ECLI:NL:RBNNE:2021:2791

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
7 juli 2021
Zaaknummer
LEE 21/481
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de NOW-3 regeling en de referentiemaand juni 2020 in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een basketbalclub en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de toepassing van de NOW-3 regeling. De eiseres, een basketbalclub, had een tegemoetkoming aangevraagd op basis van de NOW-3 voor loonkosten in de maanden oktober, november en december 2020, maar kreeg een tegemoetkoming die was berekend op basis van de loonsom in juni 2020. Eiseres betoogde dat juni 2020 niet representatief was voor haar loonkosten, omdat de spelers en staf in die maand doorgaans niet in dienst waren. Eiseres verzocht de rechtbank om een andere referentiemaand te hanteren, maar de rechtbank oordeelde dat de NOW-3 geen hardheidsclausule kent en dat de keuze voor juni 2020 als referentiemaand niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarbij zij benadrukte dat de regeling eenduidig en snel uitgevoerd moet worden om fraude te voorkomen. De rechtbank concludeerde dat de belangen van eiseres niet onevenredig worden geschaad door de strikte toepassing van de regeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/481

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats] , eiseres
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigde: S.S. Wiltjer-Rienstra).

Procesverloop

Bij besluit van 1 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een tegemoetkoming op grond van de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-3) toegekend.
Bij besluit van 23 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiseres is een basketbalclub die deelneemt aan de competitie van de [naam League] , het hoogste niveau waarin een Nederlandse basketbalclub kan uitkomen. De competitie wordt in de periode van oktober tot en met mei gespeeld. De spelers, trainers en coachende staf van de basketbalclub zijn in loondienst van eiseres. Zij hebben doorgaans tijdelijke contracten voor de duur van het basketbalseizoen. In de maand juni zijn zij doorgaans dus niet in loondienst van eiseres. Vanwege de maatregelen die de overheid heeft getroffen ter bestrijding van het coronavirus, heeft de club onder meer in de maanden oktober, november en december van 2020 geen wedstrijden kunnen spelen. In die maanden heeft eiseres nagenoeg geen inkomen verworven, maar heeft zij wel de genoemde loonkosten moeten betalen. Eiseres heeft op 24 november 2020 verweerder verzocht om een tegemoetkoming op grond van de NOW-3 voor haar loonkosten in de maanden oktober, november en december van 2020.
2. Verweerder heeft eiseres bij het primaire besluit een tegemoetkoming van € 5.525,- toegekend en van dat bedrag een voorschot van € 4.419,- betaald. Bij de berekening van het voorschot is verweerder uitgegaan van de loonsom in het aangiftetijdvak juni 2020. In bezwaar heeft eiseres aangevoerd dat zij juist in de maand juni 2020 minder loonkosten heeft gemaakt dan zij in de rest van het jaar maakt. Eiseres heeft verweerder verzocht de maand september of oktober 2020 als referentiemaand voor de loonkosten te nemen. In het besluit op bezwaar heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Volgens verweerder volgt dwingend uit de regeling van de NOW-3 dat hij juni 2020 als referentiemaand neemt bij zijn besluit. De NOW-3 kent volgens verweerder geen hardheidsclausule die het mogelijk maakt om daarvan af te wijken. De NOW-3 is een noodmaatregel, waarbij het van groot belang is dat zij eenduidig uitgevoerd kan worden, zodat verweerder op zeer korte termijn zeer veel aanvragen kan behandelen. De mogelijkheid tot afwijken van de regeling zou tot gevolg hebben dat die doelstelling niet gehaald kan worden.
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en komt daartegen in beroep. De rechtbank behandelt de gronden van het beroep hieronder afzonderlijk.
het toepasselijk tijdvak
4. Eiseres maakt aanspraak op een subsidie op grond van de NOW-3. De hoogte van de subsidie wordt berekend aan de hand van de formule in artikel 16, eerste lid, van de NOW-3. Een factor in die berekening is de loonsom die de werkgever heeft uitbetaald in het tijdvak dat op hem van toepassing is. Welk tijdvak van toepassing is wordt bepaald aan de hand van artikel 16, tweede, derde en vierde lid, van de NOW-3. Omdat van eiseres loongegevens over het aangiftetijdvak juni 2020 bekend zijn, geldt de maand juni 2020 voor eiseres als het toepasselijk tijdvak. Dat volgt uit artikel 16, tweede lid, van de NOW-3.

