ECLI:NL:RBNNE:2021:3079

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
C/18/202406 / HA ZA 20-252
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een openstaand krediet en de vraag naar borgtocht of hoofdelijke aansprakelijkheid

In deze zaak vordert de eiseres, een besloten vennootschap, betaling van een openstaand krediet van de gedaagden, die ook betrokken waren bij de kredietovereenkomst met ABN AMRO Bank. De eiseres heeft op 20 mei 2020 een bedrag van € 389.007,68 aan de bank betaald, dat voortkwam uit een kredietovereenkomst die op 26 september 2018 was aangegaan door Jarino Group en Modulaire Bouwsystemen Nederland. De eiseres stelt dat zij als borg heeft opgetreden en dat de gedaagden, als medeborgen, gehouden zijn om een evenredig deel van het door haar betaalde krediet te voldoen. De gedaagden betwisten deze vordering en stellen dat er op 18 februari 2019 een overeenkomst is gesloten die hen ontslaat van de borgtocht. De rechtbank oordeelt dat de eiseres niet als borg kan worden aangemerkt, maar als hoofdelijk schuldenaar. Dit betekent dat de eiseres geen aanspraak kan maken op de medeborgen voor betaling van het krediet. De vorderingen tegen de gedaagde sub 2 worden afgewezen, terwijl de vorderingen tegen gedaagde sub 1 worden toegewezen, omdat deze niet in rechte is verschenen. De rechtbank wijst de vorderingen van de eiseres tegen gedaagde sub 2 af en veroordeelt gedaagde sub 1 tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/202406 / HA ZA 20-252
Vonnis van 30 juni 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres]
gevestigd te [plaats] ,
eiseres,
advocaten mrs. R.G. Varkevisser en W.F.W. Timmer te Groningen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [plaats] ,
gedaagde,
niet verschenen,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.S.M. Wouda te Groningen.
Partijen zullen hierna [eiseres] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 maart 2021
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 18 mei 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is als holding (enig) aandeelhouder en bestuurder van verschillende bouw- en projectontwikkelingsbedrijven. [gedaagde sub 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde sub 1] .
2.2.
[gedaagde sub 1] en Portofino Beheer BV (hierna: Portofino Beheer) zijn tezamen met [naam holding] (hierna: [naam holding] ) aandeelhouder van Jarino Group BV (hierna: Jarino Group). Portofino Beheer is de persoonlijke holding van [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
2.3.
Jarino Group is aandeelhouder en enig bestuurder van Modulaire Bouwsystemen Nederland BV (hierna: MBN).
2.4.
Namens Jarino Group en MBN hebben [gedaagde sub 2] en [naam 1] op 27 juni 2018 een businessplan opgesteld ter verkrijging van financiering. Dit plan is besproken met ABN AMRO Bank (hierna: ABN of de bank).
2.5.
ABN was bereid op basis van het businessplan om financiering aan Jarino Group en MBN te verstrekken op de voorwaarde dat haar aandeelhouders en hun (indirect) bestuurders zekerheden aan ABN zouden verstrekken. Partijen zijn tot overeenstemming gekomen waarbij niet [naam holding] maar [eiseres] zekerheid aan ABN heeft verstrekt.
2.6.
Op 26 september 2018 zijn Jarino Group en MBN een kredietovereenkomst aangegaan met ABN waarbij een kredietlimiet van € 500.000,00 ter beschikking is gesteld. In deze overeenkomst is opgenomen, voor zover relevant:
“De partijen:
1.
Jarino Group B.V., gevestigd te Assen,
Modulaire Bouwsystemen Nederland B.V., gevestigd te Assen,
hierna zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk te noemen “u”,
2.
ABN AMRO Bank N.V., statutair gevestigd te Amsterdam, hierna “de bank”
(…)
2. Zekerheiden en verklaringen
(…)
2.2.
Andere zekerheden en verklaringen
- Borgstelling van EUR 100.000,00 plus rente en kosten, van de heer [naam 1] , wonende te [plaats] .
- Borgstelling van EUR 100.000,00 plus rente en kosten, van de heer [gedaagde sub 2] , wonende te [plaats] .
