[gedaagde] legt aan deze vordering, samengevat weergegeven, het volgende ten
grondslag. Indien het beroep op vernietiging van de overeenkomst slaagt, dan heeft [gedaagde]
werkzaamheden voor CBI, ESC en HF verricht, die zij alsnog aan deze partijen in rekening
kan brengen. In dat geval heeft [gedaagde] er recht en belang bij dat zij deze partijen in
vrijwaring kan oproepen, om haar rechten jegens hen geldend te kunnen maken. De grondslag
van haar vorderingen op deze drie partijen is de overeenkomst tussen [gedaagde] en deze
partijen, althans ongerechtvaardigde verrijking omdat [gedaagde] allerhande administratieve
werkzaamheden voor hen heeft uitgevoerd. Daarnaast heeft [gedaagde] een vordering op
[naam oprichter 2] , uit hoofde van onrechtmatige daad. [gedaagde] is louter door toedoen van [naam oprichter 2]
in deze procedure terechtgekomen. [naam oprichter 2] heeft onrechtmatig jegens [gedaagde]
gehandeld door haar werkzaamheden te laten verrichten en factureren op naam van CB,
terwijl hij wist dat dit tot benadeling van schuldeisers kon leiden. [gedaagde] heeft hierdoor
schade geleden, nu zij de van CB ontvangen gelden dreigt te moeten terugbetalen en kosten
moet maken voor het voeren van verweer in deze procedure. De rechtsverhouding tussen
[gedaagde] enerzijds en CBI, ESC, HF en [naam oprichter 2] anderzijds brengt mee dat zij allen
[gedaagde] dienen te vrijwaren voor verlies van de hoofdzaak.