ECLI:NL:RBNNE:2021:2335

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
8845628 AR VERZ 20-79
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • E.Th.M. Zwart-Sneek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van een arbeidsovereenkomst met verzoek om vergoedingen wegens overuren, aanzegvergoeding en vakantiedagen

In deze zaak heeft [A], verzoeker, een verzoek ingediend bij de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, om Zonmaat B.V., verwerende partij, te veroordelen tot betaling van verschillende vergoedingen. Het verzoek betreft onder andere een vergoeding wegens het niet nakomen van de aanzegverplichting, overuren, vakantiedagen en de wettelijke verhoging. De arbeidsovereenkomst van [A] eindigde op 1 september 2020, maar hij was op dat moment nog arbeidsongeschikt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Zonmaat niet heeft voldaan aan de schriftelijke aanzegverplichting, waardoor [A] recht heeft op een aanzegvergoeding van € 5.228,63. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat [A] recht heeft op een vergoeding van € 3.740,07 voor overuren, € 201,36 voor onterecht ingehouden bijtelling van de leaseauto en € 1.690,87 voor niet opgenomen vakantiedagen. De wettelijke verhoging is gematigd tot 20% en de wettelijke rente is toegewezen vanaf de datum van het verzoekschrift. De proceskosten zijn voor rekening van Zonmaat, die grotendeels ongelijk heeft gekregen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer.: 8845628 AR VERZ 20-79
beschikking van de kantonrechter d.d. 17 februari 2021
inzake
[A],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. E. Visser,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZONMAAT B.V.,
gevestigd te De Meern,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. J.S. Dallinga.
Partijen zullen hierna [woonplaats] en Zonmaat worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
[woonplaats] heeft een verzoek gedaan, ingekomen ter griffie op 30 oktober 2020, om Zonmaat te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens het niet nakomen van de aanzegverplichting, van een resterend deel van de transitievergoeding alsmede van diverse andere vergoedingen (overuren, vakantiedagen, onterechte bijtelling leaseauto) en de wettelijke verhoging daarover. Tevens heeft [woonplaats] verzocht tot betaling van de wettelijke rente en de proceskosten en de verstrekking van een loonspecificatie onder dwangsom. Zonmaat heeft een verweerschrift ingediend, ingekomen ter griffie op 22 december 2020.
1.2.
Op 11 januari 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [woonplaats] heeft zijn standpunt ter zitting nader toegelicht aan de hand van pleitnotities. Voorafgaand aan de zitting heeft [woonplaats] bij brief van 4 januari 2021 nog aanvullende producties 22 tot en met 26 gestuurd en Zonmaat bij brief van 5 januari 2021 nog een aanvullende productie 4.

2.De feiten

2.1.
[woonplaats] , geboren [geboortedatum] , is op 1 september 2019 in dienst getreden bij Zonmaat op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, met als einddatum 1 september 2020. [woonplaats] is in dienst getreden als Vestigingsmanager [plaats] , tegen een salaris van € 4.552,74 bruto per maand exclusief vakantiebijslag. [woonplaats] had de beschikking over een leaseauto.
2.2.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Metaal en Techniek, Technisch Installatiebedrijf van toepassing (hierna: de cao), die per 1 januari 2020 algemeen verbindend is verklaard. In artikel 42, is voor zover van belang, het volgende ten aanzien van de vergoeding van overuren bepaald:
"1. Wat in dit artikel staat geldt niet als vergoedingen voor overuren al in de beloning van de werknemer zijn opgenomen. In dat geval heeft de werkgever daarover een schriftelijke verklaring gegeven aan de werknemer.
2. De werkgever betaalt aan de werknemer de volgende vergoedingen:
a. (…)
- Voor de eerste twee overuren direct vóór of direct ná de werktijd op het dienstrooster krijgt de werknemer per uur 0,78% van zijn maandsalaris (…)
- Voor de overuren die komen ná de eerste twee overuren krijgt de werknemer per uur 0,89% van zijn maandsalaris (…)
5. a. De werknemer kiest op welke manier hij de vergoeding voor overuren en toeslagen daarop wil krijgen:
1. Hij krijgt geld voor de overuren en toeslagen
2. Hij koop pensioen voor de overuren en toeslagen
3. Hij krijgt betaalde vrije tijd voor de overuren en hij krijgt geld of koopt pensioen voor de toeslagen. Dit kan per kalenderjaar voor maximaal 10 dagen. Wil de werknemer meer overuren vergoed krijgen in betaalde vrije tijd? Dan kan dat alleen in overleg met de werkgever. In overleg met de werkgever kan de werknemer ook vrije tijd krijgen voor de toeslagen.