- Hoofdelijke verbondenheid van [eiseres] , gevestigd te [plaats] .
- Hoofdelijke verbondenheid van Portofino Beheer B.V., gevestigd te Haren Gn.
- Hoofdelijke verbondenheid van [gedaagde sub 1] , gevestigd te [plaats] .
- Hoofdelijke verbondenheid van alle partijen genoemd op de eerste pagina onder 1[verwijzing naar 1. onder ‘De partijen’, rechtbank]
. De hoofdelijke verbondenheid is omschreven in artikel 12 van de ABK[Algemene Bepalingen voor Kredietverlening voor ondernemers, rechtbank]
.
(…)
Hoofdelijke verbondenheid
[eiseres] , gevestigd te [plaats] , verklaart hierbij hoofdelijk verbonden te zijn voor alle vorderingen die de bank heeft of later zal hebben op basis van deze kredietovereenkomst op alle partijen genoemd op de eerste pagina onder 1[verwijzing naar 1. onder ‘De partijen’, rechtbank]
. Dit betekent dat de bank [eiseres] kan verplichten deze vorderingen te voldoen.
Algemene Voorwaarden ABN AMRO Bank N.V.
Voor deze hoofdelijke verbondenheid gelden de Algemene Voorwaarden ABN AMRO Bank N.V. [eiseres] verklaart deze te hebben ontvangen.
[ondertekening [eiseres] door [directeur] ]
Portofino Beheer B.V., gevestigd te [plaats] , verklaart hierbij hoofdelijk verbonden te zijn voor alle vorderingen die de bank heeft of later zal hebben op basis van deze kredietovereenkomst op alle partijen genoemd op de eerste pagina onder 1[verwijzing naar 1. onder ‘De partijen’, rechtbank]
. Dit betekent dat de bank Portofino Beheer B.V. kan verplichten deze vorderingen te voldoen.
Algemene Voorwaarden ABN AMRO Bank N.V.
Voor deze hoofdelijke verbondenheid gelden de Algemene Voorwaarden ABN AMRO Bank N.V. Portofino B.V. verklaart deze te hebben ontvangen.
[ondertekening Portofino Beheer B.V. door [naam 1] ]
[gedaagde sub 1] , gevestigd te [plaats] , verklaart hierbij hoofdelijk verbonden te zijn voor alle vorderingen die de bank heeft of later zal hebben op basis van deze kredietovereenkomst op alle partijen genoemd op de eerste pagina onder 1[verwijzing naar 1. onder ‘De partijen’, rechtbank]
. Dit betekent dat de bank [gedaagde sub 1] kan verplichten deze vorderingen te voldoen.
Algemene Voorwaarden ABN AMRO Bank N.V.
Voor deze hoofdelijke verbondenheid gelden de Algemene Voorwaarden ABN AMRO Bank N.V. [gedaagde sub 1] verklaart deze te hebben ontvangen.
[ondertekening [gedaagde sub 1] door [gedaagde sub 2] ]”
2.7.
De kredietovereenkomst is namens Jarino Group en MBN ondertekend door [naam 1] .
2.8.
Artikel 12 van de Algemene Bepalingen voor Kredietverlening voor ondernemers (hierna: ABK) bepaalt, voor zover relevant:
“12.1 Hoofdelijke verbondenheid bij meerdere Kredietnemers
Zijn meerdere Kredietnemers partij bij de Kredietdocumentatie? Dan is iedere Kredietnemer afzonderlijk hoofdelijk verbonden voor alle verplichtingen die de Kredietnemers afzonderlijk of samen aan ons hebben, nu of later, uit welke hoofde dan ook. Dit zijn niet alleen verplichtingen in verband met het Krediet, maar ook andere verplichtingen die de Kredietnemers aan ons hebben, bijvoorbeeld in verband met andere producten of diensten die ze van ons afnemen of hebben afgenomen. Wij mogen aan iedere Kredietnemer afzonderlijk vragen om de totale Schuld van alle Kredietnemers aan ons te betalen. Of een deel daarvan, bijvoorbeeld de Schuld van een afzonderlijke Kredietnemer. Vragen wij u om aan ons te betalen? Dan moet u dit binnen de door ons aangegeven termijn doen.
