ECLI:NL:RBNNE:2021:3235

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
18/730032-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in wapenhandel en criminele organisatie

Op 29 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en verschillende feiten met betrekking tot wapenhandel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, waaronder internationale wapenhandel, wapenbezit en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de wapenleveringen of dat zij enige betrokkenheid had bij de criminele activiteiten. De verdachte was enkel aanwezig in de auto waarin de wapens werden vervoerd, maar er was geen bewijs dat zij wist van de wapens of dat zij een actieve rol had in de wapenhandel. De rechtbank concludeerde dat de enkele aanwezigheid van de verdachte in de BMW onvoldoende was voor een veroordeling. De officieren van justitie hadden een gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld op basis van de beschikbare bewijsstukken. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in strafzaken en de noodzaak om de betrokkenheid van een verdachte bij criminele activiteiten duidelijk aan te tonen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18/730032-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 juli 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
domicilie kiezende ten kantore van haar raadsvrouw: Nieuwe Ebbingestraat 133 (9714 AM) te Groningen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijke onderzoek ter terechtzitting van 25 mei 2021, 1 juni 2021, 8 juni 2021 en 15 juli 2021. De strafzaak tegen de verdachte is eerder behandeld op de zittingen van 19 oktober 2020, 12 januari 2021 en 1 april 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. M. Schlepers, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door (onder meer) mr. G. Wilbrink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 27 februari 2020 te Groningen en/of Drachten en/of Oosterwolde, althans (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten medeverdachte(n) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11] en/of [medeverdachte 12] en/of een of meer andere personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk telkens het plegen van
- internationale wapenhandel, als bedoeld in artikel 14, lid 1 van de Wet wapens en munitie, namelijk het zonder consent doen binnenkomen of doen uitgaan van diverse wapens en/of munitie van categorie II en/of III van en/of naar het buitenland, en/of
- wapenhandel, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, en/of artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, waarbij de wapenhandel onder andere bestond uit het zonder erkenning vervaardigen en/of transformeren en/of in de uitoefening van een bedrijf uitwisselen en/of verhuren en/of (anderszins) ter beschikking stellen en/of herstellen en/of beproeven en/of verhandelen en/of van overdragen van diverse wapens en/of munitie van categorie II en/of
categorie III, en/of
- wapenbezit, als bedoeld in artikel 13, eerste lid, en/of artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, namelijk het voorhanden hebben van wapens en/of munitie van categorie I en/of categorie II en/of categorie III, en/of
- fraude, als bedoeld in artikel 225 en/of artikel 321 en/of artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk valsheid in geschrifte en/of
verduistering en/of oplichting, en/of
- geweldsdelicten, als bedoeld in artikel 285 en/of artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk bedreiging met (dodelijk) geweld en/of mishandeling(en), en/of
- mensenhandel, als bedoeld in artikel 273f van Wetboek van Strafrecht, namelijk (arbeids)uitbuiting;
2.
zij op of omstreeks 27 februari 2020 te Oosterwolde en/of Drachten, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
zonder erkenning een of meer wapen(s) van categorie II en/of munitie van categorie III, te weten
(pseudokoop 27 februari 2020)
- een (automatisch) (vuur)wapen van categorie II, te weten een randvuur machinepistool Gorenje, MGV-176 (met bijbehorende en werkende geluiddemper en/of een 161-schots patroonmagazijn (trommelmagazijn)), kaliber .22 LR, en/of
- een (vuur)wapen van categorie II, te weten een aanvalsgeweer Norinco, 56-1, kaliber 7, 62x39, dat geschikt is om automatisch te vuren (en/of voorzien van een 30-schots patroonmagazijn van hetzelfde merk), en/of
- munitie van categorie III, te weten een knalpatroon van het merk Geco, kaliber 9mm PA Blanc en/of een huls van het merk Igman, kaliber 9x19 mm,
heeft/hebben vervaardigd en/of getransformeerd en/of in de uitoefening van een bedrijf heeft/hebben uitgewisseld en/of verhuurd en/of anderzins ter beschikking heeft/hebben gesteld en/of heeft/hebben hersteld en/of heeft/hebben beproefd en/of heeft/hebben verhandeld;
3.
