2.22.Onder het kopje
"Samenvatting en conclusie"staat
,voor zover van belang, het volgende vermeld.
Trillingssnelheden op locatie: grenswaarde schade aan metselwerk mogelijk licht overschreden
Uit ons onderzoek is gebleken dat voor dit pand de grenswaarde volgens SBR Richtlijn A genoemd onder 10 "schade door trillingen van de constructie: niet wordt overschreden. De grenswaarde volgens SBR Richtlijn A is 2,94 mm/s. Met de EGMPE is berekend dat op de locatie van het pand een maximaal trillingsniveau door aardbevingen (PGV) is opgetreden in 2011, van 2,9 mm/s.
Zekerheidshalve wordt door RHDHV op de met de EGMPE berekende trillingen, voor de berekening van de kans op schade voor het gebouw zelf, in alle uitgevoerde berekeningen nog een veiligheidsfactor 1,2 toegepast (…). Als deze veiligheidsfactor op het berekende maximale trillingsniveau wordt toegepast, dan wordt de rekenwaarde voor de trillingen 3,5 mm/s. Dit trillingsniveau moet beschouwd worden als absolute bovengrens. Een maximaal, mogelijk trillingsniveau van 3,5 mm/s is een (lichte) overschrijding van de grenswaarde voor schade aan metselwerk. Omdat het hier gaat om een bovengrens zijn de trillingen door aardbevingen waarschijnlijk lager geweest.
De grenswaarde voor de drie bouwdelen voor schade aan metselwerk is 2,94 mm/s. (Zie paragraaf 2.2.9.2, "type gebouw". Hier wordt de grenswaarde 5 mm/s volgens SBR Richtlijn A gedeeld door 1,7 = 2,94 mm/s want bij deze bouwdelen is de metselconstructie in slechte staat.)
Vervolgens is berekend dat, uitgaande van het maximaal, mogelijke trillingsniveau van 3,5 mm/s, er een kans is van 2,4% op lichte (niet constructieve) schade aan het metselwerk door de maatgevende aardbeving (lees: de aardbeving die op de locatie van het pand de hoogste trillingen heeft veroorzaakt). Dit houdt in dat lichte schade aan metselwerk niet op voorhand kan worden uitgesloten. Dit geldt overigens alleen voor de bevingen in 2011 en 2012. Voor de bevingen na deze datum, die op de locatie van het pand lichtere trillingen hebben veroorzaakt, is berekend dat de kans op lichte schade aan metselwerk door de bevingen slechts 0,5% of minder is. Het is dan ook uitgesloten dat aardbevingen na 2012 schade aan metselwerk hebben veroorzaakt.
Bovenstaande kansberekeningen (met uitkomst 2,4%) gaat er overigens van uit dat het metselwerk voor de bevingen (en dus ook voor de maatgevende beving in 2011) al in slechte staat verkeerde. Indien het metselwerk voordat de bevingen optraden in goede staat was, is de genoemde kans op schade door de maatgevende beving veel kleiner, in dat geval slechts 0,4%.
Ernstige scheurvorming door aardbevingen is uitgesloten
Het op deze locatie maximaal opgetreden trillingsniveau is volgens European Macroseismic Scale 1998 (EMS98), beoordelingstabel gekwalificeerd als: "Felt indoors by a few people" met "potentional damage nobe". Zie Tabel 3. Het beeld dat de hier opgetreden aardbevingen ernstige scheurvorming hebben kunnen veroorzaakt is, ook gezien de vergelijking met de EMS schaal, onjuist. Voor een onderbouwing van de resultaten wordt verwezen naar paragraaf 2.2.9.6.
