Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[gedaagde] B.V.,
1.De procesgang
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
evidente ongegrondheidervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan pas sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 15 september 2017 (ECLI:NL:HR:2017:2360) geoordeeld dat hetgeen geldt ten aanzien van het onrechtmatig of met misbruik van procesrecht handelen van de eiser die een vordering instelt, overeenkomstig geldt ten aanzien van een verweerder die zich in een geding tegen de vorderingen of verzoeken van de eiser of verzoeker verdedigt. Het gevoerde verweer kan daarom pas misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen opleveren, als het verweer, gelet op de
evidente ongegrondheid daarvan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure of het voeren van verweer past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM.
evidente ongegrondheid daarvan, in verband met de betrokken belangen van [eiseres] achterwege had behoren te blijven. Uit de woorden
‘evidente ongegrondheid’vloeit voort dat met een grote mate van zekerheid moet komen vast te staan dat [gedaagde] verweer heeft gevoerd dat gebaseerd is op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen. Deze grote mate van zekerheid staat naar het oordeel van de kantonrechter echter niet vast. Naar het oordeel van de kantonrechter kan [eiseres] daarom geen aanspraak maken op vergoeding van de werkelijke advocaatkosten (proceskosten).