ECLI:NL:RBNNE:2021:3213

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
18/750021-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het voorhanden hebben van een handgranaat en deelname aan een criminele organisatie

Op 29 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van het voorhanden hebben van een handgranaat en deelname aan een criminele organisatie. De feiten vonden plaats in de periode van juli tot augustus 2019 in Oss. De rechtbank oordeelde dat uit afgeluisterde gesprekken en andere bewijsmiddelen bleek dat de verdachte betrokken was bij het bezit van een echte handgranaat, die hij heeft gegooid, waardoor schade aan meerdere voertuigen en een woning is ontstaan. Daarnaast was de verdachte geïntegreerd in een criminele organisatie die zich bezighield met wapenhandel, fraude en geweldsdelicten. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van drie jaar op. De in beslag genomen goederen werden onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18/750021-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 juli 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijke onderzoek ter terechtzitting van 21 mei 2021, 1 juni 2021, 3 juni 2021 en 15 juli 2021. De strafzaak tegen de verdachte is eerder behandeld op de zittingen van 2 juni 2020, 24 augustus 2020, 19 oktober 2020, 12 januari 2021 en 1 april 2021.
Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn raadsvrouw mr. A. Çimen, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door (onder meer) mr. G. Wilbrink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging d.d. 19 oktober 2020, ten laste gelegd dat:
1.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 27 februari 2020 te Oosterwolde en/of Hoogezand en/of Groningen en/of Soesterberg en/of Leeuwarden en/of Smilde en/of Oss, althans (elders) in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten medeverdachte(n) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11] en/of [medeverdachte 12] en/of een of meer andere personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk telkens het plegen van:
- internationale wapenhandel, als bedoeld in artikel 14, lid 1 van de Wet wapens en munitie, namelijk het zonder consent doen binnenkomen of doen uitgaan van diverse wapens en/of munitie van categorie II en/of III van en/of naar het buitenland, en/of
- wapenhandel, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, en/of artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, waarbij de wapenhandel onder andere bestond uit het zonder erkenning vervaardigen en/of transformeren en/of in de uitoefening van een bedrijf uitwisselen en/of verhuren en/of (anderszins) ter beschikking stellen en/of herstellen en/of beproeven en/of verhandelen en/of van overdragen van diverse wapens en/of munitie van categorie II en/of categorie III, en/of
- wapenbezit, als bedoeld in artikel 13, eerste lid, en/of artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, namelijk het voorhanden hebben van wapens en/of munitie van categorie I en/of categorie II en/of categorie III, en/of
- fraude, als bedoeld in artikel 225 en/of artikel 321 en/of artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk valsheid in geschrifte en/of verduistering en/of oplichting, en/of
- geweldsdelicten, als bedoeld in artikel 285 en/of artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk bedreiging met (dodelijk) geweld en/of mishandeling(en), en/of
- mensenhandel, als bedoeld in artikel 273f van Wetboek van Strafrecht, namelijk (arbeids)uitbuiting;
2.
hij in of omstreeks de periode van 31 juli 2019 tot en met 1 augustus 2019 te Oosterwolde en/of Oss, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, te weten een explosief/granaat, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 31 juli 2019 tot en met 1 augustus 2019 te Oss, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk
  • een of meer auto(’s), te weten een rode Peugeot 108 (kenteken [kenteken 1] ) en/of een grijze Volkswagen Golf ( [kenteken 1] ) en/of een grijze Volkswagen Polo ( [kenteken 1] ), en/of
  • een woning, en/of
  • een brievenbus, althans hekwerk,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een of meer ander(en) dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), te weten aan (onder meer) [benadeelde partij] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt, door op of in de richting van voornoemd(e) goed(eren) een explosief te gooien.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officieren van justitie
Feit 1 – crimineel samenwerkingsverband
De officieren van justitie hebben veroordeling gevorderd voor feit 1. Verdachte is deelnemer aan een criminele organisatie die het plegen van de genoemde misdrijven tot oogmerk had.