Uitgesloten dat schade door aardbevingen in 2014 is toegenomen
Eigenaar stelt dat ieder jaar vanaf 2011 de schade is toegenomen. Het in opdracht van de eigenaar opgestelde inspectierapport van Kloosterman van 23-04-2015 was bedoeld voor het vaststellen van schade door de in 2014 opgetreden aardbeving. De aardbeving in 2014 was de aardbeving van Leermens, M=3,0 datum 13-02-2014. Deze gaf op de locatie maximaal slechts een trillingsniveau van 1,1 mm/s, hetgeen een berekende kans op lichte schade geeft van 0,08%. Dit is praktisch gezien nihil. (De kans dat de beving in 2014 geen schade gegeven heeft is 99,92%). Dat de aardbeving in 2014 geen schade heeft veroorzaakt volgt ook uit fotovergelijking. Zie in dit verband ook wat hieronder gesteld is over de uitgevoerde fotovergelijking.(…)
Trillingssnelheden- conclusie
Omdat uit de berekeningen van de EGMPE en toetsing hiervan aan de grenswaarden volgens SBR Richtlijn A, blijkt dat de grenswaarde voor het metselwerk licht zou kunnen zijn overschreden, kunnen trillingen niet op voorhand op basis van methodiek en richtlijnen worden gefalsificeerd als schadeoorzaak van schade aan metselwerk. Trillingen door aardbevingen worden daarom als mogelijk scenario meegenomen in het onderzoek naar de oorzaken van de schades in het metselwerk. De beoordeling of een schade het gevolg kan zijn van trillingen door aardbevingen of mede het gevolg daarvan kan zijn, wordt in dit onderzoek steeds afgewogen tegen andere mogelijke oorzaken.
Trillingssnelheden op locatie: schade aan houtconstructie als gevolg van trillingen door aardbevingen is uitgesloten
Voor houtconstructies is de grenswaarde 20mm/s. Voor houtconstructies in gevoelige (ofwel in slechte) staat wordt een factor 1,7 in rekening gebracht. De grenswaarde is dan 20/1,7 = 11,8 mm/s. De kans op schade door aardbevingen voor houtconstructies op deze locatie is daarmee slechts 0,01%. Het is uitgesloten dat aardbevingen schade aan de houtconstructies van het pand hebben veroorzaakt.
Schade door zettingen als gevolg van verdichting of verweking door aardbevingstrillingen zijn uitgesloten
Uit het onderzoek is voorts gebleken dat de grenswaarde volgens SBR Richtlijn A, genoemd onder 2) "schade door zettingen door verdichting of verweking van de grond door trillingen", ver wordt onderschreden. Deze kans is berekend op minder dan 0,01%. Het is daarmee uitgesloten dat de op deze locatie overschreden trillingen ten gevolge van aardbevingen (extra) zettingen hebben veroorzaakt. Voor een onderbouwing van de resultaten wordt verwezen naar paragraaf 2.2.9.7.
Schade door zettingen en zettingsverschillen die niet zijn veroorzaakt door gaswinning
Los van trillingen door aardbevingen en de gaswinning hebben andere oorzaken wel zettingen en zettingsverschillen veroorzaakt. Deze worden veroorzaakt door indrukking van de kleilaag onder de zandlaag en door de aanwezigheid van een kelder onder een deel van de woning. Dat zettingen en zettingsverschillen zijn opgetreden, wordt bevestigd door de resultaten van de uitgevoerde gevelmetingen en de vloerwaterpassingen van de begane vloeren. De gevels zijn ingemeten door middel van lintvoegmetingen. Bij een lintvoegmeting wordt een horizontale lijn, een lintvoeg in het metselwerk, van het pand gewaterpast. Uit de fluctuaties van deze lijn kunnen de hoogteverschillen worden bepaald die in de loop van de tijd zijn opgetreden, ervan uitgaande dat de lintvoegen geheel vlak zijn uitgevoerd bij de bouw van het pand. Waar de gevels gestukt zijn of uit beplating bestaan, wordt de waterpassing gerelateerd aan een andere horizontale lijn in de gevel. De waargenomen hoogteverschillen zijn op enkele plaatsen zodanig groot dat schade daardoor waarschijnlijk is.
Uit het grondonderzoek blijkt dat de ondergrond tot eeen diepte van circa 4 m onder de fundering bestaat uit draagkrachtig zand. Daaronder bevindt zich tot grote diepte klei. De funderingen zijn volgens het bouwtechnisch begrip "op staal" gefundeerd. De funderingen zijn aan de onderzijde verbreed en hebben een aanlegdiepte en aanlegbreedte van een redelijke orde van grootte.