bevoegdheid af te wijken van juni 2020

5.1.
Volgens eiseres had verweerder een ander tijdvak dan de maand juni 2020 als uitgangspunt moeten nemen. Anders dan verweerder stelt, kent de regeling wel een hardheidsclausule. De NOW-3 biedt in artikel 16, derde lid, de mogelijkheid om van het tijdvak juni 2020 af te wijken en april 2020 als toepasselijk tijdvak te nemen. Daarmee houdt de regeling volgens eiseres rekening met de mogelijkheid dat de maand juni 2020 niet representatief is voor de loonkosten van het bedrijf dat een beroep doet op de NOW-3.
5.2.
Anders dan eiseres stelt, kent artikel 16, derde lid, van de NOW-3 naar het oordeel van de rechtbank geen hardheidsclausule en kan daar ook geen hardheidsclausule uit worden afgeleid. De mogelijkheid in dat artikel om een andere maand dan juni 2020 als toepasselijk tijdvak te nemen geldt voor het geval dat er geen loongegevens over het tijdvak juni 2020 bekend zijn. Afwijken van die maand is dus slechts onder specifiek omschreven voorwaarden en niet om redenen van hardheid mogelijk.
6.1.
Verder heeft eiseres naar voren gebracht dat verweerder zijn eerdere vergelijkbare noodmaatregel, de Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-1) heeft aangepast voor seizoensbedrijven die juist in het voorjaar hogere loonkosten hebben. Eiseres vindt dat zij recht heeft op een vergelijkbare behandeling.
6.2.
De rechtbank ziet in het feit dat verweerder de NOW-1 heeft aangepast voor seizoensbedrijven geen aanleiding om de NOW-3 anders uit te leggen. Verweerder heeft er bovendien juist expliciet voor gekozen om in de NOW-3 geen aparte regeling op te nemen voor seizoensbedrijven of andere werkgevers met een hogere loonsom in de meetperiode dan in de referentieperiode, om de uitvoerbaarheid van de regeling te bevorderen en om te voorkomen dat er onwenselijke prikkels uitgaan naar overige ondernemers. Dat blijkt uit de Nota van toelichting bij de NOW-3, punt 3, onder f, laatste alinea.
7.1.
Volgens eiseres is het minder ingewikkeld dan verweerder beweert om een ander aangiftetijdvak dan juni 2020 als uitgangspunt te nemen en wordt de regeling daarom niet onwerkbaar als afwijken van het tijdvak juni 2020 mogelijk zou worden.
7.2.
Uit de Nota van toelichting bij de NOW-3, punt 2, voorlaatste alinea, blijkt dat verweerder de NOW-3, en de vergelijkbare eerdere regelingen, bedoeld heeft als een noodmaatregel. In korte tijd moet een zeer groot aantal werkgevers duidelijkheid worden verschaft over de aard en de inhoud van de regeling. Hierdoor heeft de NOW-3 noodgedwongen een generiek karakter, waarbij maatwerk niet steeds mogelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat het door eiseres gewenste maatwerk niet mogelijk is, vanwege de uitvoerbaarheid van deze noodmaatregel.
8.1.
Volgens eiseres is het in strijd met het verbod op willekeur dat er op grond van de NOW-3 wel van juni 2020 mag worden afgeweken naar april 2020 als toepasselijk tijdvak, maar niet naar een andere maand. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres toegelicht dat de toepasselijke tijdvakken in de NOW-3 willekeurig gekozen lijken, hetgeen volgens eiseres niet toegestaan is. Daardoor ontvangt zij minder subsidie dan, bijvoorbeeld, andere basketbalclubs die hun spelers en staf wel het hele jaar doorbetalen. De rechtbank begrijpt dit beroep daarom ook als een beroep op het gelijkheids- en motiveringsbeginsel.
8.2.