Het bestaan van deze organisatie blijkt onder meer uit het hebben van een uitvalsbasis (de woning aan het [straatnaam] en later de Kringloopwinkel te Oosterwolde), het dagelijks contact tussen de deelnemers, de communicatie die deels plaatsvond met afgeschermde communicatiemiddelen, de interne regels en hiërarchie, en de coördinatie en aansturing. Er is geen sprake van een legale onderneming; de Kringloopwinkel is slechts gebruikt als dekmantel voor de criminele organisatie. Het oogmerk van de criminele organisatie was wapenhandel in allerlei varianten, fraude, geweld, uitbuiting en het plegen van toekomstige misdrijven. Uit de telefoons van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] blijkt van actieve acquisitie met betrekking tot wapen- en drugshandel en fraude. Dat verdachte zelf actief deelnam aan deze criminele organisatie blijkt uit zijn aandeel in de feiten 2 en 3 en uit zijn wetenschap van de wapenhandel. Daarbij heeft verdachte in een OVC-gesprek de werking van de criminele organisatie en zijn rol daarin specifiek omschreven.
Feit 2 en 3 – wapenbezit en vernieling
De officieren van justitie hebben veroordeling gevorderd voor de feiten 2 en 3 (bezit van een granaat en vernieling). Uit de melding, de aangifte van [benadeelde partij] , de observaties, de OVC-gesprekken en de gegevens van de peilbakens blijkt dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte 2] en met [naam 1] op 30 en 31 juli 2019 in de nachtelijke uren richting Oss is gereden. Op 1 augustus 2019 is het drietal weer naar Oss gereden en heeft verdachte een handgranaat of ander explosief gegooid. Uit de OVC-gesprekken blijkt dat verdachte meermalen heeft gesproken over het gooien van een handgranaat of explosief. Daarbij komt dat [medeverdachte 2] in die periode de beschikking had over handgranaten. Hoewel forensisch onderzoek hier ontbreekt, is hier naar objectieve maatstaven en naar de uiterlijke verschijningsvorm sprake van het gooien van een handgranaat of ander explosief. Uit de melding en de aangifte blijkt immers van een harde knal en van veroorzaakte schade binnen een aanzienlijke straal.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1 – crimineel samenwerkingsverband
De raadsvrouw heeft vrijspraak van feit 1 bepleit, omdat niet iedere voorbijganger in een criminele organisatie ook daadwerkelijk een deelnemer is. Uit het dossier blijkt van hoogstens drie incidenten waarbij verdachte betrokken zou kunnen zijn, te weten de feiten 2 en 3, een rit naar Antwerpen op 16 augustus 2019 en een geweldsincident op 12 december 2019. Ten aanzien van de rit naar Antwerpen blijkt niets van enig strafbaar handelen door verdachte of door [medeverdachte 2] ; evenmin blijkt dat verdachte wist van strafbaar handelen door [medeverdachte 2] . Met betrekking tot het geweld van 12 december 2019 blijkt enkel uit het gesprek van [medeverdachte 2] dat [medeverdachte 2] zelf geweld heeft gebruikt. Nergens blijkt dat verdachte hierbij aanwezig was. Het OVC-gesprek tussen verdachte en zijn toenmalige vriendin is niet ondersteunend voor het bewijs.
Feit 2 en 3 – wapenbezit en vernieling
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de feiten 2 en 3. Er is onvoldoende bewijs voor het gooien of voorhanden hebben van een granaat of explosief in de zin van de Wet wapens en munitie (WWM), omdat forensisch onderzoek ontbreekt. Uit de OVC-gesprekken kan enkel afgeleid worden dat verdachte iets gooide, maar het is niet duidelijk geworden wat dat dan was.
De door de politie geconstateerde schade is slechts summier en past dus niet bij het gooien met een granaat of explosief. Ook is onduidelijk of de schade die nacht is ontstaan: er is maar één aangifte gedaan van ontstane schade aan een Peugeot 108.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 2 en 3 – wapenbezit en vernieling
Op 30 juli 2019 omstreeks 01.53 uur zijn medeverdachte [medeverdachte 1] (verder te noemen: [medeverdachte 1] ), medeverdachte [medeverdachte 2] (bijnaam: [naam 2] , verder te noemen: [medeverdachte 2] ), [naam 1] en verdachte aanwezig op de oprit van [medeverdachte 1] aan het [straatnaam] te [plaats] . Om 01.57 uur vertrekken vanaf dat adres een Mercedes Vito (met kenteken [kenteken 1] ; hierna de Mercedes Vito) en een Audi A4 (met Servisch kenteken [kenteken 1] ; hierna de Audi A4) in gebruik bij verdachte [2] . [3]
De Mercedes Vito stopt om 03.50 uur op een parkeerplaats langs de A27 voor Gorinchem. Uit het in de auto afgeluisterde gesprek (verder ook: OVC-gesprek) tussen [medeverdachte 2] en verdachte blijkt dat verdachte niet precies weet wat zijn taak is. [4] Zeven minuten later gaat de Mercedes Vito weer rijden om vervolgens om 04.49 uur te parkeren op een carpoolplaats nabij Gilze Rijen. De Audi A4 keert om 06.30 uur terug aan het [straatnaam] , waar dan in elk geval [medeverdachte 2] en [naam 1] uit de auto stappen. [5]
Op 30 juli 2019 om 21.37 uur vertrekken [medeverdachte 2] , [naam 1] en verdachte in de Audi A4 vanaf het [straatnaam] . [medeverdachte 1] doet hen uitgeleide. [6]
Om 21.50 uur belt [medeverdachte 8] (via telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik bij [medeverdachte 1] ) naar [medeverdachte 2] (telefoonnummer [telefoonnummer] ). [medeverdachte 8] zegt dat [naam 3] [de rechtbank begrijpt: verdachte] ‘emo’ moet downloaden en “een half uur voordat jullie daar zijn moet je Hendrik bellen. Dan stuurt die het adres” [7] .
