1.7.Bij besluit van 7 juli 2020 heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend.
2. Ten aanzien van het betoog van verweerder en vergunninghouder dat eiser [eiser 1] niet ontvankelijk zou zijn in zijn beroep omdat hij tegen het initiële besluit ook geen beroep heeft ingesteld, overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de uitspraak van de AbRS van
14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786, waarin de AbRS tot de conclusie komt dat artikel 6 en artikel 9 van het Verdrag van Aarhus nopen tot het ruimhartig omgaan met de toegang tot de rechter voor belanghebbenden in geval waarin in omgevingsrechtelijke zaken de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure is toegepast, is de rechtbank van oordeel dat niet alleen artikel 6:13 van de Awb niet langer aan belanghebbenden kan worden tegengeworpen maar dat ook de bestaande jurisprudentie van de AbRS ten aanzien van het indienen van beroep tegen een “herstelbesluit” van verweerder, zoals bijvoorbeeld in de uitspraak van 9 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2205, niet langer heeft te gelden. De rechtbank acht eiser [eiser 1] daarom ontvankelijk in zijn beroep. 3. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder a en c van de Wabo, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
en
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.
Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning geweigerd indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan.
Ingevolge het tweede lid wordt in gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, kan, indien de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1˚ (…),
2˚ (…), of
3˚in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
4. Het bouwplan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Bûtengebied Dantumadiel 2013". Om medewerking te verlenen aan het bouwplan heeft verweerder toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, aanhef onder a, ten derde, van de Wabo.