12.2
Van welke verweermiddelen en rechten doet u afstand als hoofdelijk verbondene?
Omdat u hoofdelijk verbonden bent voor alle verplichtingen van de Kredietnemers kunt u bepaalde verweermiddelen en rechten hebben. Hierbij doet u afstand van al deze verweermiddelen en rechten. Het kan zijn dat de rechter de afspraak dat wij u als hoofdelijk verbondene mogen aanspreken voor alle verplichtingen van de Kredietnemers als een borgtocht ziet. Daarom doet u ook afstand van alle verweermiddelen en rechten die u als borg heeft. U doet bijvoorbeeld afstand van het recht op verrekening van onze vordering op u met een vordering van u op ons.”
2.9.
Naast de kredietovereenkomst is er in ieder geval door [gedaagde sub 2] en zijn echtgenote een akte van borgstelling ondertekend. In deze akte staat, voor zover relevant:
“De partijen:
1.
De heer [gedaagde sub 2] , wonende aan de [adres] , hierna te noemen “u”,
stelt zich borg voor:
2.
Jarino Group B.V., gevestigd te Assen,
Modulaire Bouwsystemen Nederland B.V., gevestigd te Assen,
hierna (zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk) te noemen “de kredietnemer”,
tot zekerheid voor:
3.
ABN AMRO Bank N.V., statutair gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen “de bank”.
(…)
De gemaakte afspraken zijn:
Financiering kredietnemer
1.
De kredietnemer heeft van de bank een financiering ontvangen of zal van de bank een financiering ontvangen. Een voorwaarde voor die financiering is dat u zich borg stelt. Door ondertekening van deze overeenkomst stelt u zich borg.
2.
U heeft een financieel, economisch of ander belang in of bij de kredietnemer. Het is daarom voor u van belang dat de kredietnemer financiering ontvangt.
Particuliere of zakelijke borg
3.
U bent een particuliere of zakelijke borg.
(…)
Borgstelling
7. U verbindt zich hierbij om alle vorderingen die de bank nu op de kredietnemer heeft of later zal hebben aan de bank te betalen.
(…)
9. Deze borgstelling is voor een maximumbedrag van € 100.000,00.”
2.10.
Bij e-mail van 15 februari 2019 schrijft [gedaagde sub 2] :
“Geachte heren, beste Hans[algemeen directeur [directeur] , rechtbank]
en [naam 1],
Zoals vanmiddag bij de AVA besproken bied ik hierbij de bij [gedaagde sub 1] in bezit zijnde aandelen van de Jarino Group BV (45 stuks) aan.
Bij het overdragen van de aandelen heb ik de volgende voorwaarden:
1.
Borgstelling ABN bank vervalt
2.
Stopzetting procedure Jarino Group - [gedaagde sub 1]
3.
Rekening Courant [gedaagde sub 1] komt te vervallen
4.
[gedaagde sub 1] stuurt creditnota voor de nog openstaande management fee van € 7.500 excl. BTW
5.
Loeks Invest BV wordt geliquideerd.
6.
Finale kwijting over en weer
Jullie reactie met belangstelling tegemoet ziende,
[gedaagde sub 2] (…)”
2.11.
[naam 1] schrijft per e-mail van 18 februari 2019 in reactie op de e-mail van [gedaagde sub 2] van 15 februari 2019:
“Goedemorgen [gedaagde sub 2] ,
Naar aanleiding van je mail met betrekking tot het aanbieden van jouw aandelen in Jarino Group kan ik je hierbij aangeven dat Hans en ik akkoord zijn met het geheel zoals door jouw is omschreven in de onderstaande mail.
Ik zal de notaris inlichten over het voorliggende besluit en ons akkoord hierop zodat hij alle stukken keurig in orde kan maken voor een spoedige ondertekening.
Hopende je hiermee juist te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
[naam 1]
(…)”
2.12.