Op 31 juli 2019 omstreeks 02.30 uur is te zien dat een Audi, gelijkend op de Audi A4, naast de Mercedes Vito parkeert. Een persoon met een signalement, passend bij het signalement van verdachte, loopt naar de zijdeur van de Mercedes Vito en pakt een donkere tas uit het achtergedeelte. De tas wordt overgedragen aan een ander, wiens signalement past bij dat van [naam 1] . De man met het signalement van verdachte, stapt aan de passagierskant in de Mercedes Vito, waarna de Mercedes Vito wegrijdt naar een parkeerplaats in Oss. Om 03.19 uur is de Mercedes Vito op de [straatnaam] te Oss. [8] Om 03.32 uur stapt [medeverdachte 2] in de Mercedes Vito en vraagt aan een ander waarom diegene zo hard loopt. Om 03.34 uur is de Mercedes Vito geparkeerd op enkele minuten rijden van het woonwagenkamp aan de [straatnaam] . [9]
Om 5.37 uur staan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 8] te wachten op de oprit van het [straatnaam] . De auto van [naam 1] staat dan op het erf geparkeerd. [10] Om 5.41 uur arriveert de Audi A4 met [medeverdachte 2] , [naam 1] en verdachte. Zij spreken nog even met elkaar. [11]
Op 1 augustus 2019 om 01.22 uur vertrekt de Audi A4 vanaf het [straatnaam] met drie personen, waaronder [medeverdachte 2] . Om 03.45 uur wordt de Mercedes Vito, die nog steeds geparkeerd staat in Oss, geopend en zijn fluisterende stemmen te horen, van in elk geval [medeverdachte 2] . Om 04.00 uur start de Mercedes Vito en is ook de stem van [naam 1] te horen.
Om 05.46 uur is de Audi A4 met [medeverdachte 2] en verdachte weer retour op het [straatnaam] . Om 06.11 uur arriveert daar ook de Mercedes Vito. [12]
Op 1 augustus 2019 om 9.42 uur is melding gedaan van een hele harde knal die nacht omstreeks 04.00 uur aan de [straatnaam] te Oss. Volgens de melder zijn daar drie auto’s beschadigd geraakt. Verbalisanten nemen ter plaatse de schade op. Op diverse plekken worden inslagen gezien, waaronder in de voorzijde van de woning van perceel 85. Van een grijze VW Polo (kenteken 27-TF-NT) zijn twee banden aan de rechterkant lekgeslagen. Ook zijn inslagen geconstateerd bij een rode Peugeot 108 ([kenteken 2]-H) en een grijze VW Golf ([kenteken 2]). [13] Uit de aangifte van [benadeelde partij] , eigenaar van de rode Peugeot 108, blijkt dat zijn auto op 31 juli 2019 omstreeks 13.00 uur nog in goede staat verkeerde. [14]
Uit OVC-gesprekken van 1 augustus 2019 tussen [medeverdachte 2] en verdachte blijkt onder meer:
Verdachte: “
zag je mij daar… toen ik gooide … als ik die zwaai maakte en dat gooide … (…) daarna hebben ze iets gevonden … vanochtend … en … ik kwam en maakte een zwaai … ik kon dat niet zo ver genoeg gooien … ik sprong een aantal keer op … op een been … om dat te gooien … en Poef! (…) Ik maakte een zwaai en … Toef! Ik gooide het! (…) Ik kon niet slapen … van die knal en van dat witte … (…) ik pakte de krant … Toen kwam die van ons … ik zag, dat die ene schreef drie mannen … Verdomde Kerel! ... ik zie… staat granaat geschreven … je weet wel? (…) Wat is dat nu? Waar zagen ze drie? Het zou toch niet zo zijn … dat ze iets hebben door gekregen… [15]
Verdachte zegt later in hetzelfde gesprek: “
Maar we gingen, broeder … zelfs erg laat in de avond … we gingen met onze auto’s … [16]
[medeverdachte 2] zegt: “
Ik zag daar een bord. Autosloopbedrijf. Ik keek hem aan … ik zei REMMEN! ... hij vroeg, wat? ... ik zei: “Stommerik, kijk naar het huis!” Als ik niet REMMEN had gezegd, dan hij zijn duur[de rechtbank begrijpt: stuur]
achterstevoren gedraaid.