De zettingen van de fundering zijn ontstaan door indrukking van de kleilagen onder de zandlaag waarop het gebouw staat. Deze zettingen zijn opgebouwd uit zettingen die tijdens of kort na de bouw optreden, zettingen die gedurende de eerste jaren na de bouw optreden ten gevolge van consolidatie van de klei en zeer langzame zettingen die in de loop van vele jaren optreden (kruip). (…) Daarbij zijn de verschillen in zetting veroorzaakt door ongelijkheid in de belastingen, natuurlijke verschillen in de bodemopbouw en de aanwezigheid van een kelder onder een klein deel van e woning. Ook het opvriezen van de fundering doordat het water onder de fundering bevriest en uitzet, heeft bijgedragen aan de zettingsverschillen.
Conclusie onderzoek Familie [naam 5] [nummer]
De schade aan het pand is hoofdzakelijk veroorzaakt door de volgende oorzaken:
Veroudering en verwering. Veel schade is in de loop der tijd ontstaan door het proces van verouderen bij uitblijven van onderhoud;
Ongelijkmatige zettingen in de bodem ten gevolge van de zettingsgevoelige grond, niet aardbeving gerelateerd;
Onvoldoende draagvermogen van de rollagen boven de ramen;
Schade door het maken van openingen in de gevel;
Schade en scheefstand door het weghalen van een houten kolom in de schuur;
Schade en scheefstand door houtrot en aantasting van de houtconstructies door houtworm;
Schade door spatkrachten vanuit de kapconstructies;
Schade door verhinderde vervormingen {krimpscheuren);
Schade ten gevolge van de stootbelastingen door grote schuifdeuren;
Vorstschade;
Schade ten gevolge van overbelastingen;
Verschil in werking van verschillende materialen {eigenlijk is dit geen schade).
<>
Schade ten gevolge van verschil in werking van materialen
De binnenzijde van de woning is door de vorige bewoner, welke het pand in eigendom had voor 2010, gerenoveerd. De "schade" aan binnenwanden, plafonds en vloeren binnen is slechts zeer gering en is veroorzaakt door normale werking van materialen. Zo zijn de naden tussen houten betimmeringen in de loop der tijd gaan werken ten gevolge van uitdroging {voorbeelden daarvan zijn de "schades" 107 en 109), zijn de plaatnaden tussen gips beplating in plafond en wand zichtbaar geworden {voorbeelden daarvan zijn "schades" 103, 104 en 105), of werkt de aansluiting van een later geplaatste binnenwand of bouwdeel op de aansluiting met de oude buitenwand {voorbeelden daarvan zijn "schades" 101, 106 en 108). De "schade" 102 is een bobbeling in de vloer. De kans dat deze bobbeling in de houten vloer veroorzaakt is door trillingen door aardbevingen is nihil. Zie hierboven voor de kans op aardbevingsschade in houtconstructies (0,01%). In de kelder is een klein deel van het stukwerk losgekomen {"schade" 110). Dit is hoogstwaarschijnlijk het gevolg van veroudering van het pleisterwerk op de kelderwand, waarbij de kelderwand mogelijk 200 jaar oud is. Wij beoordelen deze schades als "geen schade", zie paragraaf 4.3.23 voor een toelichting op onze conclusies. Voor een nadere toelichting op "geen schade", zie ook het ATR par. 5.6.
Schade ten gevolge van veroudering en verwering
De voegen van het buitenmetselwerk zijn in slechte staat. Veel voegmortel is losgekomen en gedeeltelijk uitgevallen. Het metselwerk uit die tijd werd gemetseld met kalkmortel. Deze kalkmortel wordt in de loop der tijd steeds harder en brosser. Daarmee wordt de mortel gevoeliger voor scheuren, verliest de aanhechting aan de stenen en verliest het metselwerk enigszinsde samenhang. Zie bijvoorbeeld "schade" nummers 115a, 118c, 119a, 119b. Zie Figuur 94 voor foto's van deze schades. Dit geldt ook voor het in slechte staat verkerende voegwerk van de schoorstenen, zie Figuur 93. Wij beoordelen deze "schades" als "geen schade", zie paragraaf 4.3.23 voor verdere uitleg.
Schade door gebrekkige rollagen
Boven de ramen bevindt zich geen latei maar een rollaag. Rollagen hebben slechts een beperkt draagvermogen. Dit draagvermogen wordt in de loop der tijd minder als de gebruikte metselmortel brosser wordt en het de aanhechting met de stenen verliest. Een aantal scheuren is het gevolg van het zakken van de rollaag omdat deze het draagvermogen verliest. Het metselwerk komt op de bovendorpel van het kozijn te staan. Die buigt dan iets door. Schades 42, 43, 46, 47 en 118 zijn het gevolg van onvoldoende draagvermogen van de rollagen. Zie paragraaf 4.3.14 en 4.3.17 voor verdere uitleg.