De werknemer laat zijn keuze steeds aan het begin van een kwartaal schriftelijk weten aan de werkgever.".
2.3.
[woonplaats] heeft in een WhatsApp bericht onder meer het volgende aan een (of meer) collega's geschreven:
"I would like to schedule a performance review
fits this Tuesday Jan. 21 at 6:00 am"
En in een ander bericht:
"Ik begreep dat je ziek was/bent!
Wil jij, zoals eerder ook al aangegeven, de ziekmelding via mij laten verlopen.
Vanaf zes uur ben ik dagelijks te bereiken. Graag bellen tussen 6.00 en 6.15 uur met mij (…)".
Op 10 oktober 2019 heeft [woonplaats] in een WhatsApp bericht om 5.37 uur 's ochtends gevraagd aan een collega om de poort voor hem open te doen.
Verder heeft de volgende WhatsApp conversatie plaatsgevonden:
Op 28 november 2019:
collega: "Hoii! Kan jij mij morgen ochtend ophalen alstublift?"
[woonplaats] : "Jazeker Hoe laat?"
collega: "Ik must ga naar Amstelveen dus 5:45?"
[woonplaats] : "Ok"
Op 29 november 2019 om 5.38 uur:
collega: "Hoii! Please let me know when you are close. Then I go out.".
en om 5.50 uur:
[woonplaats] : "I come 1 min".
Op 12 december 2019:
collega: "Can you pick me up tomorrow morning?"
[woonplaats] : "Oké 6.00".
Op 18 december 2019:
collega: "Kan jij mij morgen oppikken kerel"
[woonplaats] : "Jazeker 5.45 uur sta ik voor de deur"
En op 19 december 2019 om 5.45 uur
[woonplaats] : "Joooo".
Op 27 januari 2020:
collega: "Kan jij mij morgen op pikken"
[woonplaats] : "Yep rond 6.15 uur"
En op 28 januari 2020 om 6.26 uur:
[woonplaats] : "Sta er".
2.4.
Zonmaat heeft een document in het geding gebracht waarop de volgende gegevens staan vermeld:
"Naam Datum Dag Starttijd Eindtijd Pauze Gewerkt
[A] 2020-01-02 Do 07:00:00 15:30:00 30 8
[A] 2020-01-03 Vrij 07:00:00 15:30:00 30 8
(…)
[A] 2020-03-13 Vrij 07:00:00 15:30:00 30 8"
Behalve de dag en datum, die loopt van vrijdag 2 januari 2020 tot en met vrijdag 13 maart 2020, bevat iedere regel steeds dezelfde gegevens.
2.5.
Op 12 maart 2020 heeft [woonplaats] zich ziek gemeld. In het rapport van de bedrijfsarts van 13 maart 2020 staat in dit verband het volgende, voor zover van belang, vermeld:
"Betrokkene ervaart al langer beperkingen ten aanzien van tillen en dragen, duwen en trekken, frequent reiken en boven schouderhoogte werken. Voor het werken met toetsenbord en muis geldt dat hij regelmatig korte pauzes dient te nemen. Daarnaast bestaan energetische beperkingen en tijdelijke beperkingen ten aanzien van auto rijden.
(…)
Naast bovengenoemde medische beperkingen is sprake van een verstoorde arbeidsverhouding met de werkgever na een gesprek over de voorwaarden waaronder het dienstverband met wederzijds goedvinden kan worden beëindigd. Afstemming met de werkgever heeft plaatsgevonden. Inzet van mediation wordt vooralsnog niet zinvol geacht. (…)".
2.6.
Op 13 maart 2020 heeft Zonmaat het volgende e-mail bericht naar de collega's van [woonplaats] gestuurd:
"Beste collega,
Met deze brief breng ik jullie op de hoogte van een besluit dat ik donderdagmiddag 12 maart jl. heb moeten nemen.
- Per donderdag 12 maart 2020 is de samenwerking tussen Zonmaat en [A] , vestigingsmanager [plaats] beëindigd.
- [B] neemt per direct zijn werkzaamheden over.
- Maandagochtend 16 maart a.s. om 7.00 uur, vindt een bijeenkomst plaats om de medewerkers van vestiging [plaats] hierover een toelichting te geven.
Dit moeilijke besluit heb ik genomen doordat ik de laatste maanden steeds meer signalen ontving over een stroeve communicatie tussen medewerkers en [A] . Waar de vestigingsmanagers juist een centrale rol moet invullen was dit naar mijn idee steeds minder van toepassing. Dit lag niet aan de inzet van [A] maar eerder aan het ontbreken van een stukje chemie en onderlinge waardering.