Verdachte zegt daarop: “
de hoofdzaak is dat je de ene dag in de verkenning gaat … als er geen BUBICE [jargon: camera’s] zijn, ga je de volgende dag daar naartoe en maak je het werk af en ciao! Vlucht! … je gaat daar staan … je wacht… buiten… toef!
[medeverdachte 2] zegt daarop: “
als dat er niet was … dan hadden ze hetzelfde gedaan als gisteren”.
Verdachte: “
Toen jullie zeiden … door het bos. (…) We moeten niet veel hierover praten … vergeet dat niet … wees voorzichtig …”. [17]
In een gesprek op 3 augustus 2019 tussen verdachte en zijn vriendin vertelt verdachte onder meer dat hij van het rennen helemaal buiten adem was. Verdachte zegt: “
Er was ooit iets…ik, [naam 2] , Djere[de rechtbank begrijpt: [naam 1] ]
… eerst was er een optie om Pop … eerst zouden [naam 2] en Djere op een motor aan komen rijden…toe…en gassen maar! Maar het was niet zo eenvoudig want achter het huis van die man was een enorm bos.” Verdachte vertelt dat hij toen heeft gezegd: “
laat mij maar, ik zal het doen!”. Verdachte vertelt vervolgens dat [medeverdachte 2] bang was voor camera’s, maar dat kon verdachte niets schelen. “
Ik heb toen gezegd: een muts aan en een helm eroverheen, de kraag helemaal omhoog, handschoenen aan – er is niemand die mij kan herkennen. Er is geen enkel detail die zij aan mij kunnen herkennen. (…) Toen zei ik: we gooien het in het huis, bij die man door het raam… maar hij zegt tegen mij: “we gaan niemand doden, hoor, alleen om ze bang te maken…” hahaha (…) Wat maakt het mij nu uit, zelfs als er iemand in het huis zou zitten, wat dan, het laat me volkomen koud!”. [18]
Uit al het bovenstaande leidt de rechtbank de volgende gang van zaken af. De Mercedes Vito is eerst door verschillende personen gezamenlijk naar Gilze Rijen is gebracht op 30 juli 2019. Op 31 juli 2019 is de Mercedes Vito vervolgens verplaatst en heeft [medeverdachte 1] het adres van het woonwagenkamp aan verdachte en anderen gestuurd. Daarna is de omgeving van het woonwagenkamp verkend en is besproken hoe op 1 augustus 2019 de granaat of het explosief gegooid zou worden, wie dat zou doen en hoe zij zouden wegkomen. In de nacht van 1 augustus 2019 heeft verdachte samen met [medeverdachte 2] en [naam 1] een granaat of explosief voorhanden gehad in Oss.
De inhoud van de gesprekken komt overeen met de situatie ter plaatse, te weten de autosloperij en het bos naast het woonwagenkamp [19] , en komt ook overeen met de werkwijze in de nacht van 1 augustus 2019. Ook benoemt verdachte in de gesprekken nadien een ‘granaat’ en later de dodelijke kracht daarvan. [medeverdachte 2] heeft ook gewaarschuwd hier niet over te spreken. Voorts blijkt uit het dossier dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vanaf 8 oktober 2018 konden beschikken over handgranaten, gelet op de verklaring van [medeverdachte 12] [20] in combinatie met de foto’s waarop [medeverdachte 2] [21] en [medeverdachte 1] [22] handgranaten in hun handen hebben.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de verdediging dat niet vaststaat dat sprake is van een granaat of explosief in de zin van de WWM. De bij de politie afgelegde verklaring van verdachte brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Verdachte heeft geen verklaring willen geven voor de drie ritten naar Oss. Ook de gegeven uitleg over het gooien met vuurwerk strookt niet met de inhoud van de afgeluisterde gesprekken, waarin het woord granaat wordt benoemd en de dodelijke kracht van het gegooide voorwerp wordt beschreven.