zij op of omstreeks 27 februari 2020 te Oosterwolde en/of Drachten, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
een of meer wapen(s) van categorie II en/of munitie van categorie III, te weten
(pseudokoop 27 februari 2020)
- een (automatisch) (vuur)wapen van categorie II, te weten een randvuur machinepistool Gorenje, MGV-176 (met bijbehorende en werkende geluiddemper en/of een 161-schots patroonmagazijn (trommelmagazijn)), kaliber .22 LR, en/of
- een (vuur)wapen van categorie II, te weten een aanvalsgeweer Norinco, 56-1, kaliber 7, 62x39, dat geschikt is om automatisch te vuren (en/of voorzien van een 30-schots patroonmagazijn van hetzelfde merk), en/of
- munitie van categorie III, te weten een knalpatroon van het merk Geco, kaliber 9mm PA Blanc en/of een huls van het merk Igman, kaliber 9x19 mm,
heeft/hebben overgedragen;
4.
zij op of omstreeks 27 februari 2020 te Oosterwolde en/of Drachten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
(pseudokoop 27 februari 2020)
- een (automatisch) (vuur)wapen van categorie II, te weten een randvuur machinepistool Gorenje, MGV-176 (met bijbehorende en werkende geluiddemper en/of een 161-schots patroonmagazijn (trommelmagazijn)), kaliber .22 LR, en/of
- een (vuur)wapen van categorie II, te weten een aanvalsgeweer Norinco, 56-1, kaliber 7, 62x39, dat geschikt is om automatisch te vuren (en/of voorzien van een 30-schots patroonmagazijn van hetzelfde merk), en/of
- munitie van categorie III, te weten een knalpatroon van het merk Geco, kaliber 9mm PA Blanc en/of een huls van het merk Igman, kaliber 9x19 mm,
voorhanden heeft/hebben gehad.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officieren van justitie
Feit 2, 3 en 4
De officieren van justitie hebben veroordeling gevorderd van de feiten 2, 3 en 4 (de pseudokoop). Uit de OVC-gesprekken en de camerabeelden van de Kringloop blijkt dat verdachte op meerdere momenten in de Kringloop aanwezig is terwijl uitgebreid over de (kennelijk zichtbaar) aanwezige wapens wordt gesproken. Verdachte vertrekt daarna met [medeverdachte 2] , die een grote tas bij zich draagt, in de BMW naar Drachten voor de ontmoeting met de pseudokopers. De wapens en munitie lagen in de BMW en verdachte was aanwezig bij de pseudokoop. Er is sprake van medeplegen door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] en verdachte, omdat zij allen op de hoogte waren van de wapenlevering en ieder een rol hadden in de levering van de wapens.
Feit 1.
De officieren van justitie hebben tevens veroordeling gevorderd voor het lidmaatschap van een criminele organisatie. Verdachte is de vriendin van [medeverdachte 2] en kwam regelmatig op het [straatnaam] en bij de Kringloop in Oosterwolde. Zij was aanwezig vóór en tijdens de pseudokoop (feiten 2, 3 en 4). De telefoon van verdachte is gebruikt voor het maken van ontstekers door [medeverdachte 4] . Voorts is zij naar Amersfoort geweest voor de aankoop van de wapens bij [naam 1] . Gelet op de betrokkenheid van verdachte bij de organisatie en de strafbare feiten is haar wetenschap onmiskenbaar.