(…)".
2.7.
Zonmaat heeft [woonplaats] een vaststellingsovereenkomst aangeboden om de arbeidsovereenkomst tussen partijen met wederzijds goedvinden te beëindigen. Bij e-mail van 16 maart 2020 heeft (de gemachtigde van) [woonplaats] Zonmaat laten weten niet akkoord te kunnen gaan met een beëindigingsregeling omdat zijn medewerking aan beëindiging vanwege zijn arbeidsongeschiktheid door UWV als een benadelingshandeling zal worden gezien.
2.8.
In de daaropvolgende periode heeft [woonplaats] geen werkzaamheden verricht. [woonplaats] heeft in april 2020 aan Zonmaat verzocht om de leaseovereenkomst per 1 mei 2020 te beëindigen. Naar aanleiding van dit verzoek, dat [woonplaats] onder meer bij e-mail van 12 mei 2020 heeft herhaald, heeft Zonmaat op 19 mei 2020 het volgende aan [woonplaats] meegedeeld:
"Inmiddels heb ik kunnen overleggen met de directie en het lease contract kunnen inzien.
Je kan de lease auto inleveren en vanaf het moment van inleveren zullen wij het contract stop zetten.
Graag een afspraak met [B] inplannen om de auto in te leveren, ik zal hem hiervan op de hoogte stellen.
Mochten er nog vragen zijn dan hoor ik het graag.".
Op 19 mei 2020 heeft [woonplaats] via zijn vrouw en dochter de lease auto teruggebracht naar Zonmaat en een bevestigingsmail met foto's naar Zonmaat gestuurd met de volgende inhoud:
"(…) De auto staat op het parkeerterrein waar het personeel van Zonmaat behoort te parkeren, bij de buren. De sleutels zijn in de brievenbus gelegd, zie foto's."
De eigen bijtelling voor de lease auto is tot en met mei 2020 op het loon van [woonplaats] ingehouden.
2.9.
Op 1 september 2020 is de arbeidsovereenkomst van rechtswege geëindigd. [woonplaats] was op dat moment nog arbeidsongeschikt. De arbeidsovereenkomst is nadien niet voortgezet.
2.10.
Bij brief van 1 september 2020 heeft de toenmalige gemachtigde van [woonplaats] Zonmaat verzocht om over te gaan tot betaling van diverse vergoedingen, te weten de aanzegvergoeding, de transitievergoeding, ingehouden lease bijtelling en vakantie- en overuren. Nadat partijen met elkaar gecorrespondeerd hebben over de verzochte vergoedingen, heeft [woonplaats] op 25 september 2020 twee betalingen met twee loonspecificaties ontvangen van Zonmaat, waarvan één zag op de door [woonplaats] verzochte transitievergoeding en de ander op openstaande doch niet genoten verlofdagen. Ondanks verzoeken daartoe (op 2 en 8 oktober 2020) van [woonplaats] aan Zonmaat heeft [woonplaats] geen specificatie van de betaling ter zake van de verlofdagen ontvangen en is Zonmaat niet overgegaan tot betaling van de overige door [woonplaats] verzochte vergoedingen.

3.Het geschil

3.1.
[woonplaats] verzoekt Zonmaat bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van € 3.740,07 bruto wegens overuren te vermeerderen met de wettelijke verhoging. Daarnaast verzoekt [woonplaats] Zonmaat te veroordelen tot betaling van een vergoeding van € 5.228,63 bruto wegens het niet nakomen van de aanzegverplichting als bedoeld in artikel 7:668 lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voorts verzoekt [woonplaats] veroordeling van Zonmaat tot betaling van het resterende deel van de transitievergoeding van € 103,89 bruto, van de onterecht ingehouden bijtelling van de leaseauto van € 201,36 bruto en van het resterende deel van opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen van € 1.690,87 bruto, de beide laatstgenoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke verhoging en - naar de kantonrechter begrijpt - alle verzochte bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid. Tot slot verzoekt [woonplaats] om Zonmaat te veroordelen tot het verstrekken van een correcte loonspecificatie over de toegekende vergoedingen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom, en omZonmaat te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Zonmaat heeft verweer gevoerd, strekkend tot afwijzing van alle verzoeken van [woonplaats] , met veroordeling van [woonplaats] in de proceskosten.
3.3.
Op de standpunten van partijen zal hierna, bij de beoordeling, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen heeft een arbeidsovereenkomst bestaan. Partijen twisten over de afwikkeling daarvan. De kantonrechter zal de verschillende onderdelen van het verzoek van [woonplaats] hieronder per onderdeel beoordelen.