Op 4 juni 2019 is MBN in staat van faillissement verklaard.
2.13.
Op 19 juni 2019 is ook Jarino Group in staat van faillissement verklaard.
2.14.
Na uitwinning door ABN van de door Jarino Group en MBN verstrekte zakelijke zekerheden, resteerde een openstaand krediet van € 389.007,68. ABN heeft daarvoor [naam 1] , Portofino Beheer, [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 1] en [eiseres] meerdere malen aangeschreven het openstaande krediet te voldoen.
2.15.
[eiseres] heeft op 20 mei 2020 het openstaande krediet van € 389.007,68 aan ABN betaald.
2.16.
[eiseres] heeft [naam 1] , Portofino Beheer, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] op 20 mei 2020 aangeschreven tot betaling van een evenredig deel van het krediet. [eiseres] schreef in die brief dat zij het onverhaalbare gedeelte van het krediet over zichzelf mag omslaan en aanspraak kan maken op betaling.
2.17.
Bij brief van 2 juni 2020 heeft de advocaat van [gedaagde sub 2] namens [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] aan de advocaat van [eiseres] geschreven dat er op 18 februari 2019 een overeenkomst tussen [gedaagde sub 1] , Portofino Beheer en [eiseres] is gesloten op grond waarvan de borgstelling van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] is komen te vervallen. Verder schrijft de advocaat dat in het geval [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] geen beroep op die overeenkomst kunnen doen, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] schade lijden die gelijk is aan het bedrag waarvoor zij door [eiseres] worden aangesproken waarvoor [eiseres] aansprakelijk is.
2.18.
Op 7 juli 2020 is Portofino Beheer in staat van faillissement verklaard.
2.19.
[eiseres] heeft op 5 augustus 2020 [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 1] en [naam 1] nogmaals aangeschreven om aan haar uit hoofde van omslag over te gaan tot betaling van een evenredig deel van het krediet dat door [eiseres] aan ABN is voldaan.
2.20.
[gedaagde sub 2] noch [gedaagde sub 1] heeft enig bedrag aan [eiseres] betaald waarna [eiseres] [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] bij dagvaarding van 13 november 2020 in rechte heeft betrokken.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert ten eerste de veroordeling van [gedaagde sub 1] tot betaling van € 154.726,63 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2020, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag van de algehele voldoening. [eiseres] vordert ten tweede de veroordeling van [gedaagde sub 2] tot betaling van € 39.774,54 eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2020, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag van de algehele voldoening. Voorts vordert [eiseres] de veroordeling van [gedaagde sub 1] tot betaling van een bedrag van € 2.322,29 en [gedaagde sub 2] van € 1.172,75 aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met rente, een en ander met de veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de kosten van de procedure te vermeerderen met rente.
3.2.
[gedaagde sub 2] concludeert tot afwijzing van de vordering en voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding

4.1.
De kern van het geschil ziet op het antwoord op de vraag of [eiseres] in de kredietovereenkomst tussen ABN en Jarino Group en MBN als borg zekerheid heeft gesteld dan wel hoofdelijk aansprakelijk is. Indien wordt geoordeeld dat [eiseres] als borg was verbonden bij de kredietovereenkomst, kan zij haar medeborgen aanspreken tot betaling van een evenredig deel van het door haar betaalde krediet. Indien zij als hoofdelijk verbonden was, kan zij dat niet.
4.1.1.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een borgstelling door haar jegens ABN om welke reden zij het krediet dat zij aan ABN heeft moeten voldoen over zichzelf mag omslaan en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gehouden zijn een evenredig deel aan haar te voldoen op grond van artikel 7:869 jo. 6:152 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [directeur] voert daartoe aan dat niet de gebruikte termen in de kredietovereenkomst van doorslaggevende betekenis zijn maar de vraag of de schuld [eiseres] al dan niet aangaat. De schuld ging [eiseres] niet aan, aldus haarzelf, om welke reden zij borg was en niet hoofdelijk verbonden. Wanneer de borg betaald heeft en verhaal op de hoofdschuldenaar, Jarino Group en MBN, niet mogelijk blijkt, kan de borg het onverhaalbaar gebleken gedeelte omslaan over zichzelf en zijn medeborgen.