Schade door het later aanbrengen van een deuropening
De deur naar de later aangebouwde veranda is door de vorige eigenaar gemaakt. De latei daarboven bestaat uit een rollaag, hetgeen bij deze overspanning onvoldoende sterk en stijf is. Schade 47 is daar
het gevolg van, zie paragraaf 4.3.14 voor verdere uitleg.
Schade ten gevolge van ongeliikmatige zettingen
Het gebouw is gefundeerd op staal op een draagkrachtige zandlaag. Onder deze zandlaag bevindt zich klei. Als deze klei belast wordt zullen daar zettingen in optreden. Deze zettingen zullen de eerste jaren na de bouw al gaan optreden en vervolgens blijven doorgaan. Later kunnen extra zettingen plaatsvinden als de belastingen op deze ondergrond wijzigen. Dit kan bijvoorbeeld door verbouwingen of door opslag van grond of andere (landbouw) materialen in de nabijheid van de fundering of door wijzigingen in de grondwaterstand. In dit geval zijn onder andere extra zettingen veroorzaakt door toegenomen geconcentreerde belastingen omdat dragende binnenmuren vervangen zijn door een stalen balk. Ter plaatse van de opleggingen van de stalen balk zullen dan extra geconcentreerde belastingen op de fundering optreden met extra zettingen tot gevolg.
Door de belastingen in de kleilaag zullen de zettingen steeds verder toenemen. Deze zettingen zijn opgebouwd uit zettingen die tijdens of kort na de (ver)bouw optreden, zettingen die gedurende de eerste jaren na de (ver)bouw optreden ten gevolge van consolidatie van de klei en zeer langzame zettingen die in de loop van vele jaren optreden (kruip). Zie voor een nadere toelichting en voor de berekening daarvan bijlage E. (Ter illustratie, in Amsterdam zakken de gebouwen ten gevolge van de indrukking van de klei onder de zandlaag circa 1 tot 2 mm per jaar.) Uit de lintvoeg en vloerwaterpassingen blijkt dat de zettingsverschillen op een aantal plaatsen zodanig groot zijn dat hierdoor schade optreedt. Deze zettingsverschillen zijn ten dele ook veroorzaakt doordat de kelder slechts onder een deel van het gebouw zit. De kelder zakt veel minder dan de omliggende bouwdelen, immers ter plaatse van de kelder is de grond ontlast omdat er veel gewicht weggegraven is, terwijl rondom de grond wordt belast door het gewicht van het gebouw. Onder andere schades 44, 45, 48, 111 t/m 120, 124 worden veroorzaakt door te grote zettingsverschillen. Zie paragraaf 4.3.13, 4.3.16 en 4.3.15. In het verleden is de.woning uitgebreid richting de schuur. Daarvoor zijn toen wanden bijgeplaatst. Dit extra gewicht heeft zettingen tot gevolg gehad. Scheur 41 is daar het gevolg van, zie paragraaf 4.3.13 voor verdere toelichting.
Schades niet veroorzaakt door gaswinning
Na uitvoering van het RCA-onderzoek is de conclusie dat de voor de woning bovengenoemde schades ontstaan zijn onafhankelijk van gaswinning en als gevolg daarvan het optreden van aardbevingen. Deze schades zouden daarom ook zijn opgetreden indien geen aardbevingstrillingen bij het pand zouden zijn opgetreden.
Schade ten gevolge van veroudering. verwering en gebrek aan onderhoud
De voegen van het metselwerk zijn in slechte staat. Veel voegmortel is losgekomen en gedeeltelijk uitgevallen. Het metselwerk uit die tijd werd gemetseld met kalkmortel. Deze kalkmortel wordt in de loop der tijd steeds harder en brosser. Daarmee wordt de mortel gevoeliger voor scheuren, verliest de aanhechting aan de stenen en verliest het metselwerk de samenhang. Op een aantal plaatsen is geconstateerd dat planten en onkruid tegen de muren en het dak zijn gegroeid. Ook op oude foto's is te zien dat delen van de muren begroeid zijn met klimop en dergelijke. Ook dit geeft schade. Dit soort schade is bij de verdere RCA studie aangeduid als "veroudering/ aantasting". Dat zijn onder andere de schades 1, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 14 en 15, zie paragraaf 4.3.2 voor verdere toelichting .