Overuren
4.2.
[woonplaats] maakt aanspraak op een vergoeding ter zake van overuren. Gelet op het tijdstip van algemeen verbindend verklaring van de cao (1 januari 2020) en gelet op de in de cao bepaalde overwerktoeslagen, heeft [woonplaats] zijn vordering van in totaal € 3.740,07 bruto als volgt gespecificeerd:
- overwerkuren vóór 1 januari 2020: 17,5 x € 27,10 (uurloon) = € 474,25;
- overwerkuren na 1 januari 2020 (eerste twee uren): 72 x € 35,51 (0,78% van maandsalaris) = € 2.556,72;
- overwerkuren na 1 januari 2020 (uren na eerste twee uren): 17,5 uren x € 40,52 (0,89% van maandsalaris) = € 709,10.
De uren hadden volgens [woonplaats] in ieder geval in de maand nadat ze waren gemaakt, moeten worden uitbetaald. Nu dit niet is gedaan is Zonmaat volgens [woonplaats] de volledige wettelijke verhoging over de inmiddels opeisbare bedragen verschuldigd. [woonplaats] heeft ter onderbouwing van zijn vordering door hemzelf bijgehouden overzichten van dagelijks gewerkte uren in het geding gebracht en, in reactie op het verweer van Zonmaat, WhatsApp correspondentie over de periode november 2019 tot en met februari 2020 overgelegd tussen hem en diverse collega's (zie r.o. 2.3.).
4.3.
Zonmaat stelt zich op het standpunt dat [woonplaats] ten onrechte aanspraak maakt op overuren en heeft daartoe - samengevat - het volgende aangevoerd. [woonplaats] heeft, zo volgt uit het urenregistratiesysteem van Zonmaat, nooit enig overuur gewerkt. De uren die [woonplaats] voor zichzelf op een lijstje heeft genoteerd worden betwist. Bovendien hebben partijen geen afspraak gemaakt dat [woonplaats] , die ook nooit de opdracht heeft gekregen om meer dan 40 uur per week te werken, een extra vergoeding voor overwerk zou krijgen. [woonplaats] heeft ook nooit kenbaar gemaakt aan Zonmaat dat hij had overgewerkt en daarvoor een vergoeding wenste te ontvangen, wat hij ingevolge artikel 42 lid 5 van de cao wel had moeten doen. Nu Zonmaat niet wist en - omdat er geen overwerk in het urenregistratiesysteem is ingevoerd - ook niet kon weten dat [woonplaats] aanspraak maakt op een overwerkvergoeding, is zij volgens haar ook geen wettelijke verhoging verschuldigd. Ter onderbouwing van haar verweer heeft Zonmaat het urenregistratiesysteem van [woonplaats] in het geding gebracht (zie r.o. 2.4.).
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [woonplaats] voldoende onderbouwd heeft gesteld dat hij recht heeft op betaling van de door hem verzochte overwerkvergoeding. Daartoe wordt het volgende in aanmerking genomen. Uit de door [woonplaats] overgelegde WhatsApp berichten kan genoegzaam worden afgeleid dat hij regelmatig, zo niet stelselmatig, in plaats van op het gebruikelijke aanvangstijdstip van 7 uur, om of omstreeks 6 uur 's ochtends begon met zijn werkdag, zodat niet onwaarschijnlijk wordt geacht dat [woonplaats] meer dan 8 uur op een dag werkte. Voorts is Zonmaat als werkgever verplicht om een deugdelijk urenregistratiesysteem bij te houden. Nog daargelaten dat het overzicht dat Zonmaat in dit verband in het geding heeft gebracht, slechts ziet op de periode van 2 januari 2020 tot en met de datum ziekmelding van 13 maart 2020, laat dit overzicht naar het oordeel van de kantonrechter een vast format zien, waaruit niet kan worden afgeleid dat het om een feitelijke weergave van gewerkte uren gaat. Immers, iedere dag ziet er exact hetzelfde uit qua start- en eindtijd. In ieder geval komt de overgelegde registratie niet overeen met de werktijden die uit de WhatsAppberichten blijken. Dat een deugdelijke urenregistratie ontbreekt dient voor rekening en risico van Zonmaat als werkgever te komen. Het enkele verweer van Zonmaat dat [woonplaats] zelf het registratiesysteem bij had moeten houden kan haar zonder nadere onderbouwing, nu deze ontbreekt, niet baten. Of [woonplaats] al dan niet geblokkeerd was voor het invoeren van zijn eigen werktijden, waar partijen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling over van mening verschilden (volgens Zonmaat heeft [woonplaats] het urenregistratiesysteem zelf ingevuld en volgens [woonplaats] had hij geen toegang tot het systeem), wordt in dit verband niet