ECLI:NL:RBNNE:2021:3702
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk voordeel na vrijspraak in hoofdzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 augustus 2021 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie. De vordering was gebaseerd op een bedrag van € 259.838,21, dat volgens de officier van justitie geschat was op basis van een rapport over de berekening van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van een hennepkwekerij, zoals bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De behandeling van de vordering vond plaats op 10 augustus 2021, waarbij de veroordeelde, zijn raadsman mr. T. van der Goot, en de officier van justitie aanwezig waren.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de veroordeelde op 24 augustus 2021 vrijgesproken is van het feit waarop de vordering van de officier van justitie was gebaseerd. Aangezien de vrijspraak in de hoofdzaak betekent dat het feit niet kan dienen als grondslag voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel, heeft de rechtbank besloten de vordering van de officier van justitie af te wijzen. De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat zonder bewezen feit er geen basis is voor de ontneming van het voordeel.
De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. O.J. Bosker, en de rechters mr. K. Bunk en mr. M.M. Spooren, met mr. S.D. Rodenboog als griffier. Mr. O.J. Bosker was niet in staat om de beslissing mede te ondertekenen.