Scheefstand en schade, mede als gevolg van het wegbreken van een kolom
Eén kolom van een houten portaal van de rechter schuur is in het verleden verwijderd. Daarmee is stabiliteit van de schuur negatief beïnvloed. Een deel van de scheefstand van de wanden en kolommen van de schuur is daarvan het gevolg. De houten constructie van de rechter schuur en van de linker schuur werken samen bij het evenwicht van het totaal. De "spatkracht"van de linker schuur moet evenwicht maken met de "spatkracht" van de rechter schuur. De schuren leunen dus tegen elkaar. Als dat evenwicht er is, hoeven de zijwanden geen horizontale (spat)krachten op te nemen. Indien één van de twee of beide schuren een gebrek heeft, wordt het evenwicht verstoord. Dan gaan beide schuren scheef staan en treden horizontale krachten op tegen de bovenzijde van de lage zijwanden van de schuren. Vooral de houtconstructie van de linker schuur is door slijtage, veroudering en aantasting door houtworm, bijzonder slecht. Sommige kolommen zijn voor zeker de helft in doorsnede gereduceerd. Zie foto Figuur 2.
(…)
In bijlage F is een berekening gemaakt van het effect van de weggebroken kolom in een door aantasting verzwakte houtconstructie. Deze berekening laat zien dat de vervormingen door windbelastingen tijdens storm en spatkrachten ook zonder aantasting aanzienlijk zijn. En dat deze door veroudering en aantasting van de houtconstructie en het weghalen van de kolom, zeker tot scheefstand en de daarbij behorende schade geleid hebben. Mede gezien het gegeven dat de kans op lichte schade aan de houtconstructie door aardbevingen hier nihil is (minder dan 0,01%, zie hierboven), wordt dit soort schade zeker niet veroorzaakt of verergerd door trillingen door aardbevingen. Onder andere schade 127 is veroorzaakt door de scheefstand van de houtconstructie, zie paragraaf 4.3.19 voor verdere toelichting.
Schade ten gevolge van zettingsverschillen
Het gebouw is gefundeerd op staal op een draagkrachtige zandlaag. Onder deze zandlaag bevindt zich klei. Als deze klei belast wordt zullen daar zettingen in optreden. Deze zettingen zijn opgebouwd uit zettingen die tijdens of kort na de bouw optreden, zettingen die gedurende de eerste jaren na de bouw optreden ten gevolge van consolidatie van de klei en zeer langzame zettingen die in de loop van vele jaren optreden (kruip). Zie voor een nadere toelichting en voor de berekening daarvan bijlage E.
Uit de lintvoeg en vloerwaterpassingen blijkt dat de zettingsverschillen op een aantal plaatsen zodanig groot zijn dat hierdoor schade optreedt. Onder andere schades 2 en 3 worden veroorzaakt door te grote zettingsverschillen, zie paragraaf 4.3.3 voor verdere toelichting.
Schade ten gevolge van spatkrachten en windbelastingen
Het gewicht van het dak en de daarop komende rustende belastingen zoals sneeuw en wind, worden in hoofdzaak opgenomen door de middelste houten portalen. In de aansluiting van het schuine vlak van het portaal met de zijwand resulteert de verticale belasting ook in een kracht evenwijdig aan het dakvlak.
Deze kracht moet via de nok evenwicht maken met de overzijde. In dit geval uiteindelijk ook met de andere schuur. Zie voor een nadere uitleg paragraaf 4.3.4. Als dit mechanisme verstoord wordt, bijvoorbeeld door verval van de houtconstructie, ontstaan onder aan de schuine vlakken van het portaal horizontale krachten. Dit zijn spatkrachten. Die duwen de zijwanden naar buiten. Ook de windbelastingen tijdens storm veroorzaken relatief grote vervormingen aan de bovenkant van de zijwanden, zie hiervoor ook bijlage F. Vooral op de hoeken veroorzaken deze spatkrachten en windbelastingen scheuren.
Schades 9, 11, 12, 121, 122, 123, 125 en 126 zijn veroorzaakt door spatkrachten. Op een aantal plaatsen wordt de scheurvorming bovendien versterkt door de opgetreden zettingsverschillen. Zie paragraaf 4.3.4 en 4.3.18 voor verdere toelichting.