doorslaggevend geacht. Voorts is niet gesteld of gebleken dat [woonplaats] toestemming van zijn werkgever moest krijgen, althans met haar moest overleggen om over te mogen werken, zodat dit verweer faalt. Ook het verweer van Zonmaat dat kantoorpersoneel sowieso geen aanspraak kan maken op een overwerkvergoeding omdat dat haar beleid zou zijn, kan haar niet baten. Niet gesteld of gebleken is immers dat partijen een dergelijke, van de cao afwijkende, afspraak hebben gemaakt. Zo is het huisreglement waar Zonmaat zich ter onderbouwing van haar verweer ter zitting op heeft beroepen niet in het geding gebracht. Voorts voldoet een dergelijk reglement naar het oordeel van de kantonrechter sowieso niet aan de schriftelijke verklaring die de cao in dat geval voorschrijft, temeer nu in de arbeidsovereenkomst nergens wordt gerefereerd aan een afwijkende afspraak aangaande de overwerkvergoeding. Dat in de cao voorts staat vermeld dat de werknemer zijn keuze voor de wijze waarop hij een vergoeding voor overwerk krijgt steeds schriftelijk aan het begin van een kwartaal kenbaar moet maken aan de werkgever, maakt evenmin dat [woonplaats] geen recht (meer) op een overwerkvergoeding zou hebben. Immers, niet gesteld of gebleken is dat er consequenties worden verbonden aan het niet vooraf schriftelijk melden hiervan. Al met al is de kantonrechter van oordeel dat [woonplaats] zijn stellingen voldoende heeft onderbouwd met het door hemzelf bijgehouden overzicht van overuren en de WhatsApp berichten en dat de daar door [woonplaats] tegenoverstelde betwisting in de vorm van een standaardpatroon in het urenregistratiesysteem, onvoldoende is. Nu Zonmaat de omvang van de bedragen die volgens [woonplaats] aan de overuren moeten worden gekoppeld als zodanig niet heeft betwist, zal de kantonrechter de vordering van [woonplaats] op dit punt dan ook toewijzen.
Aanzegvergoeding
4.5.
Op grond van artikel 7:668 lid 1 BW dient de werkgever de werknemer schriftelijk te informeren uiterlijk een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst en bij voortzetting, over de voorwaarden daarvan. Ingevolge lid 3 van artikel 7:668 BW is de werkgever die de in lid 1 genoemde verplichting in het geheel niet is nagekomen een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het loon voor één maand. De eis van schriftelijkheid is van dwingend recht en dient als waarborg om discussies achteraf - zoals hier het geval is - over al dan niet gedane mondelinge toezeggingen of mededelingen dan wel gemaakte afspraken, te voorkomen.
4.6.
Zonmaat heeft zich verweerd door aan te voeren dat zij aan de schriftelijke aanzegverplichting heeft voldaan, onder andere door het versturen van een brief op 28 juli 2020 met de formele mededeling dat het dienstverband zou eindigen per 1 september 2020. [woonplaats] heeft de ontvangst van voormelde brief gemotiveerd betwist. Onder deze omstandigheden rust de bewijslast van de (tijdige) verzending en ontvangst van de aanzeggingsbrief op Zonmaat. Zonmaat is hierin, naar het oordeel van de kantonrechter, niet geslaagd. Daartoe wordt van belang geacht dat Zonmaat haar verweer dat de desbetreffende brief aangetekend is verzonden niet heeft onderbouwd met een verzendbewijs, terwijl dit wel op haar weg had gelegen en Zonmaat hier ook voldoende gelegenheid voor heeft gehad in de onderhavige procedure. Nu Zonmaat onvoldoende aan haar stelplicht dat tijdig is aangezegd heeft voldaan, wordt aan haar bewijsaanbod op dit punt niet toegekomen. Zonmaat heeft daarnaast aangevoerd dat de brief ook per e-mail van 29 juli 2020 aan [woonplaats] is gezonden en heeft de betreffende e-mail, gericht aan het adres [e-mailadres] in het geding gebracht. [woonplaats] heeft voldoende gemotiveerd betwist dat hij kennis heeft kunnen nemen van deze, aan zijn werkadres verzonden, e-mail. Vast staat immers dat [woonplaats] sinds maart 2020 niet meer op kantoor is geweest en hij heeft onweersproken gesteld, en met stukken onderbouwd, dat belangrijke e-mails altijd door Zonmaat naar zijn privé e-mailadres werden verstuurd. Al met al is niet komen vast te staan dat Zonmaat de schriftelijke aanzegverplichting is nagekomen.
