ECLI:NL:RBNNE:2021:2861

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
18/160536-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige meisjes

Op 1 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met twee meisjes van 7 en 9 jaar oud. De verdachte, geboren in 2000, heeft deze handelingen gepleegd in de periode van 1 juni 2014 tot en met 1 oktober 2019. De zaak kwam aan het licht na aangifte door de ouders van de slachtoffers. Tijdens de zitting op 17 juni 2021 heeft de verdachte verklaard dat hij de meisjes had aangeraakt terwijl zij samen films keken. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, mede omdat deze consistent waren en steun vonden in andere bewijsmiddelen, zoals proces-verbaal van aangifte en studioverhoren. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd op basis van de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte zelf. De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen van de slachtoffers inconsistent waren en dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 2 dagen en een taakstraf van 80 uren, met de voorwaarde dat de werkstraf binnen 9 maanden moet worden verricht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die als first offender werd beschouwd en een stabiel leven leidde. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit een voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/160536-20
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 juli 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzitting van 17 juni 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2014 tot en met 01 oktober 2019 te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Tytsjerksteradiel, (meermalen) met [slachtoffer 1], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn vinger(s) in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of de vagina en/of de billen van die [slachtoffer 1] betast en/of zijn penis door die [slachtoffer 1] doen of laten betasten;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2014 tot en met 01 oktober 2019 te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Tytsjerksteradiel, (meermalen) met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 2009, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit het betasten van de vagina en/of de billen van die [slachtoffer 1] en/of het doen of laten betasten van zijn, verdachtes, penis;

2.hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2014 tot en met 01 oktober 2019 te [pleegplaats], (althans) gemeente Tytsjerksteradiel, (meermalen) met [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 2007, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens)een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten hetbetasten van de vagina en/of de (onder)buik en/of de schaamstreek

Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 primair en 2.
Zij heeft daartoe aangevoerd dat op basis van de studioverhoren van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de verklaring van verdachte bewezen kan worden dat verdachte de twee meisjes heeft aangeraakt. Verdachte ontkent het seksueel binnendringen, maar zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben redelijk gedetailleerd en spontaan over de handelingen verklaard wat deze verklaringen betrouwbaar maakt.
Ten aanzien van de ten laste gelegde periode heeft de officier van justitie aangevoerd dat de gedragingen binnen deze periode, te weten juni 2014 en april 2019, hebben plaatsgevonden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het seksueel binnendringen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden enkel op grond van de verklaring van [slachtoffer 1] nu zij hier ook wisselend over verklaart. In eerste instantie heeft zij verklaard dat het één keer was gebeurd, later in het verhoor verklaart zij over 4 à 6 keer.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat het betasten van de vagina niet bewezen kan worden.
Met betrekking tot de ten laste gelegde periode van de feiten 1 subsidiair en 2 heeft de raadsman aangevoerd dat de periode van mei 2017 tot mei 2018 wettig en overtuigend bewezen kan worden. Het is gestopt in 2018 toen verdachte een relatie kreeg. [slachtoffer 2] verklaart tijdens haar verhoor in oktober 2019 dat het twee jaar geleden was en het een jaar heeft geduurd. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij ongeveer 8 jaar oud was, dat was dan ook in 2017/2018.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 17 juni 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend, onder meer:
Ik heb [slachtoffer 1] met mijn hand aangeraakt bij haar kruis. Ik kan me twee keer herinneren dat ik dat gedaan heb. Wij lagen dan naar een film te kijken op bed, onder een dekentje.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 oktober 2019, opgenomen op pagina 10 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019256702 d.d. 13 juni 2020, inhoudende de verklaring van [naam 1], onder meer:
V: Wat is de volledig naam en geboortedatum en plaats van uw kinderen waarvoor u
aangifte doet?
A: [slachtoffer 2] roepnaam [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 2007 in
[geboorteplaats]. [slachtoffer 1], zij is geboren op [geboortedatum]
2009 te [geboorteplaats]. Ik doe aangifte van seksueel grensoverschrijdend gedrag. De jongen om wie het gaat is de broer van de aangetrouwde tante van mijn dochters. Hij woont bij haar en de oom van de kinderen in huis, in [pleegplaats].
[slachtoffer 1] heeft verteld wat er allemaal gebeurd is. Ruim anderhalf jaar geleden over een periode van een jaar (de rechtbank begrijpt: daarvóór) is het regelmatig gebeurd. Dat was in de jaren 2071 en 2018. Ze zeiden dat het stopte toen hij verkering kreeg. Hij heeft nu ruim een jaar verkering. Bij [slachtoffer 1] zes keer en bij [slachtoffer 2] twee keer, volgens haar. Bij [slachtoffer 2] is het gebeurd, dan lagen ze in de slaapkamer op bed naar een groot scherm televisie te kijken. Daar lagen [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en nichtje [naam 2] en andere [naam 3] soms ook wel, film te kijken. Dan kwam deze jongen [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte]) ook de kamer in en ging ook op bed liggen. Hij ging dan ook film kijken. Tijdens dat film kijken gebeurde het bij [slachtoffer 2] twee keer dat hij met zijn hand onder het rokje of bij haar broek en onderbroek in ging en haar vanonder betastte. [slachtoffer 2] schrok daarvan en stompte hem dan weg en zei dan "wat doe je? ". Twee keer betasten en twee keer is [slachtoffer 2] gevlucht. Bij [slachtoffer 1], die lag vaak onder de deken, ging die jongen ook onder de deken liggen. Ging [slachtoffer 1] ook betasten van onderen. Eerst met zijn vinger, zeker twee keer, met zijn vinger naar binnen toen en ook zeker twee keer heeft hij haar hand gepakt en op zijn penis gelegd. Zij moest hem toen aftrekken. Dit is zes keer gebeurd uiteindelijk volgens [slachtoffer 1].
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal uitwerking studioverhoor d.d. 13 juni 2020, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] afgelegd op 23 oktober 2019, onder meer:
[slachtoffer 1] heeft verteld over de kamers en dat zij in een slaapkamer film gaan kijken.
“Dan lig ik zo onder de deken. Dan komt (…) de broer van mijn tante. Die komt dan ook in de kamer en die wil dan ook met ons film kijken. En dan gaat hij beginnen met mij aan te raken. En dan probeer ik weg te gaan, maar dat lukt niet. En dan probeer ik soms ook wel mijn zus te roepen en te roepen van “help, help, help”. Maar het lukt niet, want hij hield mij echt heel stevig vast dat ik niet meer weg kan. En dan … ja, dan gaat hij mij dus aanraken en dat is dus al vier keer gebeurd. Een (1) keer in de kamer beneden naast de keuken met de bank en de tv. En voor de rest, drie keer boven in die kamer.
Maar hij raakt mij ook niet alleen gewoon aan, op mijn privéplekje, maar hij ging ook gewoon echt met de vinger in. En dan ging hij gewoon mij aanraken en allemaal rare dingen doen zoals daar (wijst naar haar kruis) en gekke bewegingen doen. En hij heeft ook een keer mijn hand vastgepakt en bij zijn privé plek, heeft hij toen zo gedaan...(maakt met haar hand een op- en neer gaande beweging)
En toen is het ook geëindigd omdat hij toen een vriendinnetje had gekregen.
V: Wat is een paar keer gebeurd?
A: Dat hij mij gaat aanraken en er ook echt in. En dat deed hij ook bij mijn achterste.
En het is twee jaar geleden gebeurd. Toen was ik, volgens mij acht. En het is
ook een jaar geleden gebeurd, toen was ik negen.
V: Ja. En je vertelde ook waar het was gebeurd. Dat was bij [verdachte].
A: In zijn kamer...nou niet echt in zijn kamer, maar in de kamer van de vader van mijn
tante. En dat was gewoon in het huis van mijn tante.
V: Hoe vaak heeft [verdachte] jou gevingerd? Met de vinger in jouw plekje...het vrijen?
A: Ik begin mij nou een beetje te herinneren, omdat ik praat er nu gewoon echt over.