4.1.2.
[gedaagde sub 2] voert verweer. Hij stelt zich op het standpunt dat tussen partijen op 18 februari 2019 een overeenkomst is gesloten waarbij [gedaagde sub 1] alsmede [gedaagde sub 2] zijn ontslagen van de borgtocht jegens ABN. [gedaagde sub 2] kan dan ook niet meer als borg worden aangesproken. Ook indien [eiseres] niet gehouden zou zijn aan de overeenkomst, dan nog kan zij [gedaagde sub 2] niet tot betaling aanspreken. In de borgstellingsakte die door [gedaagde sub 2] is ondertekend, wordt [eiseres] namelijk niet genoemd. [eiseres] kan dan ook niet als medeborg worden aangemerkt. De omslag waarop [eiseres] haar vordering stoelt, kent geen toepassing op de particuliere borgtocht. [eiseres] is hoofdelijk medeschuldenaar zoals in de kredietovereenkomst staat vermeld. In die overeenkomst is volgens [gedaagde sub 2] een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de kwalificaties borg en hoofdelijk schuldenaar. Tot slot wijst [gedaagde sub 2] op artikel 12 van de ABK in welk artikel [eiseres] afstand heeft gedaan van alle verweermiddelen en rechten die zij zou hebben.
Er is geen sprake van borgtocht ten aanzien van [eiseres]
4.2.
Weliswaar ziet het eerste verweer van [gedaagde sub 2] op de volgens hem gesloten overeenkomst van 18 februari 2019 op grond waarvan hij niet langer als borg kan worden aangesproken, maar de rechtbank ziet aanleiding allereerst te beoordelen op welke wijze [eiseres] zekerheid heeft gesteld tegenover ABN.
4.3.
Partijen zijn niet alleen in geschil over de wijze waarop door [eiseres] zekerheid is gesteld maar ook over de wijze waarop moet worden vastgesteld of er sprake is van borgtocht dan wel hoofdelijke aansprakelijkheid. Volgens [eiseres] dient haar verbondenheid te worden gekwalificeerd aan de hand van de feitelijke omstandigheden terwijl [gedaagde sub 2] stelt dat dit moet worden uitgelegd aan de hand van de Haviltexmaatstaf [1] .
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de uitleg van de tussen ABN en Jarino Group en MBN gesloten kredietovereenkomst te geschieden aan de hand van de Haviltexmaatstaf. [2] Deze maatstaf brengt mee dat ook indien bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen, de overige omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Beslissend blijft immers de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Dit neemt niet weg dat bij professionele partijen, waarvan hier sprake is, aan de bewoordingen van de overeenkomst groot gewicht kan worden toegekend, aangezien van hen immers mag worden verwacht dat zij de bedoelingen van partijen juist en gedetailleerd op schrift vastleggen.
4.5.