De officieren van justitie hebben een gevangenisstraf geëist van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
Het standpunt van de verdediging
Feit 2, 3 en 4.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de feiten 2, 3 en 4 (de pseudokoop), omdat niet blijkt van enige betrokkenheid van verdachte. Er is onvoldoende bewijs voor medeplegen, omdat niet blijkt dat verdachte enige bijdrage heeft geleverd. Uit niets blijkt van enige wetenschap vóór, tijdens of na de feiten. Niet blijkt dat verdachte aanwezig was tijdens gesprekken in de Kringloop over wapens. Verdachte wist evenmin iets van de wapens en munitie in de BMW, laat staan dat zij daarover beschikkingsmacht had.
Feit 1.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het lidmaatschap van een vermeende criminele organisatie wegens het ontbreken van bewijs. Verdachte had geen wetenschap van het handelen van haar vriend [medeverdachte 2] , noch had zij wetenschap van een criminele organisatie. Verdachte maakte geen onderdeel uit van de vriendengroep die de vermeende criminele organisatie zou vormen. Evenmin heeft verdachte een aandeel gehad in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Zij heeft zulke gedragingen ook niet ondersteund.
Het oordeel van de rechtbank
Handelen van verdachte
De rechtbank neemt als vaststaand het volgende aan.
Het Telegram-account [naam 2] (verder: [naam 2] ), gebruikt door [medeverdachte 1] , heeft contact met het Telegram-account [naam 3] , gebruikt door pseudokoper S141. Er volgt een koopovereenkomst, waarbij de pseudokoper twee automatische vuurwapens en een raketwerper voor in totaal € 9.000,00 zal kopen van [naam 2] . Zij spreken een levering af op 27 februari 2020 om 21.00 uur bij het [naam hotel] in Drachten.
Volgens het procesdossier is aan die afspraak het volgende voorafgegaan:
Op 27 februari 2020 om 12.03 uur arriveren [medeverdachte 2] en verdachte bij de Kringloopwinkel in Oosterwolde, waarna verdachte om 12.04 uur weer vertrekt in de BMW met kenteken [kenteken] (verder: de BMW). Om 12.26 uur zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] bezig met wapens en zij spreken daarover. De rechtbank stelt vast dat verdachte bij deze wapengerelateerde gesprekken dus niet aanwezig was.
Om 12.58 uur bellen [medeverdachte 2] en verdachte met elkaar. Verdachte zegt: “
straks als we naar Groningen rijden dan rijd ik, er staat politie bij de rotonde.” [medeverdachte 2] antwoordt: “
Doe rustig aan, ik heb dingen in de auto liggen.” Verdachte zegt dat zij rustig doet en bij Hoogkerk rijdt. De rechtbank kan niet vaststellen of er op dat moment wapens in de BMW aanwezig waren. Ook de rit naar Groningen kan niet gerelateerd worden aan de afspraaklocatie in Drachten. Hoewel de inhoud van het telefoongesprek te denken geeft, is het daarmee nog niet relevant voor het bewijs.
Vanaf 15.06 uur tot 16.04 uur is verdachte weer in de Kringloop aanwezig. Omstreeks 15.32 uur spreken [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] over wapens en de aankomende ontmoeting bij het [naam hotel] . Uit de OVC-geluidsfragmenten blijkt echter niet dat verdachte bij dit gesprek aanwezig is. De rechtbank kan dus niet vaststellen dat verdachte wetenschap heeft van dit gesprek. De stelling van de officier van justitie dat verdachte dit wel gehoord moet hebben, gelet op de kleine ruimte waarin dit gesprek heeft plaatsgevonden, vindt geen steun in het dossier.
Omstreeks 16.14 uur spreken [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] wederom over wapens. Vanaf 19.11 uur spreken [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] over de aankomende levering. [medeverdachte 5] wordt gevraagd de spullen uit een auto te halen. De politie ziet dat [medeverdachte 5] hierop een zwarte sporttas uit de Opel Combo pakt. Vervolgens draagt [medeverdachte 2] die sporttas om 19.37 uur weer naar buiten.
De rechtbank kan niet vaststellen of verdachte bij deze gesprekken en handelingen aanwezig was.