Schade ten gevolge van verhinderde vervormingen
In het achterste deel van de rechter schuur is een garage/ opslagruimte gebouwd tegen de zijwand.
Op de wanden van deze ruimte is een betonnen vloer gestort als plafond. Deze betonnen vloer is tegen de oude zijwand van de schuur gestort en opgelegd op de dwarswanden welke met de zijwand van de schuur zijn verbonden. Daardoor verhindert deze vloer de vrije uitzetting en krimp van de zijwand van de schuur. De meest waarschijnlijke oorzaak van de schades 9, 11, 12 en 144 is deze verhinderde vervorming in combinatie met de spatkrachten uit het dak, zie paragraaf 4.3.4 voor verdere toelichting.
Schade ten gevolge van stootbelastingen door zware schuifdeuren
Boven scheur 16 is de rail van de schuifdeur aan de muur bevestigd. Bij het openen en sluiten van deze deur bonkt de deur tegen een stop. Daardoor worden horizontale belastingen evenwijdig aan de rail op de muur overgebracht. Tevens zullen de trillingen, welke veroorzaakt worden doordat de deur tegen de stop aanloopt, veel groter zijn dan de hier opgetreden trillingen door aardbevingen. Hetzelfde geldt voor de scheuren 17, 18 en 142. Deze bevinden zich in het invloedgebied van de middelste grote schuifdeur. Zie paragraaf 4.3.5 voor verdere toelichting.
Schade niet veroorzaakt door gaswinning
Na uitvoering van het RCA-onderzoek is de conclusie dat de voor de rechter schuur bovengenoemde schades ontstaan zijn onafhankelijk van gaswinning en als gevolg daarvan het optreden van aardbevingen. Deze schades zouden daarom ook zijn opgetreden indien geen aardbevingstrillingen bij het pand zouden zijn opgetreden.
Schade ten gevolge van veroudering. verwering en gebrek aan onderhoud
Vooral de linker schuur is zeer verouderd. Hieraan is tenminste al tientallen jaren geen onderhoud uitgevoerd. De voegen van het metselwerk zijn in slechte staat. Er zitten veel gaten in het dak. De stallen aan de achterkant zijn voor het grootste deel ingestort.
Veel voegmortel van het metselwerk is losgekomen en gedeeltelijk uitgevallen. Het metselwerk uit die tij werd gemetseld met kalkmortel. Deze kalkmortel wordt in de loop der tijd steeds harder en brosser.
Daarmee wordt de mortel gevoeliger voor scheuren, verliest de aanhechting aan de stenen en verliest het metselwerk de samenhang. Op een aantal plaatsen is geconstateerd dat planten en onkruid tegen de muren en het dak zijn gegroeid. Ook dit geeft schade. Dit soort schade is bij de verdere RCA studie aangeduid als "veroudering/ aantasting". Dat zijn onder andere de schades 25, 27, 28, 29, 30, 33, 200 en 201, zie paragraaf 4.3.2 voor verdere toelichting.
Scheefstand en schade
Zoals reeds aangegeven bij de beoordeling van bij de rechter schuur, ondervindt de linker schuur ook schade door de scheefstand. De linker schuur staat samen met de rechter schuur behoorlijk scheef doordat beide schuren tegen elkaar leunen. Door het verstoorde evenwicht om spatkrachten op te nemen zijn beide schuren scheef gaan staan. Dit verstoorde evenwicht is mede het gevolg van het weghalen van een kolom in de rechter schuur en vooral door slijtage en veroudering van de houtconstructie van de linker schuur. De houten staanders en ook de liggers zijn plaatselijk sterk in doorsnede verminderd door slijtage (aanrijdingen, schade door vee en dergelijke) en door aantasting door houtworm en vermolming, zie foto Figuur 2. In bijlage F is een berekening gemaakt van het effect van de weggebroken kolom in een door aantasting verzwakte houtconstructie. Deze berekening laat zien dat de vervormingen door windbelastingen tijdens storm en spatkrachten ook zonder aantasting aanzienlijk zijn. En dat deze door veroudering en aantasting van de houtconstructie en het weghalen van de kolom, zeker tot scheefstand en de daarbij behorende schade geleid hebben.