De rechtbank oordeelt dat de bewoordingen in de kredietovereenkomst duidelijk en consistent zijn en niet wijzen op een overeenkomst borgtocht tussen [eiseres] en de bank. Hiertoe is redengevend dat in de kredietovereenkomst onderscheid is gemaakt tussen de borgstelling van [naam 1] en [gedaagde sub 2] tot een bedrag van € 100.000,00 en anderzijds de hoofdelijke verbondenheid van [eiseres] , Portofino Beheer en [gedaagde sub 1] . Daar komt bij dat [eiseres] in die overeenkomst, naast de omschrijving dat zij als hoofdelijk schuldenaar is aan te merken onder 2.2. van de overeenkomst, expliciet haar handtekening heeft gezet onder de nadere omschrijving van haar hoofdelijke verbondenheid. Jegens de bank heeft zij daarmee verklaard dat de lening ‘haar aanging’. Indien zij meende dat er sprake was van borgtocht, lag het op de weg van een professionele partij als [eiseres] niet met deze uitdrukkelijke nadere duiding akkoord te gaan. Verder weegt de rechtbank mee dat de particuliere zekerheidstellingen middels een borgtocht zijn verleend en dat de rechtspersonen als hoofdelijk schuldenaar zijn aangemerkt. Ook hierin ziet de rechtbank de bevestiging dat er een duidelijk onderscheid is gemaakt tussen de wijze waarop er, enerzijds, door [gedaagde sub 2] en [naam 1] zekerheid is gesteld en, anderzijds, door de bij de overeenkomst betrokken rechtspersonen. Tot slot weegt de rechtbank mee dat door [gedaagde sub 2] en [naam 1] afzonderlijke akten zijn ondertekend waarin zij als borg zekerheid hebben gesteld. Dat door [eiseres] een dergelijke akte tot borgstelling is ondertekend, is gesteld noch gebleken. Feiten of omstandigheden op grond waarvan de bank in weerwil van de gebezigde bewoordingen er niet op heeft mogen vertrouwen dat [eiseres] zich niet als hoofdelijk medeschuldenaar maar als borg heeft willen verbinden aan de bank, zijn door haar in deze procedure niet naar voren gebracht. Het enkele feit dat de bank dit ‘altijd zo opschrijft’ terwijl soms iets anders wordt bedoeld, vindt de rechtbank daarvoor onvoldoende. Tegen de achtergrond van deze feiten, in onderling verband en samenhang beschouwd, concludeert de rechtbank dat de kredietovereenkomst aldus moet worden uitgelegd dat [eiseres] als hoofdelijk schuldenaar zekerheid aan de bank heeft gesteld voor het aan Jarino Group en MBN verstrekte krediet en dat zij niet als borg was gebonden.
De vorderingen tegen [gedaagde sub 2] worden afgewezen
4.6.
Voormeld oordeel heeft tot gevolg dat [eiseres] niet kan worden gezien als medeborg van [gedaagde sub 2] . Nu zij haar vordering evenwel op die grondslag heeft gebaseerd, dient haar vordering jegens [gedaagde sub 2] , zoals [eiseres] ook tijdens de mondelinge behandeling heeft erkend, te worden afgewezen nu haar als hoofdelijk schuldenaar geen beroep toekomt op artikel 7:869 in verbinding met 6:152 BW. De door [eiseres] ingestelde nevenvorderingen zullen als gevolg hiervan ook worden afgewezen.
De vorderingen tegen [gedaagde sub 1] zijn toewijsbaar
4.7.
[gedaagde sub 1] is niet in rechte verschenen en heeft geen verweer gevoerd. Aan haar wordt om die reden verstek verleend.
4.8.
Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen.
[eiseres] wordt veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van [gedaagde sub 2]
4.9.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedaagde sub 2] worden veroordeeld.
4.10.
De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 2] worden vastgesteld op:
- griffierecht € 1.639,00
- salaris advocaat
4.982,00(2,0 punten × tarief IV)
Totaal € 6.621,00.
4.11.
De nakosten worden toegewezen zoals in het dictum omschreven.
[gedaagde sub 1] wordt veroordeeld in de kosten van [eiseres]
4.12.
[gedaagde sub 1] zal als de in het ongelijk te stellen partijen in de proceskosten van [eiseres] veroordeeld.
4.13.
De kosten aan de zijde van [eiseres] worden vastgesteld op:
- explootkosten € 89,70
- griffierecht 1.639,00
- salaris advocaat
2.491,00(1,0 punt × tarief IV)
Totaal € 4.219,70.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] tegen [gedaagde sub 2] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 2] tot op heden vastgesteld op € 6.621,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten aan de zijde van [gedaagde sub 2] , vastgesteld op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde [gedaagde sub 1] ,
5.5.
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling aan [eiseres] van € 154.726,63 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.6.
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling aan [eiseres] van € 2.322,29 aan buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.7.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 4.219,70, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.8.
verklaart de veroordelingen onder 5.2. tot en met 5.6. uitvoerbaar bij voorraad.
5.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.B. Faber-Siermann en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2021. [3]

Voetnoten

1.HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158.
2.Asser/Van Schaick 7-VIII 2018/62.
3.type: 596/eh