Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De kern van de zaak
2.De procedure
- het tussenvonnis van 10 maart 2021;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de akte wijziging van eis in reconventie;
- de mondelinge behandeling van 3 mei 2021 waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt, die aan het procesdossier zijn toegevoegd;
- de spreekaantekeningen van Bouwprofs Interim;
- de spreekaantekeningen van [gedaagde] .
3.De feiten
"Partijen"en ieder afzonderlijk
"Partij";
Partijen"en ieder afzonderlijk
"Partij";
"Overeenkomst") Werkzaamheden laten verrichten door de heer [gedaagde] h.o.d.n. [bedrijfsnaam gedaagde] , gevestigd te [woonplaats] volgende opdrachtnemer (hierna te noemen: "
Opdrachtnemer"):
bijlage 1. (…)
self-billing, wat ten aanzien van [gedaagde] concreet inhield dat Bouwprofs Interim op basis van de door [gedaagde] ingevulde urenregistratie creditfacturen (facturen aan zichzelf) opmaakte voor het bedrag dat [gedaagde] van Bouwprofs Interim diende te ontvangen en dat zij dit bedrag vervolgens aan [gedaagde] voldeed. Op deze facturen stond in de kolom "werknemer" vermeld: "
, A (ZZP". Op door Bouwprofs Interim aan [gedaagde] verstrekte declaratieformulieren is een kolom
Uitzendkracht/gedetacheerdevermeld, waarin [gedaagde] telkens zijn persoonlijke gegevens invulde.
uiterlijk op 29 juni 2020het bedrag groot € 55.000,- ter zake van de boetes te voldoen (…)
uiterlijk op 16 juni 2020uw werkzaamheden ten behoeve van (direct of indirect) klanten waar u door tussenkomst van cliënte werkzaam bent geweest, te staken en gestaakt te houden en mij dit schriftelijk te bevestigen."
4.De vorderingen en het verweer
in conventie
Ten eersteheeft [gedaagde] de reikwijdte van het concurrentiebeding nooit begrepen, waarvan Bouwprofs Interim op de hoogte was, zodat het concurrentiebeding op grond van misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen en uit dien hoofde vernietigd dient te worden.
Ten tweedekan geen boete verschuldigd zijn op grond van het concurrentiebeding nu dit beding in strijd is met artikel 7:653 lid 2 BW. De overeenkomst van partijen is, anders dan Bouwprofs Interim betoogt, géén overeenkomst van opdracht maar een bijzondere arbeidsovereenkomst als bedoeld in de wet, te weten een uitzendovereenkomst. Het overeenkomen van een concurrentiebeding is in tijdelijke arbeidscontracten in beginsel verboden, tenzij de werkgever in het concurrentiebeding zwaarwegende en specifieke bedrijfsbelangen aangeeft. Dat heeft Bouwprofs Interim in dit geval niet gedaan. Voor zover sprake zóu zijn van een overeenkomst van opdracht, stelt [gedaagde] dat artikel 7:653 lid 2 BW ten aanzien van hem als zzp'er, die bijzondere bescherming behoeft, analoog moet worden toegepast. Het was niet duidelijk voor hem dat een concurrentiebeding was overeengekomen en daarnaast is hij laaggeletterd waardoor hij de inhoud en de gevolgen van het beding niet begreep. Bouwprofs Interim had hem hierop moeten wijzen.
Ten derdeis het concurrentiebeding nietig wegens strijd met het belemmeringsverbod van artikel 9a Waadi, dat inhoudt dat een uitlener geen belemmeringen mag opwerpen voor het aangaan van een arbeidsovereenkomst met de inlener na afloop van de terbeschikkingstelling van de uitzendwerknemer althans de opdrachtnemer.
Ten vierdemoet het concurrentiebeding op grond van de redelijkheid en billijkheid, als bedoeld in artikel 6:248 BW, buiten werking worden gesteld, althans de boetevordering van Bouwprofs Interim op grond van artikel 6:94 lid 1 BW tot nihil te worden gematigd, nu toepassing van de boetebepaling in het geval van [gedaagde] tot een onaanvaardbaar resultaat leidt. [gedaagde] zat na de beëindiging van zijn overeenkomst met Bouwprofs Interim dringend om werk en inkomen verlegen. Het werk bleek schaars te zijn, zodat [gedaagde] nergens anders terecht kon dan bij [opdrachtgever] . Het kan hem in de gegeven omstandigheden niet worden verweten dat hij die kans met beide handen heeft aangegrepen. [gedaagde] wijst er ook op dat Bouwprofs Interim niet heeft onderbouwd dat en in hoeverre zij zou zijn geschaad door schending van het concurrentiebeding en dat de overeenkomst van partijen slechts korte tijd heeft geduurd. Toewijzing van de gevorderde boetes zal ten slotte tot grote schulden voor [gedaagde] leiden, hetgeen hem onbillijk benadeelt.
5.De beoordeling van het geschil
Degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt legt geen belemmeringen in de weg voor de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst na afloop van de terbeschikkingstelling tussen de ter beschikking gestelde arbeidskracht en degene aan wie hij ter beschikking is gesteld.
Elk beding in strijd met het eerste lid is nietig, met uitzondering van een beding op grond waarvan door degene aan wie de arbeidskracht ter beschikking is gesteld een redelijke vergoeding verschuldigd is aan degene die de arbeidskracht ter beschikking heeft gesteld voor deze verleende diensten in verband met de terbeschikkingstelling, werving of opleiding van de betreffende arbeidskracht.
arbeidskrachtendie een
arbeidsverhoudinghebben met een uitzendbureau. Volgens de rechtspraak van het HvJ EU is voor een
arbeidsverhoudingkenmerkend dat een persoon gedurende een zekere tijd voor een ander en onder diens leiding prestaties levert in ruil voor een vergoeding. Voor de toepasselijkheid van de Uitzendrichtlijn en de Waadi is aldus niet vereist dat tussen de arbeidskracht en het uitzendbureau een arbeidsovereenkomst is overeengekomen. Ook wanneer een uitzendbureau een zelfstandige (zzp'er) krachtens een overeenkomst van opdracht ter beschikking stelt aan een inlenende onderneming om daar onder leiding en toezicht van deze inlener te werken zijn de Uitzendrichtlijn en de Waadi van toepassing. Van leiding en toezicht door de inlener is onder meer sprake wanneer de arbeidskracht instructies krijgt van de inlener over de uitvoering van zijn werk en over de uitvoering van het werk aan de inlener verantwoording moet afleggen.