Het verbod op willekeur behelst het verbod aan een bestuursorgaan om een bevoegdheid voor een ander doel aan te wenden dan waarvoor zij verleend is. Verweerder heeft zijn bevoegdheid om het bestreden besluit te nemen juist aangewend voor het doel waarvoor die bevoegdheid verleend is, namelijk om ondernemers als eiseres een subsidie te verschaffen. Naar het oordeel van de rechtbank is het besluit dan ook niet genomen in strijd met het verbod op willekeur.
8.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat voor de maand juni 2020 is gekozen vanwege de eis van een robuuste uitvoerbaarheid van de regeling en het belang van het voorkomen van een risico op misbruik van de regeling. De rechtbank sluit daarbij aan bij de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 januari 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:87).
8.4.
De NOW-3 heeft niet als doel om een alomvattende regeling te bieden om alle bedrijven te redden. Hoewel de NOW-3 voor sommige werkgevers, zoals eiseres, minder voordelig kan uitpakken omdat zij een lagere subsidie ontvangen, leidt dat niet tot het oordeel dat toepassing van de referentiemaand juni 2020 in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet.
exceptieve toetsing NOW-3
9.1.
Volgens eiseres wordt zij onevenredig hard getroffen omdat de NOW-3 geen mogelijkheid tot wijziging van de referentiemaand kent. Het belang van een efficiënte behandeling van aanvragen in het kader van de NOW-3 weegt volgens eiseres niet op tegen de mate waarin zij getroffen wordt doordat afwijken van de maand juni 2020 als toepasselijk tijdvak niet mogelijk is. Eiseres verzoekt de rechtbank de NOW-3 wegens strijd met het evenredigheidsbeginsel buiten toepassing te laten. De rechtbank begrijpt dit als een verzoek om artikel 16, derde lid, van de NOW-3 buiten toepassing te laten en zelf in de zaak te voorzien. Buiten toepassing laten van de volledige NOW-3 zou ertoe leiden dat eiseres geen subsidie op grond van die regeling toekomt.
9.2.
Een algemeen verbindend voorschrift dat geen wet in formele zin is, kan door de rechter in een zaak over een besluit dat op dat voorschrift berust, worden getoetst op rechtmatigheid. De rechter komt tevens de bevoegdheid toe te bezien of het betreffende algemeen verbindend voorschrift een voldoende deugdelijke grondslag biedt voor het in geding zijnde besluit. Bij die indirecte toetsing houdt de rechter rekening met het evenredigheidsbeginsel.
9.3.
Het is de rechtbank duidelijk dat eiseres en andere ondernemers een minder hoge subsidie zullen krijgen als van de maand juni 2020 als toepasselijk tijdvak niet kan worden afgeweken. Eiseres krijgt daardoor nog wel enige tegemoetkoming, maar een veel lager bedrag dan zij graag wil. Verweerder heeft aan de andere kant een zwaarwegend belang bij een snel en eenduidig uitvoerbare regeling en de voorkoming van fraude. Gelet op die omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat het belang van eiseres met de huidige regeling niet buitenproportioneel wordt getroffen. De rechtbank zal artikel 16, derde lid, van de NOW-3 daarom niet buiten toepassing laten.
10. Het beroep is ongegrond
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 6 juli 2021 door mr. N.W. Brand, voorzitter, en mr. C.H. de Groot en mr. H. van der Werff, leden, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar de centrale raad van Beroep waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van de centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.