar sinds 2005.
1.2.
Het bewijsvermoeden van artikel 6:177a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing. De woning van eisers is gelegen in het gebied dat wordt beïnvloed door beweging van de bodem als gevolg van mijnbouwactiviteiten ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld. Het bewijsvermoeden is weerlegd als evident en aantoonbaar een andere oorzaak als uitsluitende oorzaak voor de fysieke schade valt aan te wijzen dan beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld.
1.3.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaronder de uitspraak van 18 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4250), mag een bestuursorgaan, indien in een advies van een door dat bestuursorgaan benoemde deskundige op objectieve en onpartijdige wijze verslag is gedaan van het door de deskundige verrichte onderzoek en daarin op inzichtelijke wijze is aangegeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, bij het nemen van een besluit van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht.
In dit geval heeft verweerder het bestreden besluit genomen op grond van het herzien adviesrapport van R. Rademaker van schade-expertisebureau CED (Rademaker)
van 14 april 2020. In deze beroepsprocedure heeft deskundige Dobbe verweerder van nader advies voorzien.
1.4.
Eisers komen op tegen de hoogte van de schadevergoeding die het Instituut heeft toegekend voor schade 39 (aan het plafond in de voorkamer van de woning) en schade 40 (aan het plafond en ornament in de hal van de woning). Eisers bestrijden niet dat voor die schades een evident en aantoonbaar andere oorzaak als uitsluitende oorzaak is aangewezen, zoals hiervoor bedoeld. Zij bestrijden immers niet de vaststelling door deskundige Rademaker dat het metaaldraad en de spijkertjes, waarmee de plafonds en ornamenten aan gebundeld riet zijn vastgemaakt, doorgeroest zijn waardoor scheurvorming in de plafonds is ontstaan. Door de verzakking komt de stuclaag aan steeds minder ophangpuntjes te hangen. Voorts is niet in geschil dat deskundige Rademaker heeft geconcludeerd dat niet is uit te sluiten dat trillingen door mijnbouwactiviteiten mogelijk wel van invloed zijn geweest op de verergering van dit schadebeeld. Hij heeft verweerder daarom geadviseerd om aan eisers een schadevergoeding voor deze schades van in totaal € 3.470,92 inclusief btw toe te kennen. In het primaire besluit heeft verweerder dat advies overgenomen en die vergoeding toegekend (inclusief indexering van 5,5%).
1.5.
De rechtbank volgt eisers niet in hun stelling dat verweerder tot vergoeding van het volledige herstel van schades 39 en 40 moest overgaan. Eisers miskennen dat deskundige Rademaker een evidente en aantoonbare andere oorzaak voor de schades heeft aangewezen en dat de aardbevingen de ontstane schades slechts hebben verergerd. De aardbevingen hebben het laatste “zetje” gegeven, waardoor herstel noodzakelijk is geworden. Dat dit “zetje” voor rekening van verweerder is, betekent niet dat verweerder ook al de met het herstel gemoeide kosten moet dragen. Enkel de door mijnbouw veroorzaakte verergering dient hier te worden vergoed.
1.6.
Verweerder mocht bij de vaststelling van de hoogte van de schadevergoeding daarnaast uitgaan van de calculatie van deskundige Rademaker. Het betreft een maatwerkbegroting en niet een calculatie die is gebaseerd op het uniforme calculatiemodel dat verweerder meestal hanteert. Dit is ingegeven door het cultuurhistorische karakter van dit deel van het pand. Daarbij heeft deskundige Rademaker acht geslagen op zijn eigen bevindingen, de zienswijze van eisers en het aanwezige fotomateriaal. Aan de hand daarvan heeft hij op basis van zijn deskundigheid een inschatting gemaakt van de benodigde herstelmethodieken en -kosten. In deze beroepsprocedure heeft deskundige Dobbe deze calculaties onderschreven. Bij zijn beoordeling heeft deskundige Dobbe ook de ter plaatse opgetreden trillingssnelheden afkomstig van aardbevingen door mijnbouwactiviteiten betrokken. Hij heeft in dat verband vastgesteld dat de kans op enige verergering van de primaire schade zeer klein is, waarbij de invloed van een dergelijke verergering op de hoogte van de uiteindelijke herstelkosten zeer beperkt tot nihil is. Deskundige Dobbe heeft ook opgemerkt dat het door VOF Oudman stukadoor en restauratiewerk, Stukadoorsbedrijf Buijsman B.V. en Veldman en Veltman geoffreerde herstel van het stuc- en schilderwerk van beide plafonds verder gaat dan alleen het herstel van de schade in de oude toestand en leidt tot een aanmerkelijke verbetering.
Niet gezegd kan dan ook worden dat verweerder heeft nagelaten om het specifieke karakter van de schades en de specifieke situatie van het pand te betrekken bij de vaststelling van de schadevergoeding. De rechtbank tekent hierbij aan dat eisers geen contra-expertise hebben ingebracht en dat de woning geen gemeentelijk monument of rijksmonument betreft.
1.7.
Gelet op het voorgaande slagen de beroepsgronden niet.
2. Nu het beroep ongegrond is, bestaat geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Dijkstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.A. Schaapsmeerders, griffier, op 14 september 2021. De uitspraak is openbaargemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
typ: SCHA

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hoger beroepschrift. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.