Om 19.23 uur is te horen dat [medeverdachte 1] zegt: “
Hoe laat is [naam 4] terug? (…) Om negen uur staan die jongens daar, he”.[medeverdachte 11] reageert daarop met: “
Je mag mijn auto ook meenemen.” De rechtbank concludeert dat kennelijk is bedoeld te vragen of de BMW tijdig beschikbaar zou zijn voor de afspraak met de pseudokopers. Hieruit is geen wetenschap van verdachte omtrent deze afspraak af te leiden.
Om 20.12 uur arriveert verdachte wederom bij de Kringloop. Verdachte en [medeverdachte 2] verlaten om 20.35 uur de Kringloop. [medeverdachte 2] draagt een tas en legt de tas op de achterbank van de BMW.
Nadien blijkt dat in de BMW op de achterbank de wapens en munitie in plastic zakken zijn aangetroffen. De rechtbank leidt hieruit af dat de wapens en munitie dus niet zichtbaar in de BMW lagen. Dat verdachte hier weet van had, staat dus niet vast.
Om 21.02 uur stopt de BMW op de Tjaarda in Drachten. [medeverdachte 2] verlaat de BMW en stapt bij [medeverdachte 3] in de VW T-ROC. Om 21.06 uur volgt de ontmoeting van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] met de pseudokopers (S141 en S142) bij het [naam hotel] in Drachten. Voorgesteld is om de levering op een andere parkeerplaats te laten plaatsvinden, maar de pseudokopers weigeren dat. Vervolgens vertrekken [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 2] stapt weer in de BMW, waarin verdachte zich nog steeds bevindt, en rijdt terug naar de parkeerplaats van het [naam hotel] . Daar toont [medeverdachte 2] de inhoud van een plastic tas. Vervolgens zijn [medeverdachte 2] en verdachte aangehouden.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit deze handelingen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] niet gebleken dat zij verdachte bij de wapenleverantie wilden betrekken. Uit de bevindingen van de pseudokopers blijkt evenmin dat verdachte zich op enig moment heeft gemengd in de ontmoeting met hen, dan wel dat verdachte iets heeft gezegd of anderszins een rol had.
Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte enkel aanwezig is geweest in de BMW waarin de wapens en munitie werden vervoerd.
Feit 2 – verhandelen van wapens
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank dat evident blijkt van het verhandelen van wapens en munitie in de zin van artikel 9 van de Wet wapens en munitie. Er is immers een gedetailleerde overeenkomst gesloten tussen [naam 2] en de pseudokopers voor de aankoop van wapens en munitie. Echter, er is niet gebleken van betrokkenheid van verdachte bij de voorbereiding, totstandkoming of uitvoering van die overeenkomst. Zelfs indien kon worden bewezen dat verdachte zich hiervan in enige mate bewust was, is niet gebleken van een gezamenlijke uitvoering, noch van een materiële of intellectuele bijdrage die van voldoende gewicht was. Om medeplegen te kunnen bewijzen, is de enkele aanwezigheid van verdachte in de BMW onvoldoende. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van feit 2.
Feit 3 – overdragen van wapens
Op grond van het voorgaande kan de rechtbank niet vaststellen dat er op enig moment een overdracht van wapens en munitie heeft plaatsgevonden in de zin van artikel 31 van de Wet wapens en munitie. Het enkele tonen van wapens en munitie aan de pseudokopers door [medeverdachte 2] vormt immers nog geen overdracht van de feitelijke macht. Ook een eventuele bijdrage van verdachte in de vorm van medeplegen kan daardoor niet worden bewezen. De rechtbank concludeert dat eveneens vrijspraak moet volgen voor feit 3.