Gelet op de duidelijke inhoud van voornoemde melding en aangifte verwerpt de rechtbank ook het verweer van de verdediging dat de schade op een ander moment kan zijn veroorzaakt, dan wel dat de schade onduidelijk is gebleven. Dat een forensisch onderzoek wordt gemist, doet hier niet aan af.
De rechtbank acht de feiten 2 en 3 dan ook wettig en overtuigend bewezen, overeenkomstig de bewezenverklaring.
Feit 1 - crimineel samenwerkingsverband
Van deelneming aan een crimineel samenwerkingsverband (artikel 140 Sr.) kan slechts sprake zijn, indien de verdachte behoort tot dat samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt in, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk tot het plegen van misdrijven. [23] Het is niet vereist dat reeds een aanvang is gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan. Het leveren van een bijdrage is ook mogelijk door het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, mits de verdachte weet heeft van het criminele oogmerk van de organisatie.
Het samenwerkingsverband - tussen de verdachte en ten minste één andere persoon - moet een zekere duurzaamheid en structuur hebben. Het is niet vereist dat de verdachte heeft samengewerkt met, of bekend was met, alle andere deelnemers of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Voor het bewijs komt onder meer betekenis toe aan: de hiërarchie, de taakverdeling, de afstemming van planmatige activiteiten, en aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd. Het - ook in casu - veel gehoorde verweer van een langer bestaande vriendengroep doet niet af aan het bestaan van een criminele organisatie. Die sociale relaties vormen in feite het smeermiddel voor een criminele samenwerking. [24]
Uit het strafdossier [25] blijkt dat rondom [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gedurende een lange periode sprake is geweest van een crimineel samenwerkingsverband, dat in die periode heeft bestaan in wisselende samenstellingen, maar waarvan de voornaamste activiteiten lagen in de verkrijging en het weer verhandelen van wapens. De rechtbank zal hierna beoordelen in hoeverre verdachte van dit samenwerkingsverband deel heeft uitgemaakt.
Handelingen van verdachte
Op 8 juni 2019 verschijnt verdachte met zijn Audi A4 op het [straatnaam] . [26] Verdachte bevestigt dat hij van juni 2019 tot in augustus 2019 verbleef bij [medeverdachte 1] op het [straatnaam] . [27]
Uit het OVC-gesprek op 29 juli 2019 opgenomen in de Mercedes Vito blijkt het volgende.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] stappen in de auto en rijden weg.
[medeverdachte 3] : “Met deze gaan jullie ook op vakantie”.
[medeverdachte 2] : “ja, ja, met drie auto’s”.
[medeverdachte 3] : “O en met die andere Mercedes.”
[medeverdachte 2] : “ja en die Audi.”
[medeverdachte 3] : “Hij is al lang hier he? Die vriend van jullie, die Joegoslaaf”.
[medeverdachte 2] : “Twee maandjes of zo? Hij blijft ook bij ons, ja”.
[medeverdachte 3] : “O, die blijft gewoon bij jullie”.
[medeverdachte 2] : “Ja. Nu begint het beetje. Ga zelf ook vaker op en neer.” [28]
Hieruit leidt de rechtbank af dat het gesprek gaat over het opnemen van verdachte als deelnemer in de criminele organisatie. Verdachte is immers geboren in voormalig Joegoslavië en komt vanaf juni 2019 in beeld bij de criminele organisatie.
Hiervoor - onder feit 2 en 3 - heeft de rechtbank gemotiveerd dat verdachte zich op 1 augustus 2019 met anderen schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een granaat of explosief in de zin van de WWM, en dat hij hiermee meerdere voorwerpen heeft beschadigd.
