Uitspraak
19 december 2020.
De kantonrechter heeft aan het begin van de terechtzitting aangegeven, dat dat haar speet.
- standpunt van de officier van justitie: pagina 3 tot en met 5;
- standpunt van de verdediging: pagina 5 tot en met 8;
- repliek en dupliek: pagina 8;
- verklaring ter terechtzitting van verdachte: pagina 9;
- oordeel van de kantonrechter: vanaf pagina 9.
Standpunt van de officier van justitie
Het gemankeerde onderzoek heeft ertoe geleid dat is besloten een groot aantal verdachten niet te vervolgen (c.q. aan hen geen strafbeschikking op te leggen), omdat de bewijspositie te mager was. In de visie van het Openbaar Ministerie geldt evenwel voor een aantal verdachten dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat zij zich hebben opgehouden bij de demonstratie bij [bedrijfsnaam 1] , bij welke demonstratie gebruik werd gemaakt van landbouwvoertuigen.
Gelet op de landelijke aandacht die voor het verbod bestond, is onaannemelijk dat verdachten “het niet wisten”, waarbij komt dat zij deel uitmaken van de boerengemeenschap waarin dit een hot topic was.
op de openbare weg. Alle verdachten hebben daaraan deelgenomen. Vervolgens zijn de verdachten aangehouden bij het loonbedrijf [bedrijfsnaam 2] . Voor zover verdachten niet zelf al hebben verklaard aanwezig te zijn geweest bij de demonstratie bij [bedrijfsnaam 1] , kan gelet op de diverse processen-verbaal van bevindingen worden vastgesteld dat alle verdachten daarvóór aanwezig waren bij de demonstratie bij [bedrijfsnaam 1] .
Standpunt van de verdediging
Zo zijn er verdachten die te laat zijn voorgeleid. Ook zijn er verdachten die in het geheel niet zijn voorgeleid. In sommige gevallen duurde het afhoren te lang. Dit alles had te maken met het grote aantal verdachten. Het nadeel voor verdachten is beperkt gebleven. Vastgesteld kan worden dat er sprake is geweest van vormverzuim, zonder daar verdere consequenties aan te verbinden.
8 juli 2020 bij de politie afgelegde verklaring op onderdelen niet juist is en dat hij die verklaring daarom als volgt wil wijzigen.
OORDEEL VAN DE KANTONRECHTER
bij [bedrijfsnaam 1]in Wijster.
de komst van eenheden van de Mobiele Eenheid en overige diensten heeft afgewacht. Dat de politie dit niet zo heeft mogen doen, is niet gebleken.
bij de bespreking van het eerste verweer van de verdediging, reeds heeft verwogen over de aanhouding op heterdaad.
De kantonrechter kan de verdediging volgen waar zij stelt dat dit slordig is.
De kantonrechter verbindt hier geen consequenties aan.
Anders gezegd: aan de constatering dat de corona-regels niet zijn nageleefd - hetgeen te maken had met het grote aantal verdachten waar de politie niet op was voorbereid en waar zij naar het oordeel van de kantonrechter ook bezwaarlijk op voorbereid kón zijn -, kan niet de gevolgtrekking worden verbonden dat niet in redelijkheid kon worden overgegaan tot de aanhouding, overbrenging en ophouding van verdachte en de medeverdachten.
De kantonrechter verwijst hiervoor allereerst naar het hiervoor reeds vermelde proces-verbaal van 26 augustus 2020 van verbalisant [verbalisant 2] . Voorts verwijst de kantonrechter naar de processen-verbaal (met bijlagen) van respectievelijk 22 augustus 2020 (verbalisant [verbalisant 1] ),
8 juli 2020 (verbalisant [verbalisant 1] ), 8 juli 2020 (verbalisant [verbalisant 3] ), 8 juli 2020 (verbalisant [verbalisant 4] ), 8 juli 2020 (verbalisant [verbalisant 5] ) en 8 juli 2020 (verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] ) (pagina’s 3 tot en met 19 van het dossier). Verder verwijst de kantonrechter in dit verband naar het proces-verbaal (met bijlage) van 8 juli 2020 (verbalisant [verbalisant 8] ) (pagina 254 e.v. van het dossier).
8 juli 2020 een bekennende verklaring afgelegd (zie het proces-verbaal van verhoor verdachte van 8 juli 2020, pagina 75 e.v. van het dossier). Weliswaar heeft verdachte ter terechtzitting deze verklaring op onderdelen gewijzigd, doch dit doet er niet aan af dat hij met een trekker bij de demonstratie aanwezig was.
een geldboete van € 390,00.
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op één jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
21 juni 2021.