4.7.
Zonmaat heeft subsidiair nog als verweer aangevoerd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat zij de aanzegvergoeding zou moeten betalen. Daartoe stelt zij het volgende. [woonplaats] wist in elk geval al vanaf 12 maart 2020, toen partijen met elkaar gesproken hebben en [woonplaats] een vaststellingsovereenkomst is aangeboden, dat Zonmaat het dienstverband wilde beëindigen. Voor zover dat toen nog niet duidelijk was, wist [woonplaats] in ieder geval vanaf 19 mei 2020, toen hij op eigen instigatie zijn leaseauto inleverde, dat de arbeidsovereenkomst zou eindigen. Daarnaast is in het rapport van de bedrijfsarts van 26 augustus 2020 melding gemaakt van het einde dienstverband, aldus Zonmaat.
4.8.
De kantonrechter verwerpt dit verweer. Voor enige soepelheid met betrekking tot het wettelijk schriftelijkheidsvereiste, nu [woonplaats] volgens Zonmaat wist waar hij aan toe was - wat [woonplaats] betwist - biedt het wetsartikel in casu geen ruimte. Daarbij is van belang dat ten aanzien van de schriftelijkheid van de aanzegverplichting uit de wetsgeschiedenis (zie de MvA Kamerstukken I 2013/14, 33818, C (https://zoek.officielebekendmakingen.nl /kst-33818C.html), p. 79) onder meer blijkt dat de wetgever de eis van de schriftelijke aanzegging juist heeft gesteld ter bescherming van de werknemer. Gelet op de strekking van de wetsbepaling inzake de schriftelijke aanzegverplichting en de waarborgfunctie ervan, acht de kantonrechter de door Zonmaat genoemde feiten en omstandigheden van onvoldoende gewicht om een beroep op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid te laten slagen. De verwijzing door Zonmaat ter zitting naar een uitspraak van het Hof Amsterdam van 27 oktober 2020 (ECLI:NL:GHAMS:2020:2887) maakt dit oordeel niet anders. Weliswaar wordt hierin de mogelijkheid om op grond van de redelijkheid en billijkheid af te zien van het schriftelijkheidsvereiste open gehouden, maar in het onderhavige geval leidt toepassing van artikel 7:668 lid 3 BW naar het oordeel van de kantonrechter niet tot een onaanvaardbare uitkomst. Op grond van het vorenstaande kan derhalve geen betekenis worden toegekend aan de omstandigheid dat [woonplaats] (mogelijk) wist dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. Zonmaat is aan [woonplaats] de vergoeding van één maandsalaris als bedoeld in artikel 7:668 lid 3 BW verschuldigd, zodat het bedrag van € 5.228,63 bruto toegewezen zal worden, welk bedrag Zonmaat cijfermatig niet heeft weersproken.
Transitievergoeding
4.9.
[woonplaats] heeft een aanvulling op de transitievergoeding verzocht ad € 103,89 bruto, omdat de overwerkuren in de berekening van de eerder door Zonmaat uitgekeerde transitievergoeding niet waren meegenomen. Nu hiervoor is geoordeeld dat [woonplaats] terecht aanspraak heeft gemaakt op vergoeding van de overwerkuren, overwerkvergoedingen volgens de Regeling looncomponenten en arbeidsduur zijn aangewezen als vaste looncomponent in de zin van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding en Zonmaat voor het overige de verschuldigdheid van de aanvulling op de transitievergoeding niet heeft betwist, zal deze worden toegewezen.
Bijtelling leaseauto
4.10.
[woonplaats] heeft gesteld dat partijen hadden afgesproken dat de leaseregeling zou stoppen direct na het inleveren van de leaseauto, wat bevestigd is in de e-mail van Zonmaat van 19 mei 2020 (zie r.o. 2.8). Nu [woonplaats] de leaseauto 19 mei 2020 heeft ingeleverd en Zonmaat desalniettemin over de gehele maand mei 2020 de bijtelling heeft ingehouden en niet (tijdig) heeft nabetaald, maakt [woonplaats] aanspraak op een vergoeding van € 16,78 maal 12 (dagen) = € 201,36 bruto en de wettelijke verhoging daarover.
4.11.
Zonmaat betwist dat zij nog enig bedrag aan [woonplaats] is verschuldigd, omdat partijen hadden afgesproken dat voor het inleveren van de auto een afspraak moest worden ingepland, hetgeen niet is gebeurd. Nu [woonplaats] niet volgens afspraak de auto in overleg met Zonmaat op een vooraf overeengekomen tijdstip heeft ingeleverd, maar de auto zomaar op een willekeurig moment op het parkeerterrein van Zonmaat heeft achtergelaten, is de leaseregeling op dat moment niet geëindigd.