In het OVC-gesprek van 3 augustus 2019 bevestigt verdachte ook zijnerzijds dat zij een hecht team zijn dat heel close is en dat er veel respect is. “Als iemand het verkloot, dan moet die iemand gestraft worden, zodat de anderen weten hoe het moet. Als iemand iets probeert, dan moet hij wel weten wat hem te wachten staat. Er is geen andere optie dan diegene die het verkloot heeft te straffen. Zo zit het systeem in elkaar. Als het zover komt, dan moet je iemand straffen zodat de anderen het zich niet in het hoofd halen om te gaan praten. Verraders worden gestraft”. [29]
Verdachte gaat met onder meer [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 6] mee op vakantie naar Italië begin augustus 2019. [30]
Op 16 augustus 2019 reizen [medeverdachte 2] en verdachte samen (in de Audi A4 van verdachte) naar Antwerpen (België). [medeverdachte 2] krijgt van een ander een klein pakket overhandigd. [31]
Op 28 augustus 2019 omstreeks 14.30 uur is verdachte in Bunde (Duitsland) gecontroleerd als bestuurder van zijn Audi A4. Vanuit die auto neemt de politie een grijze schoudertas in beslag met onder meer een laptop (Acer), een telefoon (Alcatel) en diverse administratie en bankpassen, die onder meer op naam staan van [medeverdachte 8] en [bedrijf] . [32] Op de laptop zijn diverse foto’s aangetroffen van de identiteitsbewijzen van [medeverdachte 8] , [medeverdachte 7] en [naam 5] . [33] [medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij deze laptop moest gebruiken voor fraudedelicten. [34] Op de mobiele telefoon is onder ‘Passwords” het volgende aangetroffen: WIFI Account: [naam 4] , Wachtwoord: ilovejogelaengreetje. [35] [medeverdachte 1] heeft een tatoeage op zijn arm met de Italiaanse tekst: [naam 4] , afgekort [naam 4] . Dit betekent: Niemand valt ons aan zonder te worden gestraft. [36]
Op 28 augustus 2019 omstreeks 18.19 uur belt verdachte met [medeverdachte 2] . Verdachte vertelt dat hij is aangehouden in Duitsland. De politie heeft “dat” in beslag genomen. Verdachte vraagt of iemand hem in Duitsland kan ophalen. [37] Omstreeks 18.26 uur vertelt [medeverdachte 2] telefonisch aan [medeverdachte 1] dat verdachte is aangehouden bij de Duitse grens en dat iemand hen moet ophalen; verdachte is daar en “die tas met B.” [38]
Omstreeks 19.55 uur belt verdachte weer met [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] geeft aan dat Greetje [de rechtbank begrijpt: de vriendin van [medeverdachte 1] ] eraan komt. Verdachte zegt de politie alles van hun heeft afgenomen. De tas met de laptop is in beslag genomen. [39]
Omstreeks 20.46 uur belt ook [medeverdachte 1] met verdachte. [medeverdachte 1] vraagt waar de laptop is en deelt mee dat die laptop terug moet komen. Verdachte antwoordt dat de laptop meegenomen kan worden als wordt aangetoond van wie die is. [medeverdachte 1] geeft aan dat dat niet kan. [medeverdachte 1] vraagt of de tas ook weg is, hetgeen verdachte bevestigt. [40]
Uit deze gesprekken op 28 augustus 2019 blijkt dat verdachte weet heeft van verschillende illegale activiteiten van de criminele organisatie. Hij heeft op dat moment immers al een granaat of explosief gegooid in Oss; verdachte wist daarom dat de organisatie wapens bezit en dat de organisatie niet terugschrikt voor het gebruik van zwaar geweld in de openbare ruimte. Ook is verdachte kennelijk bekend met het belang van de tas met de documenten en de laptop, die te relateren zijn aan de fraudedelicten.
Uit afgeluisterde gesprekken op 2 september 2019 blijkt dat verdachte naar Stadskanaal is gegaan om post op te halen. Deze post was bestemd voor [bedrijf] , een rechtspersoon waarmee het crimineel samenwerkingsverband fraudedelicten pleegde. [41]
Uit het gesprek in de Kringloopwinkel op 8 februari 2020 blijkt dat verdachte straf heeft en dat hij daarom kennelijk tijdelijk bij Nino slaapt. [42] Hieruit blijkt dat straf volgt als iemand fouten maakt, zoals verdachte op 3 augustus 2019 aan zijn vriendin had verteld.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat verdachte geïntegreerd was in de organisatie en dat een heldere hiërarchie aanwezig was. Dit komt duidelijk naar voren uit de afgeluisterde gesprekken van 29 juli 2019 en 3 augustus 2019. De organisatie heeft in de ten laste gelegde periode bestaan uit [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] . Naar het oordeel van de rechtbank is de bijdrage van verdachte substantieel geweest, droeg deze bij tot de realisering van het oogmerk, en strekte zijn bijdrage zich uit over een aanzienlijk deel van de ten laste gelegde periode. Bij het gooien van de granaat of het explosief in Oss is gebleken van een grote mate van planmatigheid.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 juni 2019 tot en met 27 februari 2020 in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 8] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk telkens het plegen van
- wapenbezit, als bedoeld in artikel 13, eerste lid, en artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, namelijk het voorhanden hebben van wapens en munitie van categorie II en/of categorie III, en
- fraude, als bedoeld in artikel 225 en artikel 321 en artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk valsheid in geschrifte en verduistering en oplichting, en
- geweldsdelicten, als bedoeld in artikel 285 en artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk bedreiging met dodelijk geweld en mishandeling;
2.