Dus ik denk, aan de tijden, wel vijf of zes keer.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal uitwerking studioverhoor d.d. 27 februari 2020, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] afgelegd op 23 oktober 2019, onder meer:
V: En je zegt, toen kreeg hij een vriendin he? En daarom is het gestopt.
A: Ja.
V: Hoe weet je dat [slachtoffer 2], dat het een jaar, twee jaar geleden was?
A: Omdat mijn neefje, die was nog niet geboren toen en die is nu één.
V: Dat heb jij gezegd?
A: Ja. En toen zei ze van..."ja...nou...". En toen zei ik van, je kan mij alles zeggen hoor.
En toen zei ze van...dit en dit is dus gebeurd met [verdachte]. En ik heb het eigenlijk nooit
aan iemand verteld, wat er met mij was gebeurd. Ook niet aan mijn zusje. Alleen
iemand die het als eerste weet is dat ik het tegen mijn vader had gezegd, wat er
met mijn zusje was gebeurd en wat er met mij was gebeurd.
Ze zei van, we gaan best wel vaak naar tante [naam 4] toe. En oom [verdachte], die zit soms
vies aan mij.
Ze zei...ja nou, die keer met die film. Jij en [naam 2] liggen meestal voor, dus dan lig ik
met oom [verdachte] onder de deken, omdat ik het dan koud heb. En dan gaat hij, zeg
maar, in mijn onderbroek zitten. Gaat hij ook echt aan haar vagina zitten. En ze zei
ook..."een beetje er in"...en zo. En dat is een paar keer gebeurd.
V: Oké, wat zei [slachtoffer 1] daar precies over, tegen jou?
A: Zei ze van...dan ging hij in de onderbroek en dat zat hij eventjes te heen en weer
gaan. En uiteindelijk zei ze van...ja en dan gaat hij met zijn vinger een beetje er in.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal bevindingen d.d. 12 juni 2020, opgenomen op pagina 106 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant, onder meer:
Op vrijdag 12 juni 2020, had ik verbalisant telefonisch contact met een man genaamd: getuige [getuige], geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats].
[getuige] gaf samengevat aan:
De zomer van 2018 had hij al verkering met [naam 5].
Seksueel binnendringen
Vooropgesteld moet worden dat volgens vaste rechtspraak op grond van het tweede lid van art. 342 Sv – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige ('unus testis nullus testis'). Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing. Zij verbiedt de rechter tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gerelateerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Wil voldaan zijn aan het bewijsminimum zoals genoemd in art. 342, tweede lid, Sv, dan moet de bewijsvoering naast een getuigenverklaring waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte een strafbaar feit heeft begaan een ander wettig bewijsmiddel bevatten afkomstig uit een andere bron. De vraag of aan dit bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden en vergt een beoordeling van het concrete geval.
In zijn arrest van 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717, NJ 2018/298, m.nt. [naam 6] heeft de Hoge Raad geoordeeld dat niet is vereist dat het “steunbewijs betrekking dient te hebben op de tenlastegelegde gedragingen”. In zijn noot onder dit arrest heeft [naam 6] opgemerkt dat voldoende is dat “de verklaring van de aangeefster of aangever op concrete punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, waarbij die concrete punten ‘specifieke omstandigheden’ van de tenlastegelegde seksuele gedragingen moeten opleveren.” Het moet dan uiteraard wel gaan om een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daarbij komt dat een belangrijk vereiste is dat tussen die enige getuigenverklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband moet bestaan. Wanneer daarvan sprake is laat zich niet in algemene zin verwoorden; de concrete feiten en omstandigheden zijn daarvoor bepalend.
Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar. Zij heeft in grote lijnen op een aantal essentiële onderdelen consistent verklaard. Voor wat betreft het feit dat verdachte met zijn vinger bij haar naar binnen is gegaan in het bijzonder geldt dat zij daarover met [slachtoffer 2] heeft gesproken, later daarover met haar vader heeft gesproken en tot slot daarover heeft verklaard in het studioverhoor. In zoverre passeert de rechtbank het verweer van de verdediging.
De rechtbank is verder van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] steun vindt in de verklaring van verdachte, dat hij haar meermalen bij haar kruis heeft aangeraakt terwijl zij onder een dekentje film lagen te kijken op bed. Daarin vindt de verklaring van [slachtoffer 1] op concrete punten bevestiging en de verklaring van verdachte staat in een niet te verwijderd verband met de verklaring van [slachtoffer 1]. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het voorgaande en de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
Periode
Met betrekking tot het verweer van de raadsman over de duur van het ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat uit de voorhanden zijnde stukken de periode van 1 januari 2017 tot en met 27 juli 2018 wettig en overtuigend bewezen kan worden. Aangever, [naam 1], verklaart op basis van hetgeen hij in september/oktober 2019 van zijn dochters heeft vernomen dat het anderhalf jaar geleden over een periode van een jaar daarvóór gebeurd was. Hij spreekt over de jaren 2017/2018. Blijkens de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is het gestopt toen verdachte een relatie kreeg met [naam 5]. Dit was in de zomer van 2018 blijkens de verklaring van [getuige].
De rechtbank zal verdachte van de ten laste gelegde periode voor het overige vrijspreken.
Feit 2
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 juni 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal uitwerking studioverhoor d.d. 27 februari 2020, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2].
Periode
Evenals bij feit 1 primair is de rechtbank van oordeel dat de periode 1 januari 2017 tot en met 27 juli 2018 wettig en overtuigend bewezen kan worden op grond van hetgeen bij feit 1 is overwogen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feiten 1 primair en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:

1.primairhij in periode van 1 januari 2017 tot en met 27 juli 2018 te [pleegplaats], meermalen met [slachtoffer 1], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn vinger(s) in de vagina en de anus van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en de vagina en de billen van die [slachtoffer 1] betast en zijn penis door die [slachtoffer 1] doen betasten;

2.hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 27 juli 2018 te [pleegplaats], meermalen met [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 2007, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten hetbetasten van de (onder)buik en de schaamstreek

Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen pleegt die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
2. Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair en 2 wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 92 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest en daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden meewerken aan diagnostiek en vervolgens meewerken aan een ambulante behandeling, een meldplicht en toezicht van het Leger des Heils en jeugdbescherming Leeuwarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoon van verdachte. Hij is first offender. Hij heeft een stabiel leven waarin hij hard aan het werk is. De raadsman heeft gepleit voor een werkstraf voor de duur van 40 uren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 11 december 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 26 november 2020, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verrichten van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met twee meisjes die 7 en 9 jaar oud waren op het moment dat verdachte begon met het plegen van ontuchtige handelingen. De slachtoffers waren familie van de zus van verdachte en verbleven om het weekend in het huis waar verdachte ook woonde. Met dit handelen heeft hij een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en dat op een plaats waar beide slachtoffers zich veilig hadden moeten kunnen voelen. Dit ontuchtig handelen kan, naar de ervaring leert, voor de slachtoffers nadelige psychische gevolgen van mogelijk lange duur met zich brengen. Dat het handelen van verdachte een grote negatieve invloed heeft gehad op de slachtoffers is ook gebleken uit de schriftelijke verklaringen die beide slachtoffers aan de rechtbank hebben gegeven en die ter zitting ook aan de orde zijn geweest.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte blijkens zijn strafblad niet eerder is veroordeeld. De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft geconcludeerd dat er een lage kans is dat verdachte zich zal schuldig maken aan strafbaar gedrag in het algemeen. Hij heeft geen strafblad, heeft zijn leven goed op orde, werkt hard en is gericht op zijn toekomst. De Raad vindt het lastig iets te zeggen over het gevaar voor herhaling van seksueel grensoverschrijdend gedrag omdat verdachte weinig inzicht heeft gegeven in wat er in hem is omgegaan toen de ontucht plaatsvond. De Raad heeft twee adviezen gegeven, afhankelijk van de bewezenverklaring. Bij de bewezenverklaring waartoe de rechtbank is gekomen, hoort het advies om verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, waarbij als bijzondere voorwaarden verplicht contact met de jeugdreclassering en (na diagnostiek) een verplichte ambulante behandeling worden opgelegd. Verdachte moet gaan praten over zijn seksuele ontwikkeling, om zo denkfouten of vaardigheidstekorten op te sporen en daarmee aan de slag te gaan.
De rechtbank schat op basis van het dossier en het gesprek met verdachte tijdens de terechtzitting in dat hij niet meer zal gaan vertellen over wat er in hem is omgegaan en wat hem heeft bewogen, ook niet tegen een behandelaar. Dat is wellicht geen onwil, want het lijkt erop dat verdachte ‘er niet bij kan komen’, ook omdat zijn handelen totaal niet past bij hoe hij zichzelf ziet. Niet uitgesloten is dat schaamte daarbij een grote rol speelt. Door de aangifte en de strafrechtelijke procedure die daarop is gevolgd, is verdachte er direct mee geconfronteerd dat wat hij heeft gedaan onacceptabel is en grote gevolgen heeft gehad voor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Op de rechtbank is verdachte overgekomen als een jongeman die daarvan erg onder de indruk is en oprecht spijt heeft van wat hij heeft gedaan. De rechtbank schat de kans op herhaling van seksueel grensoverschrijdend gedrag laag in.
De rechtbank zal het advies van de Raad niet opvolgen, maar vindt het passend om verdachte een onvoorwaardelijke straf op te leggen, waarvan de op te leggen jeugddetentie gelijk is aan de duur van het voorarrest. Daarnaast is een werkstraf op zijn plaats. Deze is van langere duur dan door de raadsman bepleit, omdat er anders onvoldoende recht zou worden gedaan aan de ernst van de feiten. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met het tijdsverloop tussen de feiten en de behandeling ter zitting.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77gg, 244, 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een jeugddetentie voor de duur van 2 dagen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren.De werkstraf moet binnen 9 maanden zijn verricht.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. M.J. Dijkstra en J.H.S. Kroeze, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 juli 2021.
Mr. Kroeze en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.