ECLI:NL:RBNNE:2021:3237

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
18/730031-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van vermeende deelname aan criminele organisatie en wapenbezit

Op 29 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en wapenbezit. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide feiten. De rechtbank oordeelde dat er weliswaar een criminele organisatie bestond, maar dat niet bewezen kon worden dat de verdachte hiervan op de hoogte was of dat hij deel uitmaakte van deze organisatie. De verdachte had geen aandeel in de gedragingen die verband hielden met het oogmerk van de criminele organisatie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wist dat er een airsoft revolver en munitie in de Kringloopwinkel in Oosterwolde aanwezig waren, en dat zijn verklaring hierover geloofwaardig was. De rechtbank heeft de in beslag genomen verdovende middelen en munitie onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. De uitspraak volgde na een inhoudelijke behandeling van de zaak, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van het openbaar ministerie. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen toegepast en de vrijspraak gemotiveerd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18/730031-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 juli 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende [straatnaam] te [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijke onderzoek ter terechtzitting van 10 juni 2021 en 15 juli 2021. De strafzaak tegen de verdachte is eerder behandeld op de zittingen van 19 oktober 2020, 12 januari 2021, 1 april 2021 en 25 mei 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. B. Canoy, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door (onder meer) mr. G. Wilbrink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 juli 2019 tot en met 27 februari 2020 te Leeuwarden en/of Oosterwolde, althans (elders) in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
medeverdachte(n) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11] en/of [medeverdachte 12] en/of een of meer andere personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk telkens het plegen van
- internationale wapenhandel, als bedoeld in artikel 14, lid 1 van de Wet wapens en munitie, namelijk het zonder consent doen binnenkomen of doen uitgaan van diverse wapens en/of munitie van categorie II en/of III van en/of naar het buitenland, en/of
- wapenhandel, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, en/of artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, waarbij de wapenhandel onder andere bestond uit het zonder erkenning vervaardigen en/of transformeren en/of in de uitoefening van een bedrijf uitwisselen en/of verhuren en/of (anderszins) ter beschikking stellen en/of herstellen en/of beproeven en/of verhandelen en/of van overdragen van diverse wapens en/of munitie van categorie II en/of
categorie III, en/of
- wapenbezit, als bedoeld in artikel 13, eerste lid, en/of artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, namelijk het voorhanden hebben van wapens en/of munitie van categorie I en/of categorie II en/of categorie III, en/of
- fraude, als bedoeld in artikel 225 en/of artikel 321 en/of artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk valsheid in geschrifte en/of verduistering en/of oplichting, en/of
- geweldsdelicten, als bedoeld in artikel 285 en/of artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk bedreiging met (dodelijk) geweld en/of mishandeling(en), en/of
- mensenhandel, als bedoeld in artikel 273f van Wetboek van Strafrecht, namelijk (arbeids)uitbuiting;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 februari 2020 tot en met 27 februari 2020 te Oosterwolde, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een wapen van categorie I onder 7, te weten een airsoft revolver ASG, van het merk Dan Wesson 4" 15-V, kaliber 6 mm B, en/of 8 stuks 6mm BB insteekpatronen, zijnde zijnde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonden met een (vuur)wapen dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt is,
voorhanden heeft/hebben gehad,
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 februari 2020 tot en met 27 februari 2020 te Oosterwolde, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- munitie van categorie III, te weten een zak met 40 kogelpatronen van diverse fabrikanten in het kaliber 7,62x39 mm, type Ball (zijnde kogelpatronen die veel gebruikt worden in AK-47-achtige vuurwapens),
voorhanden heeft/hebben gehad.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officieren van justitie
Feit 1.
De officieren van justitie hebben veroordeling gevorderd voor feit 1 (criminele organisatie). Verdachte heeft bekend dat hij activiteiten heeft ondernomen om met het op zijn naam staande bedrijf [organisatie] frauduleus te handelen. Deze werkwijze is geïnstrueerd door [medeverdachte 1] en is soortgelijk aan de frauduleuze handelingen die zijn begaan met de bedrijven [bedrijf 1] en [bedrijf 2] .
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 dagen met aftrek van voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast een werkstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Feit 2.