4.12.
Mede gelet op de inhoud van de in het geding gebrachte e-mails van 19 mei 2020 (r.o. 2.8) acht de kantonrechter onvoldoende gemotiveerd betwist door Zonmaat dat de leaseregeling is gestopt op het moment dat [woonplaats] de auto heeft ingeleverd. Dat het enkel vooraf maken van een afspraak bepalend zou zijn voor het al dan niet beëindigen van de leaseovereenkomst valt niet af te leiden uit het betreffende e-mailbericht van Zonmaat aan [woonplaats] . Ook voor het overige ligt het naar het oordeel van de kantonrechter niet voor de hand dat een dergelijke voorwaarde, die louter ziet op het logistieke proces, beslissend is voor het al dan niet eindigen van de leaseovereenkomst. Daarbij wordt tevens in aanmerking genomen dat kan worden afgeleid uit het e-mail bericht met foto's van [woonplaats] aan Zonmaat, waarin [woonplaats] aangeeft dát, waar en wanneer de auto met sleutels is ingeleverd, dat Zonmaat op de hoogte was van het moment en de plaats van inleveren, hetgeen zij ook niet heeft weersproken. Nu Zonmaat de omvang van het alsdan verschuldigde bedrag niet heeft betwist, zal de vordering van [woonplaats] op dit punt dan ook worden toegewezen. Het enkele verweer van Zonmaat dat de salarissen voor de maand mei 2020 al waren verwerkt zodat ook de bijtelling bij het salaris van [woonplaats] al was verwerkt, maakt dit oordeel niet anders. Immers, een dergelijke administratieve verwerking, die inmiddels allang door Zonmaat gecorrigeerd had kunnen zijn, is geen reden voor het al dan niet verschuldigd zijn van de bijtelling over mei 2020.
Vakantiedagen
4.13.
Partijen zijn het erover eens dat de opgebouwde en niet genoten vakantieuren over 2020 door Zonmaat zijn betaald. Nog in geschil zijn de opgebouwde en niet genoten vakantieuren over 2019. Volgens [woonplaats] staan er (8,33 waarvan hij er 2 heeft opgenomen=) 6,33 dagen open die Zonmaat nog aan hem dient uit te betalen. Zonmaat stelt zich op het standpunt dat de desbetreffende dagen inmiddels zijn vervallen, zodat zij niets meer verschuldigd is aan [woonplaats] . Als volgt wordt overwogen.
4.14.
[woonplaats] heeft gesteld dat 1,67 van de nog openstaande dagen (namelijk 1/5e deel van 8,33) bovenwettelijke vakantiedagen zijn, hetgeen Zonmaat niet heeft weersproken, zodat de kantonrechter hiervan uit zal gaan. Voor bovenwettelijke vakantiedagen geldt, zoals ook in de arbeidsovereenkomst staat vermeld, een vervaltermijn van vijf jaar. Daarmee staat vast dat deze 1,67 vakantiedagen (13,36 uur) niet zijn vervallen, zodat Zonmaat deze zal moeten uitbetalen aan [woonplaats] .
4.15.