Feit 4 – voorhanden hebben van wapens
Om het voorhanden hebben van wapens en munitie in de zin van artikel 26 van de Wet wapens en munitie te kunnen bewijzen, moet blijken dat die wapens en munitie aanwezig waren in de BMW, dat verdachte zich daarvan in enige mate bewust was en dat zij hierover een zekere beschikkingsmacht kon uitoefenen. Het dossier bevat echter geen aanknopingspunten voor die bewustheid. Haar enkele aanwezigheid in de BMW is daarvoor onvoldoende. Zelfs indien verdachte al enige wetenschap had van de wapens en munitie, dan blijkt uit het dossier niets van enige beschikkingsmacht hierover. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het voorhanden hebben van de wapens en munitie.
Feit 1 – crimineel samenwerkingsverband
Van deelneming aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr. kan slechts sprake zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het criminele oogmerk, of zij zulke gedragingen ondersteunt. [1] Een bijdrage is ook mogelijk door handelingen te verrichten die niet strafbaar zijn. Voldoende is dat de verdachte in het algemeen weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.
structuur en duurzaamheid
Voor het aannemen van een organisatie is een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, vereist tussen de verdachte en ten minste één andere persoon.
Niet is vereist dat komt vast te staan dat de verdachte heeft samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met, alle anderen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Evenmin is vereist dat sprake is van een hiërarchie, maar dit kan een indicatie zijn voor een samenwerkingsverband. Een andere indicatie is de nauwe afstemming van planmatige activiteiten.
oogmerk van de organisatie
Het oogmerk van de organisatie moet zijn gericht op het plegen van misdrijven. Daarbij is voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat nog geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijke plegen. Voor het bewijs komt onder meer betekenis toe aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het duurzame of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge taakverdeling met het oog op het gemeenschappelijke doel, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de activiteiten van de deelnemers.
Niet is vereist dat dit de voornaamste bestaansgrond is. Het in casu veel gehoorde verweer van een langer bestaande vriendengroep doet niet af aan het bestaan van een criminele organisatie met bedoeld oogmerk. Die sociale relaties kunnen in feite het smeermiddel vormen voor een criminele samenwerking. [2]
De rechtbank heeft hiervoor geconcludeerd dat de enkele aanwezigheid van verdachte op 27 februari 2020 in de BMW, met daarin de wapens en munitie, onvoldoende bewijs oplevert voor het verhandelen, overdragen en voorhanden hebben van wapens en munitie in de zin van de artikelen 9, 31 en 26 van de Wet wapens en munitie.
Ook anderszins is niet gebleken dat verdachte behoorde tot het criminele samenwerkings-verband, als zij hiervan al wetenschap had. De verklaring van [naam 5] laat de rechtbank buiten beschouwing, nu die in zoverre geen steun vindt in het dossier. Ook blijkt niet dat verdachte een aandeel had in gedragingen die strekten tot of rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het criminele doel, of dat zij die gedragingen ondersteunde.
De officieren van justitie hebben ook nog genoemd dat verdachte een telefoon met trilfunctie heeft afgegeven en dat verdachte aanwezig was tijdens een rit naar Amersfoort.
De rechtbank kan uit het afgeven van de telefoon niet zonder aanvullend (steun)bewijs afleiden dat verdachte wetenschap had van een criminele organisatie. Verdachte is door haar vriend, [medeverdachte 2] , gevraagd om een telefoon, maar het is niet gebleken dat verdachte wist of moest weten dat die telefoon onderdeel zou gaan uitmaken van een ontstekingsmechanisme. Uit het dossier blijkt evenmin dat verdachte op 24 februari 2020 met [medeverdachte 2] naar Amersfoort is gereden voor de aankoop van wapens. Mocht zij al mee zijn gereisd, dan is uit het procesdossier in ieder geval niet gebleken dat zij wetenschap had van een wapenleverantie.
Concluderend zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken van feit 1.

Uitspraak

De rechtbank

vrijspraak
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2, 3 en 4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. M.A.M. Wolters, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juli 2021.
Mr. L.W. Janssen en mr. M.A.M. Wolters zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 10 februari 2015 (ECLI:NL:HR:2015:264) en Hoge Raad 14 maart 2017 (ECLI:NL:HR:2017:413).