Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.A.,
B.,
C.
D.
E.
F.
1.X.
Y.
1.De procedure
- het tussenvonnis van 23 december 2020
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 22 april 2021
- de antwoordakte van X c.s. op de rol van 19 mei 2021.
2.De beoordeling
- X c.s. mogen zich bij akte uitlaten over de vermeerdering van eis,
- daarna zal de rechtbank in een tussenvonnis oordelen over de door A c.s. in de akte van 12 april 2021 voor het eerst opgeworpen kwestie of de nalatenschap door X c.s. zuiver is aanvaard door gedragingen,
- ondertussen zullen X c.s. een boedelbeschrijving op laten stellen en indienen en zullen A c.s. mogen reageren op de ingebrachte schuldbekentenis en de stelling van A c.s. dat die lening is afbetaald, mogen onderbouwen,
- daarna zal een datum voor de voortzetting van de mondelinge behandeling worden bepaald.
- veroordeling van X c.s. om de in de dagvaarding opgesomde stukken af te geven op straffe van een dwangsom van € 200,00 per dag dat zij hieraan niet voldoen met een maximum van € 50.000,00 (oorspronkelijke vordering I en II)
- een verklaring voor recht dat X c.s. de nalatenschap van moeder zuiver hebben aanvaard (vordering I en II),
- voorwaardelijk, voor het geval die verklaringen worden afgegeven, te bepalen dat Xc.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor betaling aan A, [A c.s.] elk en [A c.s.] samen een bedrag van € 13.794,05 te vermeerderden met de wettelijke rente (vordering II, IV, V, VI, VII, VIII),
- X c.s. te veroordeling in de proceskosten (vordering IX).
a. Y heeft na moeders overlijden met het pasje met nummer 009 van de bankrekening van moeder getankt voor € 50,04,
b. Aan X is op 29 april 2020 aan een reiskostenvergoeding overgemaakt voor in totaal € 142,36 waarbij met de hand is vermeld dat het gaat om kosten tot aan het overlijden,
c. de declaratie van 7 mei 2020 van boekhouder Kootstra van € 127,05 is van de rekening van moeder betaald,
d. de nota van 2 juni 2020 van notariskantoor Holland van der Woude van € 290,40 is van de rekening van moeder betaald.
Het oordeel van de rechtbank: geen zuivere aanvaarding2.9. Artikel 4:192, eerste lid, BW, bepaalt dat een erfgenaam de nalatenschap zuiver aanvaart wanneer hij zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt doordat hij overeenkomsten aangaat strekkende tot vervreemding of bezwaring van goederen van de nalatenschap of deze op andere wijze aan het verhaal van schuldeisers onttrekt.
Alleen gedragingen die leiden tot benadeling van schuldeisers (door nalatenschapsgoederen te verkopen, te bezwaren of anderszins aan het verhaal van schuldeisers te onttrekken), hebben een zuivere aanvaarding van de nalatenschap tot gevolg. Bij handelingen in het belang van de nalatenschap is sprake van goed beheer van de nalatenschap en niet van zuivere aanvaarding. Het enkele verrichten van betalingen ten laste van de rekening van de erflater is niet voldoende om een zuivere aanvaarding aan te nemen. Het gaat erom of sprake is van zulke ingrijpende beschikkingshandelingen die een erfgenaam bewust verricht dat de erfgenaam daarmee als "heer en meester" over de nalatenschap heeft beschikt (Zie bijvoorbeeld parlementaire geschiedenis, nota naar aanleiding van het eindverslag,Kamerstuk 34224, nr. 5). In zoverre gaat het beroep van A c.s. op het door hem genoemde arrest van het hof Den Haag van 28 juni (ECLI:NL:GHDHA:2016:1985) niet op. Dit arrest dateert van voor de wetswijziging en het valt niet uit te sluiten dat de wetswijziging een ander licht op de zaak werpt.
Voor deze transacties geldt dat het gaat om handelingen in het kader van beheer van de nalatenschap. Het is immers in het belang van de nalatenschap dat schulden zo spoedig betaald worden.