De officieren van justitie hebben vrijspraak gevorderd van feit 2, wegens het ontbreken van overtuigend bewijs. Verdachte heeft ontkend dat hij wist van het wapen en de munitie.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1.
De raadsman heeft vrijspraak van feit 1 bepleit, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Verdachte had (onvoldoende) wetenschap van een criminele organisatie. Niet blijkt van een samenwerkingsverband tussen verdachte en anderen met een duurzaam of gestructureerd karakter. Verdachte was immers slechts twee weken in de Kringloopwinkel.
Feit 2.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat niet blijkt dat verdachte wist dat er een wapen en munitie in de Kringloop aanwezig waren. De verklaring van verdachte is geloofwaardig.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1.
Van deelneming aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr. kan slechts sprake zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt in, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk tot het plegen van misdrijven. [1] Een bijdrage is ook mogelijk door handelingen te verrichten die op zichzelf niet strafbaar zijn, mits de verdachte in het algemeen weet heeft van het criminele oogmerk van de organisatie.
Het samenwerkingsverband - tussen de verdachte en ten minste één andere persoon - dient een zekere duurzaamheid en structuur te hebben. Het is niet vereist dat de verdachte heeft samengewerkt met, of bekend was met, alle andere deelnemers of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Indicaties voor een samenwerkingsverband kunnen zijn: een hiërarchie of een nauwe afstemming van planmatige activiteiten.
Het oogmerk van de organisatie moet zijn gericht op het plegen van misdrijven; het is niet vereist dat reeds een aanvang is gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan. Voor het bewijs komt onder meer betekenis toe aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan de duurzaamheid of structuur van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de taakverdeling en uit de planmatigheid van de verrichte activiteiten.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat van een criminele organisatie sprake is geweest in de ten laste gelegde periode van 19 juli 2019 tot en met 27 februari 2020. Uit het dossier blijkt namelijk dat een aantal medeverdachten zich gedurende langere tijd grootschalig en systematisch heeft beziggehouden met wapenhandel, geweld, fraude en mensenhandel. Een aantal medeverdachten, waaronder [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] , hield zich nadrukkelijk bezig met frauduleuze handelingen met lege BV’s. Vervolgens zijn de Rabobank en ABN AMRO op een gelijksoortige manier opgelicht door het indienen van valse incassobatches. Uit tapgesprekken blijkt van enige hiërarchie tussen de verdachten.
Hoewel aannemelijk is dat verdachte een rol heeft gespeeld in de frauduleuze activiteiten, kan echter naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte in dit onderzoek tevens heeft deelgenomen aan de criminele organisatie. Uit de bewijsmiddelen is namelijk onvoldoende gebleken dat verdachte een aandeel had in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van een van de oogmerken van de criminele organisatie.
Verdachte kwam pas halverwege februari 2020 voor het eerst in de Kringloopwinkel. Niet blijkt dat hij toen al wist dat er sprake was van een criminele organisatie. Evenmin is gebleken dat hij duurzaam heeft behoord tot het samenwerkingsverband. Het enkele verkrijgen van informatie van [medeverdachte 1] over hoe de fraude gepleegd kan worden, is daarvoor onvoldoende. De activiteiten die verdachte heeft ontplooid en erkend rondom [organisatie] zijn daarvoor eveneens onvoldoende. Van betrokkenheid bij of van afstemming met leden van de criminele organisatie is onvoldoende gebleken. De rechtbank zal verdachte, gelet op het voorgaande, dan ook vrijspreken van feit 1.
Feit 2.
De rechtbank is, met de officieren van justitie en de verdediging, van oordeel dat onvoldoende overtuigend bewijs voorhanden is voor feit 2. Verdachte heeft immers ontkend dat hij wetenschap had van het in de Kringloopwinkel aanwezige wapen en de munitie. Deze verklaring acht de rechtbank geloofwaardig nu deze door geen enkel bewijsmiddel wordt weersproken.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat, niet tegenstaande de vrijspraak van het ten laste gelegde, de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen:
- onder 1 een zak verdovende middelen en
- onder 2 een zak met munitie
moeten worden onttrokken aan het verkeer, nu deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet, welke bij gelegenheid van het onderzoek van de feiten, waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen en die kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.

Toepassing van wetsartikelen

De maatregel is gegrond op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

De rechtbank

vrijspraak
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
beslag
verklaart onttrokken aan het verkeerde op de beslaglijst onder 1 en vermelde voorwerpen, te weten:
een zak drugs
een zak munitie.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. M.A.M. Wolters, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juli 2021.
Mr. L.W. Janssen en mr. M.A.M. Wolters zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 10 februari 2015 (ECLI:NL:HR:2015:264) en Hoge Raad 14 maart 2017 (ECLI:NL:HR:2017:413).