hij in de periode van 31 juli 2019 tot en met 1 augustus 2019 te Oss, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie II, te weten een explosief/granaat, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 1 augustus 2019 te Oss, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk
  • auto’s, te weten een rode Peugeot 108 (kenteken [kenteken 1] ) en een grijze Volkswagen Golf ( [kenteken 1] ) en een grijze Volkswagen Polo ( [kenteken 1] ), en
  • een woning, en
  • een hekwerk,
dat geheel of ten dele toebehoorde aan anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachten, te weten aan onder meer [benadeelde partij] , heeft beschadigd door op of in de richting van voornoemde goederen een explosief te gooien.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
2. Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
3. Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit, indien de rechtbank komt tot strafoplegging, een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is het reeds ondergane voorarrest.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft begaan. Ook heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft op 1 augustus 2019 samen met anderen een granaat/explosief voorhanden gehad. Het gaat hier om zeer gevaarlijk wapentuig. Het ongecontroleerde bezit daarvan brengt onaanvaardbare risico’s met zich mee. Zulke explosieven worden gebruikt in het criminele circuit bij het plegen van ernstige strafbare feiten en vormen daardoor een ernstige bedreiging voor de veiligheid van de samenleving.
Daarnaast blijkt dat dit explosief daadwerkelijk is gebruikt. Er zijn immers diverse voorwerpen beschadigd door het gooien ervan. Hieruit komt nog nadrukkelijker het gevaar voor de maatschappij naar voren. Uit de afgeluisterde gesprekken volgt zelfs dat verdachte trots is op zijn handelen, en dat hij er geen bezwaar tegen zou hebben gehad om het explosief in iemands woning gooien. Dit rekent de rechtbank hem zwaar aan. Het motief voor het handelen lijkt te zijn gelegen in een conflict dat de criminele organisatie had met anderen.
Verdachte heeft voorts gedurende een langere periode van circa tien maanden deelgenomen aan een criminele organisatie die het oogmerk had op uiteenlopende misdrijven, zoals wapenbezit, fraude, geweldsmisdrijven. Deelname aan een criminele organisatie is een misdrijf dat de rechtsorde ernstig schendt. De ernst van het oogmerk, het bedrijfsmatige en professionele karakter en de intensiteit van de activiteiten hebben de rechtsorde en de maatschappelijke veiligheid fors geschonden.
LOVS-oriëntatiepunten
De rechtbank heeft bij de straftoemeting gelet op de landelijke oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Als oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben/overdragen van een handgranaat (categorie II.7) geldt een gevangenisstraf van 12 maanden (in een woning) en 15 maanden (in de openbare ruimte), nog afgezien van het daadwerkelijk inzetten van een granaat in het kader van een criminele organisatie.
Persoonlijke omstandigheden en uittreksel justitiële documentatie
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens zijn strafblad van 20 april 2021, in Nederland niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Een inhoudelijk reclasseringsadvies is niet opgemaakt.
Straf
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is, gelet op de ernst van de feiten. Een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest, zoals bepleit door de raadsvrouw, doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele organisatie. De rechtbank ziet geen reden om af te wijken van de eis; ook zij acht oplegging van een gevangenisstraf van 3 jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Voorlopige hechtenis

De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van 11 februari 2021 onder voorwaarden geschorst, zodat de verdachte zijn berechting in vrijheid kon afwachten. Zoals hiervoor is overwogen zal de rechtbank een gevangenisstraf van aanzienlijke omvang opleggen. De rechtbank ziet hierin reden om ambtshalve de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen, omdat de op te leggen straf het reeds ondergane voorarrest ruimschoots overstijgt.

Inbeslaggenomen goederen

Het oordeel van de rechtbank
De onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggeven laptop (nummer 8 van de beslaglijst) is vanwege het daarop aangetroffen kinderpornografische materiaal van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. De rechtbank zal deze laptop dan ook onttrekken aan het verkeer op grond van artikel 36d Sr.