Ten aanzien van de resterende (wettelijke) vakantieuren geldt ingevolge artikel 7:640a BW dat deze zes maanden na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven (2019) vervallen, tenzij de werknemer tot aan dat tijdstip redelijkerwijs niet in staat is geweest vakantie op te nemen. [woonplaats] heeft in dat verband gesteld dat hij vanwege zijn arbeidsongeschiktheid niet in staat was om vakantie op te nemen en dat hij bovendien niet is geïnformeerd door Zonmaat dat zijn vakantiedagen zouden vervallen, zodat ook daarom de vakantiedagen niet zijn vervallen. De kantonrechter overweegt dat slechts in bijzondere omstandigheden de korte vervaltermijn van de wettelijke vakantiedagen niet van toepassing is. Hiervan kan sprake zijn als een langdurig zieke werknemer die geen re-integratieverplichtingen zijn opgelegd, niet is staat is om minimum vakantie op te nemen. [woonplaats] is blijkens de rapporten van de bedrijfsarts, sinds 12 maart 2020 ziek en niet gesteld of gebleken is dat hij in de periode vanaf 12 maart 2020 heeft kunnen re-integreren. Dit betekent dat [woonplaats] vanaf 12 maart 2020 geen vakantiedagen meer op heeft kunnen nemen. Voor zover hij wel in staat moet worden geacht om minimum vakantieuren op te nemen in de periode daarvoor leidt dit echter op grond van de zogenaamde Max Planck toets in casu niet tot het verval van die uren. Immers, niet gesteld of gebleken is dat Zonmaat [woonplaats] heeft gewaarschuwd dat zijn vakantieuren gingen vervallen. Deze verplichting van de werkgever volgt uit de uitspraken van het Hof van Justitie EU van 6 november 2018 (ECLI: EU:C:2018:872; Kreuziger en ECLI: EU:C:2018:874; Max-Planck-Gesellschaft) waarin is bepaald dat de werkgever de werknemer op nauwkeurige wijze en tijdig moet informeren over zijn vakantierechten, zodat deze daar nog gebruik van kan maken, bij gebreke waarvan het recht op vakantie en/of een financiële vergoeding voor niet-opgenomen dagen niet komt te vervallen. Het voorgaande betekent dat de korte vervaltermijn van zes maanden van artikel 7:640a BW voor de wettelijke vakantiedagen hier niet van toepassing is. Het enkele verweer van Zonmaat dat de vakantiedagen automatisch na zes maanden vervallen omdat het systeem dit zo aangeeft faalt. Immers, gelet op het voorgaande kunnen vakantiedagen niet zonder meer automatisch vervallen, alleen maar omdat een systeem dit aangeeft. De vordering van [woonplaats] ter zake de openstaande vakantieuren ad € 1.690,87 bruto zal - nu Zonmaat de hoogte van het bedrag als zodanig niet heeft betwist - dan ook worden toegewezen.
Wettelijke verhoging
4.16.
[woonplaats] heeft de wettelijke verhoging verzocht over de uit te betalen overuren, de onterecht ingehouden bijtelling van de leaseauto en de openstaande vakantiedagen. De kantonrechter overweegt dat de wettelijke verhoging is bedoeld als prikkel voor de werkgever om het loon tijdig te betalen en dat [woonplaats] pas in een laat stadium, aan Zonmaat kenbaar heeft gemaakt dat hij betaling wenste van de diverse bedragen. Zo heeft [woonplaats] betaling van de door hem in de periode vóór 13 maart 2020 gemaakte overuren kennelijk pas in september 2020 schriftelijk onder de aandacht van Zonmaat gebracht. De kantonrechter ziet in deze omstandigheden aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot 20%.
Wettelijke rente
4.17.
De verzochte wettelijke rente zal als onvoldoende weersproken worden toegewezen als hierna in het dictum te melden. Het verweer van Zonmaat dat niet duidelijk zou zijn over welke bedragen [woonplaats] de wettelijke rente verzoekt, wordt niet gehonoreerd. De kantonrechter acht voldoende duidelijk ten aanzien van welke posten wettelijke rente wordt verzocht en daarenboven valt niet in te zien dát en waarom [woonplaats] wettelijke rente over slechts een deel van zijn vorderingen zou verzoeken. Nu [woonplaats] de wettelijke rente heeft verzocht vanaf de datum opeisbaarheid daarvan zonder deze data nader te duiden, zal de rente worden toegewezen vanaf de datum van het verzoekschrift.
Specificatie
4.18.
De verzochte loonspecificatie over de vergoedingen zal eveneens worden toegewezen. De kantonrechter ziet evenwel onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de bereidheid van Zonmaat om, na ontvangst van deze beschikking, de desbetreffende specificatie te verstrekken en zal dan ook op dit moment geen dwangsommen aan deze veroordeling verbinden.
Proceskosten
4.19.
De proceskosten komen voor rekening van Zonmaat, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van [woonplaats] worden tot op heden vastgesteld op:
griffierecht € 499,00
salaris gemachtigde
€ 747,00
Totaal: € 1.246,00.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Zonmaat tot betaling aan [woonplaats] van (€ 5.228,63 + € 103,89=) 5.332,52 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum van het verzoekschrift tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt Zonmaat tot betaling aan [woonplaats] van (€ 3.740,07 + € 201,36 + € 1.690,87=) € 5.632,30 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 20%, zijnde € 1.126,46 bruto en beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van het verzoekschrift tot aan de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt Zonmaat om binnen zeven dagen na betekening van deze beschikking een correcte loonspecificatie over de vergoedingen waartoe Zonmaat in deze beschikking is veroordeeld aan [woonplaats] te verstrekken;
5.4.
veroordeelt Zonmaat in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [woonplaats] vastgesteld op € 1.246,00;
5.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het anders of meer verzochte.
Aldus gegeven te Leeuwarden en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2021 door
mr. E.Th.M. Zwart-Sneek, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
c: 426.