ECLI:NL:RBNNE:2021:2583

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
23 juni 2021
Zaaknummer
20/1644
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van het Instituut Mijnbouwschade Groningen inzake schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M.C. Molema-Nankman, en verweerder, het Instituut Mijnbouwschade Groningen, vertegenwoordigd door mr. T.W. Franssen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, waarin een vergoeding van € 2.755,00 was toegekend voor schade aan zijn woning, veroorzaakt door aardbevingen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een aanvullende vergoeding van € 95,00, wat gedeeltelijk werd toegewezen. Eiser was van mening dat hij recht had op vergoeding voor 42 dagdelen, terwijl verweerder stelde dat de schade hersteld kon worden in 15 werkdagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergoeding van 30 dagdelen redelijk was, en dat de aanwezigheid van eiser tijdens de weekenden niet vergoed hoefde te worden. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit voldoende was onderbouwd en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/1644

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.C. Molema-Nankman)
en
Het Instituut mijnbouwschade Groningen (voorheen de Minister van Economische Zaken en Klimaat),verweerder
.
(gemachtigde: mr. T.W. Franssen).

Procesverloop

Bij besluit van 4 november 2019
(het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een vergoeding van € 2.755,00 toegekend.
Bij besluit van 22 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en aan eiser een aanvullende vergoeding van € 95,00 toegekend.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is N. Handgraaf, schade expert namens verweerder, verschenen.
Het bestreden besluit is namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, genomen door de deelcommissie bezwaar van de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen.
Op 1 juli 2020 is de Tijdelijke wet Groningen in werking getreden. Op grond van artikel 2, eerste lid, van deze wet is er een Instituut Mijnbouwschade Groningen. Op grond van artikel 21, eerste lid, van deze wet worden de besluiten die zijn genomen door de deelcommissie mijnbouwschade en de deelcommissie bezwaar aangemerkt als besluiten van het Instituut Mijnbouwschade Groningen. Op grond van het vierde lid van artikel 21 neemt het Instituut de zaken over in de staat waarin ze zich bevinden. De rechtbank duidt in deze uitspraak daarom zowel de minister als het Instituut als verweerder aan.

Overwegingen

1. Bij de beoordeling van dit beroep neemt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden als vaststaand aan.
1.1.
Eiser is woonachtig aan [adres] te [plaats] . De woning is in 2003 gebouwd en eiser is de eerste eigenaar van de woning.
1.2.
Op 14 juni 2019 heeft eiser bij de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen melding gedaan van schade aan zijn woning, die naar zijn overtuiging het gevolg is van trilling van de bodem door aardbeving.
1.3.
Op 22 oktober 2019 heeft eiser een verzoek om vergoeding van aanvullende kosten ingediend. Eiser heeft gevraagd om vergoeding van thuisblijfkosten bij schadeherstel. Volgens eiser zijn er tenminste drie weken nodig om de schade te herstellen. Eiser vraagt daarom om vergoeding van 42 dagdelen.
1.4.
Bij besluit van 4 november 2019 heeft verweerder aan eiser een vergoeding van
€ 2.755,00 toegekend, dat is een vergoeding voor 29 dagdelen.
2.1
Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
2.2.
In het kader van de behandeling van eisers bezwaarschrift heeft de Tijdelijke Commissie Advisering Bezwaarschriften Mijnbouwschade Groningen (de bezwaaradviescommissie) op 21 januari 2020 een hoorzitting gehouden.
2.2.
Bij advies van 7 april 2020 heeft de bezwaarcommissie verweerder geadviseerd om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en aan eiser een aanvullende vergoeding van
€ 95,00 toe te kennen. De commissie overweegt daarbij dat verweerder niet is gehouden een vergoeding toe te kennen voor het thuisblijven tijdens de weekenden, zoals door eiser gevraagd. Gelet op de berekening die is uitgevoerd voor het aantal uren herstel moet wel een aanvullend dagdeel worden vergoed.
2.3.
In het bestreden besluit heeft verweerder in navolging van het advies het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en aan eiser een aanvullende vergoeding van € 95,00 toegekend.
3.1.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Eiser is van mening dat 42 dagdelen vergoedt moeten worden.
3.2.
Verweerder is van mening dat de geconstateerde schade hersteld kan worden in 15 werkdagen. Een vergoeding voor thuisblijven tijdens de weekenden wordt op grond van de regelgeving niet toegekend, enkel thuisblijven tijdens werkzaamheden. Deze vinden in het weekend niet plaats. In de notitie van 28 oktober 2020 bevestigd Handgraaf nogmaals dat de werkzaamheden binnen 2 tot 15 werkdagen kunnen worden uitgevoerd.
3.3.
Ten tijde van het bestreden besluit was het Protocol mijnbouwschade Groningen nog van kracht. Op grond van artikel 7, vierde lid werd daarin bepaald dat de Commissie, indien aan de orde, een vergoeding zal toekennen van de door de schade veroorzaakte bijkomende kosten op basis van door de Commissie vast te stellen richtlijnen en bijlage 2. In bijlage II is bepaald dat een vergoeding wordt toegekend voor het thuis blijven tijdens inspectie en/of schadeherstel € 95,– per dagdeel. De hoogte van deze vergoeding per dagdeel is niet in geschil.
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder, in navolging van de door eiser zelf opgegeven calculatie van zijn aannemer en de nota van Handgraaf, voldoende heeft
onderbouwd dat in redelijkheid een vergoeding van 30 dagdelen aan eiser is toegekend. De aanwezigheid van eiser tijdens de weekenden hoeft verweerder, gelet op de bepaling van de bijlage, niet te vergoeden. Nu de door eiser in beroep voorgestane werkzaamheden naar het oordeel van de rechtbank niet hoeven te worden uitgevoerd, maar de door verweerder opgegeven wijze van herstel genoegzaam en deugdelijk is bevonden, leidt dit evenmin tot het oordeel dat verweerder de bijkomende kosten niet tot conform het eigen beleid heeft vergoed.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.L. Vucsán, rechter in aanwezigheid van mr. A.M. Veenstra, griffier. De beslissing is gedaan op 14 april 2021 en de eerstvolgende maandag daarop in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.