De overige op de lijst vermelde voorwerpen, te weten een telefoon, micro SD-kaart, Acer laptop, Power Charger, twee Lebara simkaarten en een KPN simkaart, zijn onder verdachte in beslag genomen in Bunde (Duitsland). Uit het dossier blijkt van een relatie van deze voorwerpen met de als feit 1 bewezen verklaarde deelname aan een criminele organisatie. Vastgesteld is dat de Acer-laptop werd gebruikt ten behoeve van fraudedelicten. De voorwerpen zijn aangetroffen in samenhang met documenten die eveneens het voorwerp van fraudedelicten uitmaakten. Al deze voorwerpen zullen daarom worden onttrokken aan het verkeer op grond van artikel 36c Sr.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36d, 47, 57, 63, 140 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

bewezenverklaring en strafbaarheid feit en verdachte
verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
straf
veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar;

beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
beslag
verklaart onttrokken aan het verkeerde op de beslaglijst onder 1 tot en met 8 vermelde voorwerpen, te weten:
telefoon Alcatel One Touch (Bunde)
micro SD-kaart (Bunde)
Acer laptop (Bunde)
Power Charger (Bunde)
Lebara simkaart (Bunde)
Lebara simkaart (Bunde)
KPN simkaart (Bunde)
laptop (Bunde).
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. M.A.M. Wolters, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juli 2021.
Mr. L.W. Janssen en mr. M.A.M. Wolters zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2018229308, genaamd ‘ULTEGRA’, bestaande uit het eindproces-verbaal van 37 (doorgenummerde) mappen, nagekomen stukken d.d. 8 januari 2020, 22 februari 2021 en 22 maart 2021, gegevensdragers met geluidsopnames en getuigenverhoren bij de rechter-commissaris.
2.Map 18 (persoonsdossiers), pagina 378.
3.Map 7 (geweldsdelicten), pagina 139.
4.Map 7 (geweldsdelicten), pagina’s 139-140.
5.Map 7 (geweldsdelicten), pagina 140.
6.Map 7 (geweldsdelicten), pagina 140.
7.Map 28 (tap en OVC), pagina 60.
8.Map 7 (geweldsdelicten), pagina 141.
9.Map 7 (geweldsdelicten), pagina 142.
10.Map 7 (geweldsdelicten), pagina 142.
11.Map 7 (geweldsdelicten), pagina 143.
12.Map 7 (geweldsdelicten), pagina 143.
13.Map 7 (geweldsdelicten), pagina’s 136-137, 153 en 155.
14.Map 7 (geweldsdelicten), pagina’s 151-152.
15.Map 7 (geweldsdelicten), pagina 144.
16.Map 7 (geweldsdelicten), pagina 145.
17.Map 7 (geweldsdelicten), pagina’s 145-146.
18.Map 7 (geweldsdelicten), pagina’s 146-147. Is
19.Map 7 (geweldsdelicten), pagina 146.
20.Map 4 (wapenhandel), pagina’s 450-453 (verklaring [medeverdachte 12] ).
21.Map 4 (wapenhandel), pagina 411, en map 8 (telecom), pagina’s 338-342.
22.Map 4 (wapenhandel), pagina’s 412-416, en map 8 (telecom), pagina’s 52-65.
23.Vgl. Hoge Raad 10 februari 2015 (ECLI:NL:HR:2015:264) en Hoge Raad 14 maart 2017 (ECLI:NL:HR:2017:413).
25.Map 1 (zaaksdossier CSV), pagina’s 73 e.v.
26.Map 22 (ambtshandelingen), pagina 120.
27.Map 18 (persoonsdossiers), pagina 377.
28.Map 29 (tap en OVC), pagina 620.
29.Map 1 (zaaksdossier CSV), pagina 81.
30.Map 2 (zaaksdossier incassofraude, oplichting, verduistering), pagina 25 en map 18 (persoonsdossiers), pagina 378.
31.Map 22 (ambtshandelingen), pagina’s 295, 316-320.
32.Map 9 (digitaal onderzoek), pagina’s 30-31, en map 20 (doorzoeking en beslag), pagina’s 629-657.
33.Map 9 (digitaal onderzoek), pagina 34.
34.Map 17 (persoonsdossiers), pagina’s 717-718.
35.Map 9 (digitaal onderzoek), pagina 40.
36.Map 4 (wapenhandel), pagina 696 e.v.
37.Map 29 (tap en OVC), pagina 456.
38.Map 29 (tap en OVC), pagina 457.
39.Map 29 (tap en OVC), pagina’s 458-459.
40.Map 28 (tap en OVC), pagina 71.
41.Map 29 (tap en OVC), pagina’s 460-461.
42.Nagekomen stukken d.d. 8 januari 2020, pagina 104.