Mede gezien het gegeven dat de kans op lichte schade aan de houtconstructie door aardbevingen hier nihil is (minder dan 0,01%, zie hierboven), wordt dit soort schade zeker niet veroorzaakt of verergerd door trillingen door aardbevingen. Zie paragraaf 4.3.19 voor verdere toelichting.
Schade ten gevolge van zettinqsverschillen
Het gebouw is gefundeerd op staal op een draagkrachtige zandlaag. Onder deze zandlaag bevindt zich klei. Als deze klei belast wordt zullen daar zettingen in optreden. Deze zettingen zijn opgebouwd uit zettingen die tijdens of kort na de bouw optreden, zettingen die gedurende de eerste jaren na de bouw optreden ten gevolge van consolidatie van de klei en zeer langzame zettingen die in de loop van vele jaren optreden (kruip). Zie voor een nadere toelichting en voor de berekening daarvan bijlage E. Uit de lintvoeg en vloerwaterpassingen blijkt dat de zettingsverschillen op een aantal plaatsen zodanig groot zijn dat hierdoor schade optreedt. Onder andere schades 21, 22, 34 Urn 39, 128, 129, 130, 136, 137 en 139 worden veroorzaakt door te grote zettingsverschillen, zie paragraaf 4.3.8, 4.3.12 en 4.3.20 voor verdere toelichting.
Schade ten gevolge van spatkrachten en windbelastingen
Het gewicht van het dak en de daarop komende rustende belastingen zoals sneeuw en wind, worden in hoofdzaak opgenomen door de middelste houten portalen. In de aansluiting van het schuine vlak van het portaal met de zijwand resulteert de verticale belasting ook in een kracht evenwijdig aan het dakvlak.
Deze kracht moet via de nok evenwicht maken met de overzijde. In dit geval uiteindelijk ook met de andere schuur. Zie voor een nadere uitleg paragraaf 4.3.4. Als dit mechanisme verstoord wordt, bijvoorbeeld door verval van de houtconstructie, ontstaan onder aan de schuine vlakken van het portaal horizontale krachten. Dit zijn spatkrachten. Die duwen de zijwanden naar buiten. Ook de windbelastingen tijdens storm veroorzaken relatief grote vervormingen aan de bovenkant van de zijwanden, zie hiervoor ook bijlage F. Vooral op de hoeken veroorzaken deze spatkrachten en windbelastingen scheuren. Vooral op de hoeken veroorzaken deze spatkrachten scheuren. Schades 20, 24, 31, 32, 40, 131, 133, 135 en 141 zijn veroorzaakt door spatkrachten. Op een aantal plaatsen wordt die scheurvorming bovendien versterkt door de opgetreden zettingsverschillen. Zie paragraaf 4.3.7, 4.3.11 en 4.3.22 voor verdere toelichting.
Schade ten gevolge van vorst
Schade 19 betreft een forse schade aan de gemetselde rollaag op de top van de achtergevel. Deze rollaag is verder niet afgedekt en onder de rollaag bevindt zich lood. De stenen van de rollaag worden door regen door en door nat. Bij vorst zet dit water uit en de rollaag komt hierdoor los te liggen op het lood. Dit is de oorzaak van deze schade. Zie paragraaf 4.3.6 voor verdere toelichting.
Schade ten gevolge van een belasting
Boven de deuren van de stallen (voor zover die nog resteren) zijn geen lateien toegepast. Op het metselwerk boven de deuropeningen zijn balken opgelegd. Dit metselwerk is gescheurd omdat het metselwerk zonder latei de belasting niet kan opnemen. Dit betreft de schades 138 en 140, zie paragraaf 10 voor verdere uitleg.
In de buitenmuur naast de deur van de stallen zit een verticale scheur, schade 23. De oorzaak voor deze schade is het hard dichtslaan of dichtwaaien van deze deur. Zie paragraaf 4.3.9 voor verdere toelichting.
Schade niet ten gevolge van gaswinning
Na uitvoering van het RCA-onderzoek is de conclusie dat de voor de linker schuur bovengenoemde schades ontstaan zijn onafhankelijk van gaswinning en als gevolg daarvan het optreden van aardbevingen. Deze schades zouden daarom ook zijn opgetreden indien geen aardbevingstrillingen bij het pand zouden zijn opgetreden."