In deze zaak heeft de vrouw een wijzigingsverzoek ingediend met betrekking tot de alimentatie voor de kinderen, die voortkomt uit het in 2009 ontbonden huwelijk met de man. De vrouw verzoekt de rechtbank om de man te verplichten een bijdrage van € 250,00 per kind per maand te betalen, terwijl de man zich verzet en stelt dat hij slechts € 16,00 per kind per maand kan betalen. De rechtbank heeft de zaak op 6 januari 2021 mondeling behandeld, waarbij de rechter met beide partijen en hun advocaten heeft gesproken. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw, en de man heeft ook twee kinderen uit een andere relatie.
De rechter heeft vastgesteld dat er een relevante wijziging van omstandigheden is, namelijk de positie van de gemeente in verband met de uitkering van de vrouw. De rechtbank heeft de behoefte van de kinderen vastgesteld op € 314,-- per maand, maar de gezamenlijke draagkracht van de partijen is ontoereikend om volledig in deze behoefte te voorzien. De man heeft een draagkracht van € 55,-- per kind per maand, maar de rechter heeft geoordeeld dat de zorgkorting niet in aanmerking genomen kan worden, omdat het tekort aan draagkracht groter is dan het bedrag dat correspondeert met de zorgkorting.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de bijdrage die de man aan de vrouw moet betalen vastgesteld op € 55,-- per kind per maand, met ingang van 7 augustus 2020. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft het verzoek van de vrouw voor het overige afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. B.R. Tromp, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 12 januari 2021.