Op 8 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoekster, exploitant van een massagesalon in Groningen, en de burgemeester van Groningen. De burgemeester had op 17 augustus 2021 besloten om de exploitatievergunning van verzoekster voor een seksbedrijf gedurende drie maanden te schorsen, omdat twee werkneemsters een verlopen bewijs van intakegesprek hadden en één werkneemster geen bewijs van intakegesprek kon tonen. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 2 september 2021 heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld. Verzoekster was aanwezig met haar gemachtigde, terwijl de burgemeester werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en twee toezichthouders. De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De inspectie door de toezichthouders op 7 juli 2021 had aangetoond dat de geldigheid van de intakebewijzen van twee werkneemsters was verlopen, wat leidde tot de schorsing van de vergunning.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid de schorsing had kunnen opleggen, gezien het belang van toezicht op de prostitutiesector en de naleving van de regels. Verzoekster had aangevoerd dat de schorsing grote financiële gevolgen zou hebben, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester meer gewicht had kunnen toekennen aan het maatschappelijke belang van adequaat toezicht. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, maar de schorsing werd gehandhaafd tot 30 november 2021, omdat verzoekster deze periode al had toegepast.